Zoals eerder gevreesd, staan de bedrijfswinsten onder zware druk door de forse kostenstijging van de voorbije jaren. Het vakbondsverhaal over ‘historisch hoge bedrijfswinsten’ mag de vuilbak in.
Vanuit linkse hoek wordt al geruime tijd het verhaal opgehangen dat de winstmarges van de Belgische bedrijven op recordhoogtes zitten en dat er dus meer dan genoeg ruimte is voor verdere loonstijgingen. De vakbonden blijven daar op hameren, en bepaalde partijen lijken dat mee te gaan nemen in de verkiezingscampagne. Eerder was evenwel al duidelijk dat de combinatie van sterke loonstijgingen door de automatische loonindexering, allerlei oplopende inputkosten en de moeilijke economische omstandigheden in meerdere sectoren de winstmarges onder druk zouden zetten. Dat wordt nu volop bevestigd door de cijfers.
Het vakbondsverhaal over ‘historisch hoge bedrijfswinsten’ mag de vuilbak in.
Bart Van Craeynest, Hoofdeconoom Voka
De macro-economische cijfers van de Nationale Bank bevestigen dat de winstmarges de jongste kwartalen onder zware druk staan. Voor alle duidelijkheid, die macro-economische winstmarges zijn maar een ruwe indicatie van de rendabiliteit van de bedrijven, die zeker qua grootteorde niet overeen komt met de effectieve winstmarges van individuele bedrijven. Maar het zijn wel die macrocijfers die onder meer de vakbonden graag aangrijpen voor hun verhaal van historisch hoge winstmarges. En dat verhaal
klopt dus niet.
De macro-economische bruto-winstmarges waren in 2019-2020 wel fors opgelopen, maar die stijging is ondertussen volledig teruggedraaid. Sinds midden 2022 zijn de winstmarges snel aan het afnemen. In het derde kwartaal van 2023 (de meest recente cijfers) zijn de winstmarges teruggezakt tot het gemiddelde van de periode 2015-2019. En allicht zitten we daarmee nog niet aan het einde van de neerwaartse trend.
Zoals verwacht, hebben bedrijven moeite om de eerdere zware kostenschok (inclusief loonkosten) te verwerken. De meeste bedrijven kunnen de hogere kosten maar in beperkte mate doorrekenen in hun verkoopprijzen, waardoor ze een deel van de schok moeten opvangen in hun marges. Dat geeft trouwens meteen ook aan dat er van ‘graaiflatie’ (het woord van het jaar in 2023) geen sprake is in de Belgische economie, wat ook al bevestigd werd door een recente analyse van de Nationale Bank.
Ondanks de moeilijkere omstandigheden bleven de bedrijven het voorbije jaar investeren. Meer nog, de bedrijfsinvesteringen waren in 2023 veruit de belangrijkste motor van onze economie. In de twaalf maanden tot en met het derde kwartaal groeide de Belgische economie met 1,4%, duidelijk sterker dan het gemiddelde in Europa (+0%) en Nederland en Duitsland (-0,4%). Daarbij waren de bedrijfsinvesteringen goed voor een groeibijdrage van 1,5 procentpunt. De gezinsbestedingen waren goed voor 0,4 procentpunt, de woningbouw en de netto-uitvoer leverden negatieve bijdragen. Kort gezegd, de bedrijven hielden onze economie op toeren via hun investeringen. Enquêtes suggereren dat bedrijven vooral fors bleven investeren in digitalisering en duurzaamheid.
De vraag is hoe lang die bedrijfsinvesteringen zo sterk zullen blijven. De rendabiliteit van de bedrijven bleek in het verleden een cruciale determinant voor de bedrijfsinvesteringen. En die rendabiliteit staat nu onder druk. Daarnaast zijn de financieringskosten gevoelig toegenomen, ligt de capaciteitsbezetting in de meeste industriële sectoren duidelijk onder het langetermijngemiddelde en zijn de ondernemers weinig optimistisch over de vooruitzichten voor de komende kwartalen. Samen schetst dat een ongunstig klimaat voor de bedrijfsinvesteringen. Ook de onzekerheid rond vergunningen helpt daarbij uiteraard niet.
Het meest waarschijnlijke scenario is dat de bedrijfsinvesteringen de komende kwartalen toch aan kracht zullen inboeten, wat ook meteen tot uiting zou komen in onze totale groeidynamiek. Aan de algemene economische situatie en de renteontwikkelingen kan de overheid uiteraard weinig doen, maar toch kan die wel inspanningen doen om het investeringsklimaat te verbeteren. Onze overheden kunnen onder meer de noodzakelijke inhaalbeweging in de overheidsinvesteringen (die een hefboomeffect hebben op de investeringen van de bedrijven) doorvoeren, maatregelen nemen om de concurrentiepositie van onze bedrijven te versterken en de onzekerheid en omslachtige procedures rond vergunningen wegnemen.
Bron: VOKA