De federale regering streeft binnen haar bevoegdheden en i.s.m. de gewestregeringen naar een modal shift ten voordele van duurzame vervoermodi. De sociale partners dragen tot deze doelstelling bij door zich volledig in te zetten voor een duurzame modal shift in het woon-werkverkeer, die onder hun bevoegdheid valt.
Zonder duurzame modal shift in het woon-werkverkeer zal het onmogelijk zijn om de door de verschillende beleidsniveaus nagestreefde algemene modal shift te realiseren die nodig is voor de transitie van België naar een koolstofneutrale maatschappij in 2050: het woon-werkverkeer is immers goed voor 18% van de verplaatsingen in België, voor meer dan de helft van de verplaatsingen in de ochtendspits en voor 27% van de afgelegde reizigerskilometers in ons land.
De wagen is en blijft het meest gebruikte vervoermiddel voor het woon-werkverkeer: 64,6% van de werknemers pendelt met de wagen, tgo. 14,1% met de fiets en 15,8% met het openbaar vervoer (in 2021). Over de jaren heen is er een modal shift naar de fiets begonnen (een stijging van 7,8% tot 14,1%).
Voor korte woon-werkafstanden is er groeipotentieel voor een modal shift naar zachte mobiliteit. 41% van de werknemers woont op minder dan 10 km van hun werkplek. Van hen gebruikt 1 op de 2 werknemers (57%) voornamelijk de auto of de motorfiets om naar het werk te gaan.
De realisatie van een duurzame modal shift in het woon-werkverkeer is een collectieve verantwoordelijkheid die inspanningen vergt van werkgevers- en werknemers(organisaties), overheden en mobiliteitsaanbieders en waarvoor een mix van instrumenten nodig is: enerzijds instrumenten die de sociale partners zelf in handen hebben (bv. cao’s); anderzijds instrumenten waarover ze de overheden en mobiliteitsaanbieders adviseren (bv. duurzame vervoerinfrastructuur, duurzaam vervoeraanbod). Om deze instrumenten doeltreffend te kunnen inzetten, is het belangrijk inzicht te verwerven in de hinderpalen die de realisatie van een duurzame modal shift in de weg staan.
Het gebruik van de federale diagnostiek woon-werkverkeer bevorderen
Sinds 2005 organiseert de fod Mobiliteit en Vervoer de federale diagnostiek woon-werkverkeer, een driejaarlijkse bevraging bij ondernemingen en overheidsinstellingen die in België meer dan 100 werknemers in dienst hebben. Deze bevraging biedt o.a. inzicht in de hindernissen die pendelaars ondervinden bij het gebruik van verschillende vervoerswijzen voor het woon-werkverkeer. De CRB en de NAR formuleren i.k.v. hun wettelijke adviesbevoegdheid naar aanleiding van elke editie verbetervoorstellen over de bevraging. Deze voorstellen beogen een maximale realisatie van de twee doelstellingen die volgens de Raden met de federale diagnostiek moeten worden nagestreefd, t.w.: indicatoren en statistieken aanreiken ter ondersteuning van het mobiliteitsbeleid op verschillende niveaus, enerzijds en via het sociaal overleg het debat over mobiliteit binnen de ondernemingen en openbare instellingen aanmoedigen, anderzijds.
Zelf maken de Raden ook regelmatig gebruik van de rijke bron aan informatie die de federale diagnostiek is. Een voorbeeld hiervan is hun recente fietsverslag.
Waar staan we nu? De resultaten van elke editie van de federale diagnostiek woon-werkverkeer worden gebundeld in een verslag dat de fod Mobiliteit en Vervoer komt voorstellen aan de federale en regionale adviesraden (CRB, NAR, Brupartners, CESE Wallonie, SERV/MORA). Het laatste verslag vindt u hier.
What’s next? De volgende stap is dat de CRB en de NAR i.s.m. de fod Mobiliteit en Vervoer de vragenlijst voorbereiden voor de editie 2024 van de federale diagnostiek woon-werkverkeer.
De werkgevers- en werknemersbijdragen in de woon-werkverkeerkosten bijsturen
De interprofessionele sociale partners zijn in hun akkoorden van 1 april 2019 voor de periode 2019-2020 overeengekomen om de keuze voor openbaar vervoer als verplaatsingswijze voor het woon-werkverkeer te bevorderen. Daartoe werd de forfaitaire bijdrage van de werkgevers in de prijs van de treinabonnementen en de gecombineerde abonnementen vanaf 1 juli 2019 verhoogd tot 70%. Ook heeft sinds 1 juli 2020 elke werknemer die de (water)bus, tram of metro gebruikt voor zijn woon-werkverkeer, ongeacht de afstand die hij aflegt, recht op een tegemoetkoming van zijn werkgever. De bovenvermelde afspraken werden geconcretiseerd door de aanneming van de cao nr. 19/9.
Ter bevordering van het woon-werkverkeer per fiets hebben de interprofessionele sociale partners op 24 januari 2023 in de NAR de cao nr. 164 gesloten. Deze cao is bedoeld voor werknemers uit de privésector die momenteel nog geen recht hebben op een specifieke fietsvergoeding voor hun woon-werkverplaatsingen met de fiets. Deze cao is gekoppeld aan de invoering van een mechanisme dat tot doel heeft de financiële impact voor werkgevers van de veralgemening en de verhoging van de betaalde fietsvergoedingen te compenseren.
De bevordering van het woon-werkverkeer per fiets vormt een belangrijk onderdeel van het plan Be Cyclist, het eerste federaal actieplan ter promotie van de fiets, dat de federale regering op 24 september 2021 goedkeurde. Met hun verslag over het fietsgebruik voor het woon-werkverkeer dd. 25 oktober 2022 hebben de CRB en de NAR bijgedragen aan de concretisering van dit plan.
Waar staan we nu? De Raden volgen de werkgeverstegemoetkomingen in de kosten van de woon-werkverplaatsingen op. Daarnaast bespreken ze in hun jaarlijkse adviezen over het tarievenbeleid van de NMBS de financiële impact van de tariefverhogingen voor de werkgevers en de werknemers.
What’s next? Een evaluatie van de cao nr. 164 is in de tweede helft van 2024 gepland. De Raden zullen bovendien op regelmatige basis de impact van de cao nr. 164 en de aan de werkgevers betaalde compensaties opvolgen. Ook is er de verdere uitrol van het plan Be Cyclist en de jaarlijkse evaluatie van dit plan in september, waarover de Raden geïnformeerd willen worden.
Het (para)fiscale kader voor het woon-werkverkeer aanpassen
De CRB en de NAR adviseren om het huidige (para)fiscale kader voor woon-werkverkeer te vereenvoudigen, te harmoniseren en coherenter te maken (zie advies), teneinde de stimulansen ervan ter bevordering van duurzame mobiliteit en multimodaliteit te versterken.
Waar staan we nu? De regering-De Croo heeft via de wet van 25 november 2021 houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit – waarover de Raden zich hebben uitgesproken (zie advies) – wijzigingen doorgevoerd in het (para)fiscale kader voor het woon-werkverkeer. Deze wijzigingen hebben betrekking op de bedrijfswagen en het mobiliteitsbudget, dat een alternatief vormt voor de bedrijfswagen.
Hoe worden de werkgeversvergoedingen voor kosten die verbonden zijn aan het woon-werkverkeer van werknemers op dit moment fiscaal en parafiscaal behandeld? Het antwoord vindt u in dit artikel.
What’s next? De uitvoering van de wet van 25 november 2021 wordt regelmatig gemonitord om te kunnen evalueren of er een kloof gaapt ten aanzien van de te behalen doelstellingen (waaronder de transitie naar een koolstofemissievrij bedrijfswagenpark tegen 1.1.2026) en om in voorkomend geval de wet waar nodig te kunnen bijsturen. Het FPB zal elk jaar de impact van deze wet op de samenstelling van het wagenpark en op de fiscale en parafiscale inkomsten evalueren (de eerste evaluatie vindt u hier); elk trimester zal de RSZ (de vergroening van) het bedrijfswagenpark monitoren.
Bron: Het Sociaal-Economisch Overleg, mei 2023