De spaarquote van de gezinnen daalt in het vierde kwartaal aanzienlijk. Over het hele jaar 2022 bedraagt ze 12,5 % en ze benadert daarmee het niveau van voor de gezondheidscrisis. De margevoet van de ondernemingen daalt ook in dezelfde periode, tot een niveau onder het recordniveau van 2021, maar hij blijft historisch gezien hoog.
Niet-financiële rekeningen van de institutionele sectoren – vierde kwartaal van 2022
De spaarquote van de gezinnen daalt aanzienlijk
De spaarquote daalt en bedraagt 10,8 % in het vierde kwartaal van 2022, tegen 13,1 % in het voorgaande kwartaal.
Hoewel het beschikbaar inkomen van de gezinnen een opwaartse tendens vertoont (+1,0 %), nemen hun finale consumptieve bestedingen sterker toe (+3,7 %), wat een negatieve invloed heeft op de spaarquote. De beloning van werknemers en het gemengd inkomen van de zelfstandigen dragen het sterkst bij aan de groei vanhet beschikbaar inkomen in het vierde kwartaal, ten belope van respectievelijk 1,6 en 0,6 procentpunt. De belastingen op inkomen en vermogen leveren daarentegen een negatieve bijdrage, ten belope van -1,3 procentpunt.
Over het hele jaar 2022 stijgt het beschikbaar inkomen van de gezinnen aanzienlijk (+7,2 %). De beloning van de werknemers levert de grootste bijdrage aan deze groei, ten belope van 7,9 procentpunt. Het gemengd inkomen van de zelfstandigen en het inkomen uit vermogen en andere netto lopende overdrachten dragen hiertoe ook positief bij, maar in mindere mate, voor respectievelijk 1,9 en 0,9 procentpunt. De afname van de netto sociale uitkeringen en de verhoging van de belastingen op inkomen en vermogen hebben dan weer een negatieve invloed op de groei van het beschikbaar inkomen, ten belope van respectievelijk -0,6 en -2,9 procentpunt.
De finale consumptieve bestedingen laten in 2022 een forse stijging optekenen (+13,1 %) die ruim uitkomt boven die van het beschikbaar inkomen van de gezinnen (+7,2 %), wat zwaar weegt op hun spaarquote, die in 2022 12,5 % bedraagt, zeer dicht bij het percentage van vóór de gezondheidscrisis (12,4 % in 2019).
De investeringsquote van de gezinnen blijft vrijwel stabiel
In het vierde kwartaal van 2022 blijft de investeringsquote van de gezinnen (bouw en renovatie van woningen en bruto-investeringen in vaste activa van zelfstandigen en IZW’s ten behoeve van huishoudens) vrijwel stabiel op 10,1 %.
Gemiddeld over het hele jaar 2022 beloopt de investeringsquote van de gezinnen 10,3 %, dat is een stijging ten opzichte van 2021 (9,9 %).
De margevoet van de niet-financiële vennootschappen is opnieuw neerwaarts gericht
De margevoet van de niet-financiële ondernemingen is in het vierde kwartaal van 2022 opnieuw gedaald tot 43,1 % tegen 43,8 % in het voorgaande kwartaal. Het bruto-exploitatieoverschot van de niet-financiële vennootschappen krimpt immers met 0,8 %, terwijl de toegevoegde waarde met 0,7 % toeneemt.
Over het hele jaar 2022 bedraagt de margevoet van de niet-financiële vennootschappen 43,8 %. Dat is minder dan het recordpercentage van 44,2 % in 2021, maar het blijft historisch gezien hoog.
De hier voorgestelde margevoet heeft betrekking op het gemiddelde van de hele sector van de niet-financiële vennootschappen. Een beperking van deze indicator is dat hij de heterogeniteit van de situaties in de sector niet weergeeft.
De investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen neemt verder toe
De investeringsquote van de niet-financiële ondernemingen bedraagt in het vierde kwartaal 27,2 % van de toegevoegde waarde, dat is een stijging ten opzichte van het voorgaande kwartaal (26,3 %). De groei van de investeringen van de niet-financiële vennootschappen (+4,0 %) ligt inderdaad ruim hoger dan die van de toegevoegde waarde (+0,7 %).
Niettemin beloopt de investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen 26,4 % over het hele jaar 2022, wat een afname is ten opzichte van 2021 (26,9 %).
Het financieringssaldo van de overheid verbetert licht
In de loop van het vierde kwartaal van 2022 verbetert het saldo van de overheidsrekeningen licht, met een tekort van 4,4 % bbp (tegen 4,7 % in het derde kwartaal).
De stijging van de ontvangsten is voornamelijk toe te schrijven aan de verhoging van de directe belastingen.
Aan de uitgavenzijde dragen vooral de beloningen van werknemers en het intermediair verbruik bij aan de groei.
Over het hele jaar 2022 beloopt het overheidstekort 3,9 % bbp, tegen 5,5 % in het voorgaande jaar.
Methodologie en definities
De sectorrekeningen worden opgesteld tegen lopende prijzen en volgens het ESR 2010.
De beschouwde ratio’s vertonen sterke schommelingen van kwartaal tot kwartaal. Om de meer fundamentele ontwikkelingen af te leiden, worden reeksen weergegeven na correctie voor seizoens- en kalenderinvloeden.
De brutospaarquote van de huishoudens is gelijk aan de brutobesparingen gedeeld door het bruto beschikbaar inkomen (dat wordt aangepast aan de wijzigingen in de rechten van de huishoudens op de pensioenfondsen). De brutobesparingen zijn het gedeelte van het bruto beschikbaar inkomen dat niet wordt uitgegeven in de vorm van consumptieve bestedingen. Zo stijgt de spaarquote wanneer het bruto beschikbaar inkomen sneller groeit dan de consumptieve bestedingen.
De bruto-investeringsquote van de huishoudens wordt gedefinieerd als de bruto-investeringen in vaste activa gedeeld door het bruto beschikbaar inkomen (dat wordt aangepast aan de wijzigingen in de rechten van de huishoudens op de pensioenfondsen). De bruto-investeringen in vaste activa omvatten de uitgaven van de huishoudens voor de bouw en renovatie van woningen, alsook de investeringen in vaste activa van zelfstandigen en van izw’s ten behoeve van de huishoudens.
De investeringsquote van de vennootschappen meet de bruto-investeringen in vaste activa in verhouding tot de bruto toegevoegde waarde. De margevoet van de vennootschappen wordt gedefinieerd als het bruto-exploitatieoverschot gedeeld door de bruto toegevoegde waarde. Die indicator meet het percentage van de toegevoegde waarde dat de niet-financiële vennootschappen overhouden na het betalen van de beloning van werknemers en van de nettobelastingen op productie (na aftrek van subsidies).
Het financieringssaldo van de overheid meet haar financieringsvermogen of -behoefte. Een positief saldo (financieringsvermogen) betekent dat de overheid, nadat alle middelen en uitgaven in aanmerking zijn genomen, in staat is haar financiële activa te verhogen en/of haar financiële verplichtingen terug te schroeven. Omgekeerd wijst een negatief saldo (financieringsbehoefte) erop dat de overheid bepaalde activa moet verkopen en/of haar schuldenlast moet verhogen om haar niet-financiële transacties te kunnen financieren. Het financieringssaldo wordt hier uitgedrukt in procenten bbp.
Bron: NBB