De instantveroudering van de plusouder, een impact op de betaalde erfbelasting? Mogelijk een duur fiscaal prijskaartje!

In onze samenleving zijn hersamengestelde gezinnen al lang geen uitzondering meer.

Mogelijk bent u ook één van hen die in het huwelijksbootje is getreden met iemand die reeds kinderen uit een vorige relatie heeft. Verschillen u en uw echtgenoot aanzienlijk in leeftijd, dan is de kans des te groter dat er zogenaamde 'pluskinderen' zijn.

Een belangrijke vraag die bijna elke plusouder zich stelt, is wat hij/zij zal erven bij het overlijden van zijn/haar echtgeno(o)t(e), nu er ook pluskinderen in het spel zijn.

In deze bijdrage zullen wij toelichten dat de langstlevende echtgenoot (plusouder) erfrechten heeft, maar dat er een verschil kan ontstaan tussen hetgeen hij/zij verkrijgt en hetgeen waarop hij/zij erfbelasting betaalt.

Zoals zal blijken, is de plusouder een statuut met mogelijk een duur fiscaal prijskaartje!

1. ERFRECHT

De wet voorziet dat u als langstlevende echtgenoot ‘het vruchtgebruik’ krijgt over de gehele nalatenschap van de overleden echtgenoot, ook al zijn er pluskinderen. Concreet
heeft u als langstlevende echtgenoot (plusouder) gedurende uw leven recht op het genot en de vruchten van alle goederen die behoren tot de nalatenschap van de vooroverleden echtgenoot (ouder van de pluskinderen).

De pluskinderen krijgen - voorlopig - slechts de blote eigendom. Pas bij het overlijden van u als langstlevende echtgenoot (plusouder) worden de pluskinderen volle eigenaar.

Kortom, het antwoord op de vraag wat u als langstlevende echtgenoot in een hersamengesteld gezin erft, is geruststellend. Op grond van de wet verkrijgt u ook als plusouder in principe het vruchtgebruik op de gehele nalatenschap.

Belangrijk om op te merken is dat u fiscaal gezien ook zal worden belast op de waarde van het vruchtgebruik (d.i. de belastbare grondslag).

Er bestaan voor de berekening van de erfbelasting verschillende methodes om het vruchtgebruik te waarderen, maar in elk geval is het zo dat de waarde van het vruchtgebruik zal afhangen van de leeftijd die u als (langstlevende echtgenoot) vruchtgebruiker heeft.

2. OMZETTING VAN VRUCHTGEBRUIK

Was er een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen u als langstlevende echtgenoot (plusouder) en de vooroverleden echtgenoot (ouder van de pluskinderen), dan bestaat de kans dat de pluskinderen nog lang op hun erfenis (in volle eigendom) zullen moeten wachten. Zoals gezegd, heeft u als langstlevende echtgenoot-vruchtgebruiker (plusouder) immers in principe het recht op het genot en de vruchten tot aan uw overlijden.

De wetgever heeft dit willen oplossen door te voorzien dat het vruchtgebruik kan worden omgezet.

Zowel de plusouder als de pluskinderen hebben het recht om de omzetting van het vruchtgebruik te vragen (zelfs buiten de rechtbank om). Komt het tot een betwisting, dan zal men (de plusouder of de pluskinderen) zich tot de rechtbank kunnen wenden om de omzetting te eisen. In dat geval kan de rechter de omzetting niet weigeren (voor de gezinswoning geldt evenwel een uitzondering, de langstlevende heeft daarvoor een veto-recht).

Door de omzetting komt er in elk geval een einde aan de verhouding vruchtgebruik/blote eigendom en dit op drie mogelijke manieren:

Ook bij de omzetting van het vruchtgebruik stelt zich de vraag hoe het vruchtgebruik moet worden gewaardeerd.

De waarde van het vruchtgebruik zal ook bij de omzetting in eerste instantie afhankelijk zijn van de leeftijd van de langstlevende echtgenoot-vruchtgebruiker (plusouder). Hoe jonger hij/zij is, hoe hoger de waarde van het vruchtgebruik.

Was er een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen de vooroverleden echtgenoot (ouder van de pluskinderen) en de langstlevende echtgenoot-vruchtgebruiker (plusouder), dan kan de omzetting veel minder aantrekkelijk worden voor de pluskinderen. Indien het om een jonge vruchtgebruiker (plusouder) gaat, zal immers een veel hogere ‘prijs’ moeten worden betaald (hogere som geld, langere duurtijd van de lijfrente).

De wetgever heeft dit willen oplossen door te voorzien in een zogenaamde ‘instantveroudering’ van de langstlevende echtgenoot-vruchtgebruiker (plusouder).

Concreet houdt de regel in dat indien de langstlevende echtgenoot-vruchtgebruik de plusouder is van de blote eigenaars (pluskinderen), de langstlevende echtgenoot (plusouder) - voor de waardering van het vruchtgebruik - geacht wordt minstens twintig jaar ouder te zijn dan het oudste pluskind.

Ter illustratie: Luc en Julie stapten drie jaar geleden in het huwelijk. Ze vormden een hersamengesteld gezin. Luc had immers reeds twee kinderen uit een eerdere relatie (Noah en Mila). Helaas sloeg het noodlot toe en raakte Luc betrokken in een auto-ongeluk waarin hij overleed. Op dat ogenblik was Julie 40 jaar. Noah was 26 jaar en Mila 24 jaar.

Indien Noah en Mila de omzetting van het vruchtgebruik zouden eisen, dan zal - voor de waardering van het vruchtgebruik (in hoofde van plusouder Julie) - ervan uitgegaan worden dat Julie 46 jaar is in plaats van 40 jaar. Volgens de regel van de instantveroudering moet er immers twintig jaar zijn tussen de plusouder (Julie) en het oudste pluskind (Noah).

Het voorbeeld maakt duidelijk dat de omzetting van het vruchtgebruik door de instantveroudering opnieuw aantrekkelijk(er) wordt voor de pluskinderen. Doordat de leeftijd van de vruchtgebruiker (fictief) stijgt, daalt immers de waarde van het vruchtgebruik (de waarde van het vruchtgebruik wordt berekend op basis van de leeftijd van de vruchtgebruiker: hoe ouder hij/zij is, hoe minder het vruchtgebruik waard is), waardoor de blote eigenaars (pluskinderen) uiteindelijk een lagere ‘prijs’ zullen moeten betalen voor de omzetting.

Uit dit alles blijkt in elk geval dat het recht om het vruchtgebruik om te zetten, gecombineerd met de regel van de instantveroudering, uw rechten als langstlevende echtgenoot (plusouder) in zekere mate aantast.

Daarbij komt nog dat de regel van de instantveroudering fiscaal gezien niet doorwerkt.

Zoals gezegd, zal u als langstlevende echtgenoot (plusouder) worden belast op de waarde van het vruchtgebruik, waarbij rekening wordt gehouden met uw leeftijd, maar zonder dat de instantveroudering speelt.

Vragen uw pluskinderen nadien de omzetting van het vruchtgebruik (waarbij de de instantveroudering speelt), dan zal u in elk geval erfbelasting hebben betaald op een waarde die u niet integraal vergoed zal krijgen van uw pluskinderen in het kader van de omzetting (ingevolge de instantveroudering).

Hernemen we ons voorbeeld en gaan we ervan uit dat de waarde van het vruchtgebruik op de gehele nalatenschap van Luc

dan moeten we vaststellen dat Julie belast zal zijn geweest op X, aangezien fiscaal rekening wordt gehouden met haar werkelijke leeftijd.

Voor de vergoeding in het kader van de omzetting van het vruchtgebruik zal er echter vanuit worden gegaan dat de waarde van het vruchtgebruik gelijk is aan X-2.

Aldus zal de erfbelasting voor Julie berekend zijn op grond van een hogere waarde, dan de waarde waarmee rekening zal worden gehouden voor de berekening van de vergoeding in het kader van de omzetting.

Kortom, u heeft als langstlevende echtgenoot (plusouder) op grond van de wet in elk geval bepaalde rechten in de nalatenschap van uw vooroverleden echtgenoot (ouder van de pluskinderen), maar niet zonder fiscaal prijskaartje dat u in elk geval zal moeten betalen.

3. EEN PLEIDOOI VOOR EEN HERVERDELING VAN DE ERFBELASTING

Hoewel de regel van de instantveroudering begrijpelijk is, voelt het onrechtvaardig om de langstlevende echtgenoot-plusouder erfbelasting te laten betalen op een waarde die hij/zij - in geval het vruchtgebruik wordt omgezet - niet vergoed krijgt van de pluskinderen.

Het pijnpunt zou kunnen worden verholpen door de fiscale spelregels zo te schrijven dat de erfbelasting in geval van een omzetting (met toepassing van de instandveroudering) moet worden herverdeeld tussen de plusouder en pluskinderen, in functie wat de plusouder effectief uit de nalatenschap vergoed krijgt.

(*) Immers: hoe ouder de vruchtgebruiker, hoe minder het vruchtgebruik waard is.

  • Hoe ouder u (langstlevende echtgenoot-vruchtgebruiker) bent, hoe minder het vruchtgebruik waard is, waardoor de belastbare grondslag dus lager zal zijn.
  • Hoe jonger u (langstlevende echtgenoot-vruchtgebruiker) bent, hoe meer het vruchtgebruik waard is , waardoor de belastbare grondslag dus hoger zal zijn.
  • Ofwel koopt u als langstlevende echtgenoot-vruchtgebruiker (plusouder) de blote eigendom af en wordt u volle eigenaar van de goederen waarvan u eerst enkel het vruchtgebruik had;
  • Ofwel krijgt u als langstlevende echtgenoot-vruchtgebruiker (plusouder) een som geld uitbetaald door de blote eigenaars (pluskinderen);
  • Ofwel wordt uw vruchtgebruik omgezet in een levenslange (geïndexeerde) lijfrente betaald door de blote eigenaars (pluskinderen).
  • in hoofde van een 40-jarige gelijk is X; en
  • in hoofde van een 46-jarige gelijk is aan X-2 (*)


Mots clés