De Belgische economie kromp vorig jaar met 6,3 %, maar zou in 2021 een herstel laten optekenen van 5,5 %. Nagenoeg alle bestedingscomponenten dragen daartoe bij, maar het meest opvallend is de inhaalbeweging van de investeringen. Voor 2022 wordt een groei van 2,9 % verwacht die ondersteund wordt door de dynamiek van de uitvoer en vooral van de particuliere consumptie. De investeringen verliezen aan elan, terwijl de overheidsconsumptie wordt teruggeschroefd na een periode van uitzonderlijk hoge uitgaven die verband houden met de gezondheidscrisis. De binnenlandse werkgelegenheid bleef vorig jaar stabiel en zou over 2021 en 2022 samen met 44 000 personen toenemen.
Zoals de wet van 21 december 1994 voorschrijft, heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister van Economie. Deze macro-economische vooruitzichten (met 2 juni als afsluitdatum) houden rekening met de relanceplannen in binnen- en buitenland.
Net als de rest van de wereldeconomie werd de eurozone in de eerste helft van 2020 hard getroffen door de coronapandemie. De economische activiteit veerde op in het derde kwartaal, maar nieuwe besmettingsgolven noopten de eurolanden nadien tot het aanscherpen van de contactbeperkende maatregelen, die vooral de dienstensector treffen. Voor de eurozone als geheel viel de economische activiteit daardoor opnieuw (maar in beperktere mate) terug in het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021. Naarmate de vaccinatiecampagnes het pad effenen voor verdere versoepelingen, zou het economisch herstel een tweede adem krijgen en aangedreven worden door de particuliere consumptie en de buitenlandse handel. Daarnaast krijgen de investeringen ook rugwind van de relanceplannen. Na een krimp van 6,6 % in 2020, zou de bbp-groei van de eurozone als geheel op 4,3 % uitkomen in 2021 en zich handhaven op 4,4 % in 2022.
Deze vooruitzichten zijn omgeven met risico’s die zowel positief als negatief kunnen uitdraaien. Voor de terugkeer naar een normale samenleving is het vaccinatietempo en de effectiviteit van de vaccins tegen mutaties van het virus cruciaal. De kracht van het economisch herstel hangt ook af van de mate waarin de gezinnen hun tijdens de crisis opgebouwde spaarvolumes aanwenden en de bedrijven toeleveringsproblemen kunnen vermijden.
In de lente van 2020 werd de activiteit in grote delen van de Belgische economie teruggeschroefd of stilgelegd om het aantal besmettingen terug te dringen. Versoepelingen zorgden voor een inhaalbeweging in het derde kwartaal, maar nieuwe inperkingsmaatregelen belemmerden een verder herstel in het vierde kwartaal. Het bbp daalde op jaarbasis met 6,3 % in 2020. De groei kwam in het eerste kwartaal van 2021 sterk op gang en zou in de loop van het jaar aanzienlijk blijven. De Belgische economie zou daardoor in 2021 een herstel laten optekenen van 5,5 %, geschraagd door nagenoeg alle bestedingscomponenten. In de loop van 2022 zou de kwartaalgroei zich geleidelijk normaliseren, wat leidt tot een minder uitgesproken groei van 2,9 %, met de uitvoer en vooral de particuliere consumptie als sterkhouders. De economische activiteit zou haar precrisisniveau begin 2022 weer bereiken.
Door de aantrekkende internationale handel zou de Belgische uitvoer in 2021 en 2022 een volumegroei boeken van resp. 5,7 % en 5,9 %. Samen met een dynamische binnenlandse vraag leidt dat tot toenemende invoerbehoeften. De volumegroei van de invoer zou in 2021 relatief beperkt blijven tot 5,1 % (als gevolg van een zwak startpunt), maar in 2022 versnellen tot 6,4 %.
Ondanks de omvang van de economische schok nam het reëel beschikbaar inkomen van de particulieren in 2020 toe met 1,4 %, dankzij de steunmaatregelen van de overheid en de lage inflatie. De koopkrachtstijging zou dit jaar 1,7 % bedragen door het economisch herstel, maar in 2022 beperkt blijven tot 0,6 % door de afbouw van de steunmaatregelen. De particuliere consumptie daalde in 2020 met 8,7 % door het sterk aangetaste consumentenvertrouwen en vooral de beperktere consumptiemogelijkheden. Naarmate de economie heropent, zou de particuliere consumptie in 2021 en 2022 terugkeren naar een normaler niveau, wat gepaard gaat met een groei (resp. 4,5 % en 6,4 %) die de toename van het reëel beschikbaar inkomen ruimschoots overtreft. De gezinsspaarquote zou dan ook terugvallen tot 14,9 % in 2022, na een forse stijging tot 21,8 % vorig jaar, maar boven het niveau van 2019 blijven. De investeringen in woongebouwen vielen in 2020 terug met 6,9 %, mede als gevolg van vertragingen bij woningbouwprojecten door de corona-uitbraak, maar zouden dit jaar een inhaalbeweging maken met een toename van 10 % en in 2022 op vrijwel hetzelfde niveau blijven.
Ook de bedrijfsinvesteringen vielen in 2020 sterk terug, maar minder ernstig dan verwacht (-7,8 %). Het verlies aan economische bedrijvigheid werd blijkbaar relatief snel beschouwd als een tijdelijk fenomeen, wat zich vertaalde in een scherp herstel van het ondernemersvertrouwen in de tweede jaarhelft. De bedrijfsinvesteringen zouden met een volumegroei van 8,7 % in 2021 krachtig opveren in het licht van gunstige vraagvooruitzichten en een aanzienlijke verbetering van de rendabiliteit. In 2022 zouden ze verder toenemen met 2,1 %.
De overheidsinvesteringen zouden in 2021 een forse volumegroei van 17,4 % boeken – onder impuls van de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten – en zich in 2022 stabiliseren. De overheidsconsumptie stijgt met 5,5 % in 2021 in reële termen door een fors hoger budget voor gezondheidszorg en door de vaccinatiekosten, maar zou in 2022 teruggeschroefd worden met 0,7 %.
De uitbraak van de coronacrisis zorgde voor een aanzienlijk onmiddellijk verlies van vooral kortlopende arbeidscontracten (interimarbeid, studentenarbeid en contracten van bepaalde duur in de horeca). Dat verlies werd tijdens de tweede jaarhelft van 2020 gedeeltelijk goedgemaakt. Rekening houdend met een bijzonder gunstig startniveau, bleef de werkgelegenheid in jaargemiddelden vorig jaar zelfs op het niveau van 2019.
Tijdens de eerste helft van dit jaar wordt de inhaalbeweging op het vlak van kortlopende arbeid verdergezet, terwijl de reguliere werkgelegenheid nog steeds grotendeels wordt afgeschermd door de steunmaatregelen (tijdelijke werkloosheid voor werknemers; overbruggingsrecht voor zelfstandigen). De afbouw van die steun zou tijdens het najaar alsnog gepaard gaan met bedrijfssluitingen en -herstructureringen en met een verlies van vaste arbeidsplaatsen. Pas vanaf het tweede kwartaal van 2022 zou de werkgelegenheidsgroei geleidelijk terug aantrekken. Jaargemiddeld neemt de werkgelegenheid daardoor sterker toe dit jaar (+34 600 personen) dan volgend jaar (+8 900 personen).
De schok op de werkloosheid vlak na het uitbreken van de pandemie werd enigszins getemperd door een tijdelijke vertraging in de groei van de beroepsbevolking (o.a. door minder netto-immigratie en dalende activiteitsgraden in de jongere leeftijdsklassen). Bovendien hernam de werkgelegenheid later op het jaar, zodat de stijging van het aantal werklozen in 2020 beperkt bleef tot 10 600. Inmiddels is de werkloosheid teruggevallen tot precrisisniveau. Na de zomer zou – bij een nu terug forser groeiende beroepsbevolking – de krimp in de werkgelegenheid als gevolg van het terugschroeven van de steunmaatregelen echter leiden tot oplopende werkloosheidscijfers. Pas in de tweede helft van 2022 neemt de werkloosheid terug af. Jaargemiddeld zou het aantal werklozen in 2021 dalen met 17 500, maar in 2022 opnieuw toenemen met 14 600.
De pandemie veroorzaakte een daling van de energieprijzen, waardoor de inflatie vanaf maart 2020 beperkt bleef en vorig jaar gemiddeld 0,7 % bedroeg. Naarmate de economische activiteit hernam, werd duidelijk dat de coronacrisis de internationale aanvoerketens heeft verstoord. Bovendien blijkt de vraag naar heel wat intermediaire goederen (bijv. halfgeleiders) hoger dan de wereldwijde productiecapaciteit. Door die schaarste situeren de prijzen van grondstoffen en halffabricaten zich momenteel op een hoog niveau. We gaan ervan uit dat deze situatie nog enige tijd aanhoudt zonder dat er ontsporingen optreden.
Hoewel de prijsspanningen voelbaar zijn in de industrie, is dat tot op heden minder het geval geweest voor de consument. Die heeft zijn energiefactuur zien toenemen, maar de onderliggende inflatie is vooralsnog beperkt gebleven. Vanaf midden 2021 zou de onderliggende inflatie echter versnellen naarmate de ondernemingen hun hogere kosten doorrekenen in de consumptieprijzen.
De consumptieprijsinflatie zou in jaar-op-jaartermen versnellen van 1,5 % in mei 2021 tot 2,4 % begin 2022 zowel door de toename van de onderliggende inflatie als door fors hogere energieprijzen. In de loop van volgend jaar zou een afname van de energieprijzen in jaar-op-jaartermen de consumptieprijsinflatie milderen. Al bij al zou de inflatie uitkomen op gemiddeld 1,5 % dit jaar en door een hoog startpunt volgend jaar nog licht aantrekken tot gemiddeld 1,7 %. De gezondheidsindex zou met respectievelijk 1,1 % en 1,8 % toenemen. De spilindex (die momenteel 109,34 bedraagt) zou overschreden worden in oktober 2021. De volgende spilindex zou niet overschreden worden in 2022.
Voor meer informatie:
Ludovic Dobbelaere, +32.2.507.74.22, LDO@plan.be; Filip Vanhorebeek, +32.2.507.74.12, FVH@plan.be
Bron: Federaal Planbureau