In deze ongeziene periode van langdurige lockdown als gevolg van de wereldwijde verspreiding van het coronavirus worden effecten in alle geledingen van de maatschappij waargenomen. Gegeven de natuur, omvang en snelheid van de sanitaire crisis blijven ook de energiemarkten niet gespaard en wordt het energielandschap danig door elkaar geschud. Een aantal zwakke plekken in het huidige systeem worden hierdoor blootgelegd.
In dit beknopt artikel wordt de focus op de Belgische elektriciteitssector gelegd waarbij vraag- en aanbodeffecten worden onderzocht. De coronacrisis veroorzaakt vooreerst een (dubbel) vraageffect: door de lockdown werden tal van ondernemingen, onderwijsinstellingen en zelfs volledige sectoren (partieel) gesloten, terwijl de gezinnen net de dalende elektriciteitsconsumptiedans lijken te ontspringen. De analyse van de krimp in het globale elektriciteitsverbruik blijkt een goeie graadmeter voor de terugval in economische activiteit, terwijl de verhoogde consumptie van de gezinnen een inzicht geeft in nieuwe gewoonten en gedrag dat door de crisis wordt uitgelokt, zoals langer slapen, verhoogd gebruik van gameconsoles en (vaat)wasmachines gedurende werkdagen, enz. Deze twee tegengestelde effecten heffen elkaar allerminst op en het momentaan verbruik van elektriciteit (de last) duikt tijdens de crisis tot 20% onder het zesjarig gemiddelde (2014-2019).
Dit dubbel vraageffect heeft een impact op het elektriciteitsaanbod, en dit niet enkel op het niveau, maar ook op de samenstelling. Allereerst is er de productie door de nucleaire reactoren die tijdens de crisis instonden voor ongeveer 50% van de binnenlandse elektriciteitsopwekking. Om een verhoogd risico op onderhoud en hierdoor een verhoogde kans op besmetting door het aantrekken van extra onderhoudspersoneel op de nucleaire site te beperken gecombineerd met enkele technische contraintes[1] werd door de uitbater van de nucleaire eenheden beslist over te gaan tot een ‘no touch’-beleid: de nucleaire productie bleef gedurende de onderzochte periode onaangeroerd. Standaard betekent dat dat 4 GW door de beschikbare nucleaire reactoren werd geleverd. Daarnaast bleken de weersomstandigheden in maart en april 2020 bijzonder gunstig voor de productie van hernieuwbare elektriciteit. Zon en wind namen hierdoor een aanzienlijk deel van de binnenlandse productie voor hun rekening. De productie door deze bronnen, vergeleken met dezelfde periode een jaar eerder (2019), blijkt met 10 procentpunten te zijn gestegen. Aardgas lijkt het gelag te betalen: een sterke duik (met ongeveer 30%) van de productie door de Belgische gascentrales werd genoteerd.
Door de lage vraag gecombineerd met de vaste hoeveelheid nucleair, de hoge productie door zon en wind en enkele must-runcentrales was het aanbod aan elektriciteit tijdens een aantal periodes in de crisis hoger dan de vraag naar elektriciteit, wat bij momenten resulteerde in (fors) negatieve prijzen op de Belgische day-ahead markt (DAM). Deze negatieve prijzen zijn niet hoogst uitzonderlijk: de DAM kreeg hier al eerder mee af te rekenen. Wat wel uitzonderlijk is, is dat tijdens de lockdown negatieve prijzen werden waargenomen op werkdagen, voor meer dan 1 of enkele uren en tot niveaus van -90 €/MWh waardoor ook de gemiddelde day-ahead prijs negatief noteerde. Het feit dat het systeem te weinig flexibel kon reageren, droeg uiteraard niet bij aan het vermijden van dergelijk prijsfenomeen. Flexibiliteit kan voorzien worden op vijf manieren: opslag (zoals batterijen), vraagsturing (wat erg moeilijk is tijdens een economische lockdown), flexibele productie-eenheden (zoals gascentrales), interconnecties en productiebeperking (of curtailment).
Uit recent onderzoek aan de Erasmusuniversiteit van Rotterdam blijkt dat het optreden van extreme prijzen vaker voorkomt in systemen met hogere aandelen van variabele hernieuwbare energie. Daarenboven blijkt dat hoe hoger dat aandeel, hoe extremer de negatieve prijspieken lijken te worden.
In februari 2020 heeft België, in het kader van de governance van de Energie-Unie, haar langetermijnstrategie overgemaakt aan de Europese Commissie. Daarin wordt (o.a.) vermeld hoe ze de Belgische elektriciteitssector tegen 2050 koolstofneutraal wil maken. Een verdere uitbouw en integratie van variabele hernieuwbare energie is daarin de rode draad. Om dit in goeie banen te leiden, dienen we de lessen die deze gezondheidscrisis ons leert ter harte te nemen en werk te maken, tijdens de economische relance, van investeringen in de benodigde flexibele middelen om het huidige elektriciteitssysteem toekomstbestendig te maken.
[1] Bepaald door de fase in de nucleaire brandstofcyclus.
Bron: