Europa wil koolstofvrij zijn tegen 2050. Dat is ook nodig, om de klimaatopwarming tegen te gaan, maar dat gaat gepaard met enorme investeringen.
De vraag is: wie zal die betalen en kunnen alle bedrijven dat aan?
De consument onderschrijft wel het doel van een carbonneutraal Europa, maar alle studies wijzen uit dat hij/zij niet bereid is daarvoor te betalen. De rekening doorschuiven naar de finale gebruiker zal dus slechts beperkt mogelijk zijn.
Mede daardoor is het rendement op investeringen in de groene transitie vaak niet interessant. In een enquête (Bain, State of the Transition, 2023) stelde 78 procent van de ondervraagde bedrijfsleiders dat de obstakels minder te maken hebben met gedurfde ambitie of bedrijfscultuur, maar meer met het gebrek aan een schaalbaar businessmodel dat voldoende rendement oplevert.
Studies tonen ook aan dat respect voor het milieu leidt tot een lagere volatiliteit van de waarde van de ondernemingen. Op de korte termijn is de return op de investeringen echter laag, omdat de maatschappelijke return nog niet wordt meegerekend in de rendabiliteit van de investering. Nochtans kan investeren in energietransitie snel leiden tot efficiënte kostenreductie. Milieubewuste bedrijven worden geapprecieerd door de consumenten, hebben gemakkelijker toegang tot publieke aanbestedingen en presteren beter in de kredietscoring van de banken. Veel bedrijven en bedrijfsleiders vinden milieu-investeringen trouwens ook logisch, in de context van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
De benodigde investeringsbedragen zijn echter enorm. Het Internationaal Energieagentschap berekende dat, als de wereld in 2050 het zero-carbonstatuut wil bereiken, de jaarlijkse investeringen in schone energie tegen 2030 moeten stijgen tot 4,6 biljoen dollar ten opzichte van 2022, waar ze 1,6 biljoen dollar bedroegen.
Voor België berekende Graydoncreditsafe dat de kostprijs sterk varieert van sector tot sector. In de voedingssector, bijvoorbeeld, wordt de jaarlijkse financiële transitiebehoefte berekend op 5 procent van de omzet. Voor de vastgoedsector is dat 3 procent. De groene transitie zal dus een groot stuk van de bedrijfsmarge opeten.
Banken zijn er niet zeer happig op die transitie-investeringen te financieren. Die investeringen gaan immers noch gepaard met een verhoogde terugbetalingscapaciteit – althans niet op de korte termijn – noch met bijkomende garanties. De meeste bedrijven zullen ze dus moeten financieren met hun kasstroom of met hun vroeger opgebouwde reserves. Maar veel bedrijven hebben die niet, want ze likken nog hun wonden van de covid-crisis.
In de voedingssector berekende Graydoncreditsafe, dat 51 procent van de bedrijven onvoldoende kasstroom genereren om die investeringen zelf te financieren. Voor 30 procent van de bedrijven zijn er ook onvoldoende reserves om de missende kasstroom aan te vullen. Voor de vastgoedsector, waar de investeringsnood lager is, heeft toch nog 40 procent van de bedrijven onvoldoende kasstroom om de investeringen te financieren, en heeft 20 procent van de bedrijven onvoldoende reserves.
Dat betekent dat 30 procent van de voedingsbedrijven en 20 procent van de vastgoedbedrijven over de kop zullen gaan door de verplichtte transitie, indien ze geen financieringsoplossing vinden. Dat kan de post-covid-faillissementsgolf nog versterken. De notionele-intrestaftrek kon een gedeeltelijk antwoord vormen, omdat zo kapitaalinjecties fiscaal worden aangemoedigd, maar die notionele intrest is in de programmawet (intern de ‘vuilbakwet’ genoemd, omdat je er alles samen in pompt, zodat geen haan ernaar kraait) van 2022 afgeschaft en stierf zo een aangekondigde stille dood.
Subsidies, zoals in het kader van de Europese Green Deal, kunnen de pijn een beetje verzachten. Maar de enige oplossing is een soort ondernemingssolidariteit in het ecosysteem, waarbij ondernemingen die voldoende reserves hebben (en die zijn er ruimschoots), de ondernemingen die dat niet hebben, kunnen financieren, al dan niet via minderheidsparticipaties. Een naïef voorstel? Nee toch, want die bedrijven zijn ook belangrijk in de aanbodketen, en zijn solide ecosystemen niet de beste manier om de competitiviteit en de strategische onafhankelijkheid van onze bedrijven te garanderen?