• FR
  • NL
  • EN

De belasting, de stadswagen en de paradox van de moderne belastingbetaler

Er was een tijd dat de stadsauto de koning van de markt was. Compact, licht, zuinig in aankoop en gebruik, beantwoordde hij aan de verwachtingen van een rationele stedelijke bevolking. Maar deze discrete koning is uit de verkooppunten verdwenen. Waarom? Omdat in tien jaar tijd onze eisen zijn veranderd: meer veiligheid, minder uitstoot, meer comfort, ingebouwde elektronische systemen... Het resultaat is bekend: een verfijnder voertuig, dus duurder, soms twee keer zo zwaar, en steeds minder rendabel om te produceren in compacte formaten.

Wat als, als we goed kijken, de Belgische fiscaliteit een vergelijkbaar traject volgt? Een fiscaliteit die steeds duurder wordt, steeds meer taken krijgt, belast met tegenstrijdige verwachtingen. Een belastingplichtige die alles wil, maar er de prijs niet meer voor wil betalen. Een Staat die iedereen tevreden probeert te stellen, met het risico overgedimensioneerd te raken, en die uiteindelijk wordt verdacht van chronische inefficiëntie.


De paradox van de Belgische belastingplichtige: meer willen voor minder

Onze tijd wordt gekenmerkt door een diepe spanning tussen twee collectieve aspiraties: de wens om de belasting te zien dalen, en die om een hoog niveau van openbare diensten te behouden. Deze paradox is terug te vinden in opiniepeilingen en in het politieke discours. Men wil "minder belastingen", maar ook meer leerkrachten, treinen op tijd, performante openbare ziekenhuizen, zichtbare politie, toegang tot cultuur, toegankelijke crèches, hervormingen van justitie, steun aan de ecologische transitie. De lijst is lang en wordt bij elke crisis langer.

De Belgische Staat reageert daar op zijn manier op: door structureel zeer betrokken te blijven bij de productie van collectieve diensten. Het volume van de overheidsuitgaven bereikte in 2023 bijna 52 % van het BBP¹ – een van de hoogste percentages in Europa. Maar bij een gelijk niveau van uitgaven volgt de waargenomen kwaliteit van de diensten niet altijd. Vandaar deze constante vraag: is de Staat te inefficiënt… of gewoon te ambitieus?


Openbare diensten op maat of op aanvraag?

Een andere lezing is mogelijk: wat als de Belgische Staat, ver van "te" of "verkeerd" gekalibreerd te zijn, precies beantwoordt aan de impliciete vraag van zijn burgers? Een vorm van consumentistische logica van de democratie. Men eist prestaties zoals een klant opties op een voertuig eist. En men verbaast zich dan over de totale prijs op de factuur. Dit is de kern van de tegenstelling: we vragen een Staat die "beter", "meer", "voor iedereen" doet, terwijl we dromen van een verlichte factuur.

Dit verschil onthult een dieperliggend vraagstuk: de spanning tussen openbare diensten en koopkracht. In de Angelsaksische modellen accepteert men meer het beroep op privé-diensten en de fiscale ontlasting. De burger betaalt minder belastingen, maar financiert meer diensten rechtstreeks (onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid, pensioen). In Europa blijft de norm de universele openbare dienst – maar onder voorwaarde van een hoog heffingsniveau. In België hebben we het comparatieve nadeel: we betalen veel, maar hebben niet altijd het gevoel de bestemming ervan te beheersen. En dat is misschien wat de fiscale instemming ondermijnt.


Wie betaalt wat? Het onevenwicht in de overheidsfinanciering

Dit ongemak neemt nog toe wanneer men kijkt naar de werkelijke bijdragebasis van de Belgische Staat. In theorie betaalt iedereen belasting naar draagkracht. In de praktijk zijn de zaken veel ongelijker. De directe belastingen rusten massaal op loonarbeid, met een gemiddelde belasting- en socialezekerheidsbijdragevoet die voor de gemiddelde inkomens meer dan 55 % bedraagt². De personenbelasting (PB) concentreert een belangrijk deel van de globale belastingdruk, terwijl andere vormen van inkomsten – roerende, onroerende, of uit vennootschappen – gedeeltelijk aan deze last ontsnappen.

Bovendien groeit het onevenwicht tussen wie effectief bijdraagt en wie van het systeem profiteert. De Belgische werkzaamheidsgraad, hoewel in stijgende lijn (naar 72,1 % in het eerste kwartaal van 2025³), blijft onder het Europese gemiddelde. Vooral de evolutie is contrastrijk: alle leeftijdscategorieën nemen actiever deel aan de arbeidsmarkt… behalve de jongeren onder de 30, bij wie de activiteitsgraad de neiging heeft te stagneren, of zelfs te dalen⁴. Deze gedeeltelijke ontkoppeling van jongeren van de collectieve financiering stelt een echte intergenerationele vraag: wie zal morgen de groeiende fiscale last van zo'n ambitieuze Staat dragen?


Voor een inzichtelijker fiscaal contract

Het voorbeeld van de stadsauto herinnert ons aan een simpele waarheid: wanneer de verwachtingen toenemen, stijgt ook de prijs. En wanneer de koper het niet meer wil, verdwijnt het product. De Belgische belasting kan echter niet verdwijnen. Maar hij kan zijn legitimiteit verliezen. Hij kan een verfoeid, misbegrepen product worden, dat als te duur wordt beschouwd voor een als verslechterd waargenomen aanbod.

Daarom moet het fiscale debat zich niet enkel richten op wie wat betaalt, maar op wat we werkelijk collectief willen financieren. Als we een moderne, gedigitaliseerde, groene, beschermende en toegankelijke welvaartsstaat willen, dan moeten we dat fiscaal dragen. Als we liever zelf het heft in handen nemen via individuele keuzes, dan zullen we een herdefiniëring van het publieke domein moeten accepteren. De fout zou zijn om alles te willen… terwijl men weigert ergens voor te betalen.


Referenties

¹ OESO, Government at a Glance 2023, vergelijkende gegevens over de overheidsuitgaven.
² FOD Financiën, Barometer van de Belgische fiscaliteit, 2024.
³ Statbel, Enquête naar de arbeidskrachten, Q1 2025.
⁴ Ibid., gegevens uitgesplitst per leeftijdscategorie.

Mots clés

Articles recommandés

Belgische bedrijven scoren onvoldoende op duurzame mobiliteit

Het aantal bedrijfswagens in België stagneert: een primeur in bijna 20 jaar

Er bestaat enige verwarring rond de FAVV-controles in het kader van IDMS