De FSMA publiceert jaarlijks een aantal kerngegevens over het aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen.
De jongste editie van ‘De tweede pensioenpijler in beeld’ bevat de pensioengegevens op datum van 1 januari 2023.
De tweede pensioenpijler omvat de aanvullende pensioenen die mensen opbouwen in het kader van hun loopbaan als werknemer of zelfstandige. Dit aanvullend pensioen komt bovenop het wettelijk pensioen.
De pensioenwebsite Mypension.be verzamelt op basis van de databank DB2P gegevens over het aanvullend pensioen.
In totaal zijn er dit jaar 4.346.000 mensen die een aanvullend pensioen opbouwen. Dit is een stijging van vier procent ten opzichte van 2022. Dit aantal stemt overeen met circa 83 procent van de beroepsbevolking, net zoals in 2022.
De opgebouwde pensioenrechten vertegenwoordigen een totaalbedrag van bijna 105 miljard euro. Dat is drie procent meer dan in 2022.
De opgebouwde pensioenrechten bij de werknemers bedragen 72,3 miljard euro en bij de zelfstandigen 32,1 miljard euro.
De organisatie van het aanvullend pensioen hangt nauw samen met het professioneel sociale-zekerheidsstatuut. 85 procent van de mensen met een aanvullend pensioen bouwt pensioenrechten op als werknemer, acht procent als zelfstandige en zeven procent als werknemer én zelfstandige.
Het initiatief voor de invoering van een pensioenplan voor werknemers gaat uit van een onderneming of van een bedrijfssector. In totaal bedragen de pensioenreserves opgebouwd in ondernemingsplannen 62 miljard euro tegenover 5,6 miljard euro in sectorplannen. Deze bedragen houden geen rekening met de pensioenreserves die werknemers opbouwen in bijvoorbeeld een onthaalstructuur.
Werknemers die geen of slechts een heel klein aanvullend pensioen opbouwen bij hun werkgever of sector, kunnen op eigen initiatief een Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers (VAPW) onderschrijven.
Zelfstandigen kunnen op individuele basis een aanvullend pensioen opbouwen in het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ). Als zelfstandigen beschikken over het statuut van zelfstandige bedrijfsleider kunnen de betrokken ondernemingen voor hen een aanvullend pensioen opbouwen. Zelfstandigen die hun professionele activiteit niet in een vennootschap uitoefenen hebben de mogelijkheid om een pensioen bijeen te sparen in het Vrij Aanvullend Pensioen voor de Zelfstandigen actief als Natuurlijk Persoon (VAPZNP).
Zelfstandigen bouwden in totaal in het kader van een VAPZ-contract 10,5 miljard euro aan pensioenreserves op, tegenover 21,4 miljard euro aan pensioenreserves voor de zelfstandige bedrijfsleiders en 183,1 miljoen euro binnen het aanvullende pensioenproduct VAPZNP.
De totale pensioenreserves voor de zelfstandige bedrijfsleiders stagneren ten opzichte van 2022. De verklaring hiervoor ligt wellicht in een strengere interpretatie van de 80 procent-regel[1]. Zelfstandigen kunnen daardoor via hun vennootschap minder sparen voor hun aanvullend pensioen.
De gemiddelde verworven reserve van wie een aanvullend pensioen opbouwt en de pensioenleeftijd nadert – de leeftijdscategorie van 55 tot 64-jarigen - bedraagt 58.997 euro. Achter dit globale gemiddelde gaan grote verschillen schuil. Zo bedraagt de mediaanreserve voor de 55-64-jarigen slechts 10.115 euro.
Bij mannen ligt de gemiddelde verworven reserve voor die leeftijdscategorie op 73.929 euro. Dat is het dubbele van het gemiddelde bij vrouwen (37.561 euro).
Ook tussen de professionele statuten zijn er grote verschillen qua verworven reserves. Zo beschikt een zelfstandige bedrijfsleider gemiddeld over een pensioenreserve van 85.646 euro, terwijl een aangeslotene bij een sectoraal pensioenplan voor werknemers gemiddeld beschikt over een reserve van 2.331 euro.
Het beheer van een aanvullend pensioenplan moet worden toevertrouwd aan een pensioeninstelling. Dit kan een verzekeringsonderneming zijn of een pensioenfonds, ook instelling voor bedrijfspensioenvoorziening of IBP genoemd. De laatste jaren wordt, voornamelijk voor wat de IBP’s betreft, een gestage achteruitgang van het aantal pensioeninstellingen waargenomen (van 179 IBP’s in 2018 naar 138 IBP’s in 2023). Verzekeringsondernemingen beheren ongeveer viervijfde van de pensioenreserves. 98 procent van de pensioenreserves onder beheer van verzekeringsondernemingen maken deel uit van een tak 21-verzekeringsproduct. Niettemin verliep de toename van pensioenreserves beheerd binnen een tak 23-verzekeringsproduct tijdens de afgelopen zeven jaar gevoelig sneller dan de groei van de pensioenreserves binnen tak 21.
Hierbij is het jaarlijks sectoroverzicht 2023 beschikbaar.