De afschrijving van vastgoed voor een onderneming is soms complexer dan het lijkt. Waar een standaardperiode van 33 jaar gebruikelijk is, zijn er situaties waarin een kortere afschrijvingsduur kan worden verdedigd. In dit artikel verkennen we de vastgoedafschrijving: de definitie, het fiscale effect, de criteria voor de duur, en een illustratief voorbeeld om het onderwerp te verhelderen.
Een afschrijving is een boekhoudkundige manier om de waarde van een actief, zoals vastgoed, te spreiden over de verwachte levensduur ervan. Met andere woorden, het stelt bedrijven in staat om de kosten van een investering te verdelen, waardoor de directe impact op de winst wordt verminderd. Fiscaal verlaagt het de belastbare winst, wat het te betalen belastingbedrag beïnvloedt. Bovendien biedt het een evenwicht in de kasstroom, omdat er een evenwicht ontstaat tussen de financiering van het pand en de lasten van de afschrijving.
Voor gebouwen is de aanbevolen afschrijvingsduur doorgaans 33 jaar, wat neerkomt op een lineaire afschrijving van 3% per jaar. Deze duur is gebaseerd op het Administratief Commentaar van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (Comm. WIB 92, 61/123-124), hoewel dit geen wettelijke verplichting is. In werkelijkheid is de afschrijvingsduur een schatting van de periode waarin het vastgoed nuttig zal zijn voor de bedrijfsactiviteiten.
Ja, een kortere afschrijvingsduur is in bepaalde omstandigheden verdedigbaar. Zo kan voor een oud gebouw dat door een onderneming wordt gekocht, een kortere duur dan 33 jaar worden gerechtvaardigd, vooral als het vastgoed al een zekere ouderdom vertoont. Een bedrijf kan daarom kiezen voor een duur die realistischer is, zoals 20 of 25 jaar, mits kan worden aangetoond dat deze periode de gebruikswaarde en levensduur van het gebouw beter weerspiegelt.
Kiezen voor een kortere afschrijvingsperiode verhoogt het jaarlijkse afschrijvingsbedrag, waardoor de belastbare winst op korte termijn wordt verlaagd. Dit kan voordelig zijn door de vennootschapsbelasting te verlagen. Anderzijds verlaagt een snellere afschrijving de mogelijkheid om het pand in latere jaren af te schrijven, wat kan leiden tot een hoger belastbare winst zodra het actief volledig is afgeschreven.
In België vallen de regels rond waardering en afschrijving onder verschillende artikelen van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) en het Wetboek van Inkomstenbelastingen (WIB). Artikel 3:29 van het WVV bepaalt dat activa op een “voorzichtige, eerlijke en te goeder trouw” manier moeten worden gewaardeerd. Fiscaal worden de regels hoofdzakelijk geregeld door het WIB 92. Het Administratief Commentaar van het WIB (met name Comm. WIB 92, 61/123-124) specificeert dat de duur van 33 jaar een norm is, maar geen wettelijke verplichting, waardoor flexibiliteit mogelijk is afhankelijk van de specifieke situatie van het pand.
Stel dat een bedrijf een kantoorgebouw van 25 jaar oud koopt voor 500.000 €. Bij een afschrijving van 33 jaar zou de jaarlijkse last 15.152 € bedragen (500.000 € / 33 jaar). Het bedrijf oordeelt echter dat het gebouw, gezien de leeftijd, nog hooguit 20 jaar meegaat. Door een afschrijvingsduur van 20 jaar te kiezen, verhoogt de jaarlijkse last tot 25.000 € (500.000 € / 20 jaar). Dit verlaagt de belastbare winst jaarlijks met 9.848 € extra vergeleken met een afschrijving op 33 jaar.
Een kortere afschrijvingsperiode verantwoorden vereist documentatie en onderbouwing. Bedrijven moeten kunnen aantonen dat het pand op het moment van aankoop al tekenen van veroudering vertoont, bijvoorbeeld door een evaluatie- of taxatierapport. Factoren zoals de leeftijd van het gebouw, de onderhoudsstaat en eventuele geplande renovaties kunnen een sterk argument vormen in geval van een fiscale controle.
Vastgoedafschrijvingen zijn meer dan de rigide norm van 33 jaar, vooral voor oudere gebouwen of wanneer de resterende levensduur beperkt is. Bedrijven hebben speelruimte om deze afschrijvingen aan te passen aan de realiteit van veroudering, op voorwaarde dat deze keuze goed gedocumenteerd is. Met een aangepaste aanpak kunnen bedrijven hun fiscale positie en kasbeheer optimaliseren, binnen de juridische en boekhoudkundige verplichtingen.