De voorbije weken waren op economische vlak historisch (en op langere termijn zal zo goed als zeker blijken historisch idioot). Begin april hertekende Trump de hele wereldhandel met de aankondiging van de hoogste Amerikaanse invoerheffingen in meer dan 100 jaar. En alsof dat nog niet genoeg was ging hij ook nog eens de Amerikaanse centrale bank (één van de hoekstenen van het globale financiële systeem) aanvallen. De voorbije dagen nam Trump dan wel een beetje gas terug, maar de onzekerheid over zijn volgende stappen blijft nefast voor de wereldeconomie.
Tegen die achtergrond werd er de voorbije weken in België gestaakt en betoogd, vooral om vroeger op pensioen te kunnen blijven gaan en voor meer koopkracht. En ondertussen was de regering vooral op zoek naar extra miljarden voor defensie. Die werden (met veel kunst- en vliegwerk) ook gevonden op korte termijn, maar van een structurele financieringsbasis voor de noodzakelijke extra investeringen in defensie is vooralsnog geen sprake.
In sommige hoeken lijkt het antwoord op elk van die uitdagingen meer belastingen: hogere belastingen op de ‘sterkste schouders’ om de pensioenen te kunnen blijven betalen, hogere invoerheffingen als reactie op Trump en opnieuw hogere belastingen op kapitaal om defensie te financieren. In andere hoeken wordt gekeken naar besparingen, maar dat blijkt politiek heel moeilijk (ondanks totale overheidsuitgaven van 350 miljard), of naar allerlei kortzichtige budgettaire trucs.
Het beste antwoord voor al die uitdagingen (en nog een hele reeks andere) wordt ondertussen vlotjes genegeerd: sterkere economische groei. Meer economische groei maakt het makkelijker om onze sociale zekerheid te financieren, om de koopkracht duurzaam te verhogen en om meer geld te vinden voor defensie. En een sterkere economie moet het ook mogelijk maken om de klap van de invoerheffingen op te vangen. Met minder economische groei wordt dat allemaal veel moeilijker. En net daar zitten we met een probleem: de private sector in ons land groeide het voorbije jaar met minder dan 1%, met een krimpende activiteit in belangrijke sectoren als industrie, handel en de financiële sector. De komende impact van de handelsoorlog (en vooral de onzekerheid daarrond) suggereert dat die groei dit jaar nog verder zal vertragen.
Structureel moet de economische groei vooral gegenereerd worden door bedrijven. Cruciaal daarbij is een gezonde ondernemingsdynamiek, waarbij er veel nieuwe bedrijven opgestart worden om allerlei nieuwe ideeën te proberen en waarbij wat niet werkt stopgezet wordt. Zeker in een snel veranderende wereld wordt die ondernemingsdynamiek nog belangrijker. Maar dat blijft een probleem in ons land (ondanks een aantal positieve signalen, bijvoorbeeld met de positieve dynamiek rond het Gentse Wintercircus). Wij scoren opmerkelijk slecht op het vlak van start- en scale-ups. België heeft het laagste aandeel snel groeiende jonge ondernemingen in heel Europa. Dat ondermijnt ons economisch potentieel op langere termijn.
Vorige maand herhaalde het IMF nog maar eens wat nodig is om de ondernemingsdynamiek te versterken: minder regulering, minder administratieve lasten, meer concurrentie op de binnenlandse markt, vlottere vergunningen, een beter werkende arbeidsmarkt, vrije loononderhandelingen, een effectievere faillissementsregeling, meer risicokapitaal en een echte Europese eenheidsmarkt. Het goeie nieuws is dat de huidige Vlaamse, federale en Europese overheden veel van die punten op hun agenda gezet hebben. Maar de aanpak blijft vooralsnog terughoudend. De sense of urgency is niet in overeenstemming met de enorme uitdagingen die op ons afkomen. Het beste antwoord op die uitdagingen is een brede beleidsagenda om het ondernemerschap in ons land spectaculair aan te zwengelen, en vooral ook de overtuiging om daar snel echt werk van te maken.