De Raad is tot een akkoord gekomen over nieuwe maatregelen om de EU-regelgeving voor de belasting over de toegevoegde waarde (btw) aan te passen aan het digitale tijdperk.
Het wetgevingspakket bevat nieuwe regels voor elektronische facturering, realtime gegevensverstrekking en economische activiteiten die via digitale platforms worden verricht. Doel is belastingfraude tegen te gaan, bedrijven te ondersteunen en digitalisering te bevorderen.
Het akkoord betreft 3 wetteksten (een richtlijn, een verordening en een uitvoeringsverordening), die samen 3 aspecten van het btw-stelsel wijzigen:
Momenteel moeten ondernemingen om de paar maanden bij hun nationale belastingdienst "lijsten" indienen van in andere EU-lidstaten verkochte producten en diensten die daar belastbaar zijn.
Dit zet de deur open voor fraudeurs om misbruik te maken van het feit dat het voor de autoriteiten moeilijk is om snel verdachte of frauduleuze transacties op te sporen, omdat de gegevens onvolledig en niet in real time beschikbaar zijn.
De nieuwe regels voorzien in een digitaal realtime-rapportagesysteem voor btw via e-facturen.
Daarbij reiken ondernemingen e-facturen uit voor grensoverschrijdende transacties met andere ondernemingen (b2b) en rapporteren zij de gegevens automatisch aan hun belastingdienst. Het systeem is gebaseerd op de bestaande Europese norm voor e-facturering bij overheidsopdrachten. De nationale belastingdiensten delen dan de gegevens via een nieuw computersysteem dat verdachte activiteiten kan analyseren.
Dankzij een nationaal kader, dat de lidstaten flexibel kunnen toepassen, wordt de kwaliteit van de gegevens op de e-facturen gewaarborgd.
Zo beschikken de lidstaten snel over volledige informatie over grensoverschrijdende transacties om btw-fraude tegen te gaan.
Het EU-systeem moet in 2030 in gebruik worden genomen en alle bestaande nationale stelsels moeten er uiterlijk in 2035 interoperationeel mee zijn.
Momenteel betalen heel wat aanbieders van onlinediensten voor accommodatieverhuur en personenvervoer geen btw. Dat komt omdat het meestal particulieren (zoals een bestuurder of iemand die een woning verhuurt) of kleine ondernemingen zijn, die zich doorgaans niet hoeven te registreren voor btw of vaak niet op de hoogte zijn van hun verplichtingen of van de belastingregels in andere lidstaten.
Daardoor worden grote bedragen aan btw niet geïnd en ontstaat soms oneerlijke concurrentie tussen traditionele aanbieders van accommodatie- en vervoersdiensten en aanbieders via platforms.
Met de nieuwe regels moeten spelers in de platformeconomie btw innen en afdragen als hun dienstverleners zelf geen btw betalen (onder de zogenaamde "fictie van gelijkgestelde leverancier of dienstverlener"). Via het platform wordt de btw rechtstreeks bij de klant geïnd en afgedragen aan de belastingdienst.
De lidstaten krijgen meer flexibiliteit nu de definitie van kortetermijnverhuur van accommodatie voor belastingdoeleinden is uitgebreid en het mogelijk wordt kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) vrij te stellen van de regels van de gelijkgestelde leverancier/dienstverlener. Voor de toepassing van die regels geldt er trouwens een korte overgangsperiode.
Momenteel kunnen ondernemingen via een "éénloketsysteem" btw op de verkoop van hun producten en diensten aan consumenten in verschillende EU-lidstaten aangeven en afdragen via de belastingdienst van één lidstaat, en in één taal. Bedrijven die producten willen verkopen aan consumenten in een andere lidstaat (bv. van een magazijn of een weekmarkt in die lidstaat), moeten zich echter nog steeds tweemaal registreren voor btw-doeleinden.
De nieuwe regels breiden daarom het toepassingsgebied van de bestaande "éénloketsystemen" uit tot de verkoop door ondernemingen aan consumenten van bepaalde artikelen, zoals elektriciteit of gas, in een andere lidstaat dan die waar ze zijn gevestigd, dus niet gewoon grensoverschrijdende leveringen. Dit geldt dus ook voor bedrijven die gewoon een voorraad naar een andere lidstaat willen verhuizen om daar later rechtstreeks aan consumenten te verkopen.
Zo kunnen nog meer ondernemingen hun btw-verplichtingen nakomen via één enkel online portaal, en in één enkele taal.
Ook komt de verantwoordelijkheid om bij b2b-transacties btw te betalen vanaf nu bij de koper te liggen indien de aanbieder niet is gevestigd in de lidstaat waar de btw verschuldigd is (onder de zogenoemde "verleggingsregeling"). In sommige situaties was dit al mogelijk, maar in de toekomst wordt dit dus verplicht.
Tegen het Commissievoorstel in wordt de bepaling over de gelijkgestelde leverancier/dienstverlener (namelijk dat niet de onderliggende aanbieders, maar de platforms die transacties mogelijk maken btw moeten innen) niet uitgebreid tot alle producten die via onlineplatforms worden aangeboden en tot de overdracht van eigen goederen. Ook de regels voor kunstwerken en antiquiteiten blijven ongewijzigd.
De Raad zal ook dieper ingaan op het voorstel om het éénloketsysteem voor invoer verplicht te stellen in het kader van de btw-aspecten van het voorstel om het douanewetboek van de Unie te hervormen, dat momenteel in de Raad wordt besproken.
Op 8 december 2022 presenteerde de Commissie het pakket btw in het digitale tijdperk, dat uit 3 voorstellen bestaat:
Voor de richtlijn en de verordening geldt een bijzondere wetgevingsprocedure. Binnen de Raad is eenparigheid van stemmen vereist voor alle 3 de teksten. Het Europees Parlement werd geraadpleegd en bracht op 22 november 2023 advies uit. De Raad bracht echter belangrijke wijzigingen aan in de richtlijn. Daarom zal de overeengekomen tekst opnieuw worden voorgelegd aan het Parlement.
Dan moet de Raad de tekst nog formeel goedkeuren. Pas daarna kan de wetgeving worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de EU en in werking treden.