Een laattijdige aangifte leidt in principe tot een aftrekverbod

Op grond van artikel 444 WIB kan de fiscale Administratie een belastingverhoging toepassen wanneer een belastingplichtige zijn of haar fiscale verplichtingen niet is nagekomen. Hieraan gekoppeld heeft de wetgever sinds aanslagjaar 2019 een zogenaamd aftrekverbod ingevoerd.

Dit aftrekverbod geldt echter ook bij een laattijdige aangifte. Het is in die optiek van cruciaal belang dat de accountant de aangiftetermijn voor de aangifte in de vennootschapsbelasting strikt in het oog houdt. Dit aftrekverbod leidt ertoe dat onder meer de fiscaal overdraagbare verliezen in dat aanslagjaar niet meer aftrekbaar zijn. Dit kan voor de klant een zeer belangrijke en vooral onverwachte financiële aderlating betekenen. Het is niet zelden dat een belastingplichtige in een betrokken aanslagjaar weliswaar een verlies als belastbaar resultaat bereikt, maar door het aftrekverbod er plotseling een positief belastbaar resultaat wordt gerealiseerd waarop belastingen verschuldigd zijn. Een financiële kost die de belastingplichtige totaal niet had verwacht!

Vanuit onze jarenlange ervaring in de praktijk geven wij graag een aantal zaken mee die belangrijk kunnen zijn. We gaan eerst kort in op het onderscheid tussen een laattijdige aangifte en een niet-aangifte. Het is namelijk niet altijd duidelijk wanneer het gaat om een laattijdige aangifte en een niet-aangifte. Dit onderscheid is cruciaal omdat de toepassing van het aftrekverbod bij een laattijdige aangifte argumenten doet ontstaan in het voordeel van de belastingplichtige. Kan het aftrekverbod bij een laattijdige aangifte wel stand houden? Hierna wordt toegelicht wat het aftrekverbod nu exact inhoudt.

ONDERSCHEID LAATTIJDIGE AANGIFTE EN NIET-AANGIFTE

In de praktijk is het veelal moeilijk gebleken om een onderscheid te maken tussen een niet-aangifte en een laattijdige aangifte. In beide gevallen maakt de fiscale Administratie gewoonlijk gebruik van de procedure van de aanslag van ambtswege. Om het onderscheid te maken tussen beide types van aangiften te maken, moet volgens de rechtspraak gekeken worden naar het tijdstip waarop de kennisgeving van aanslag van ambtswege werd verzonden. Twee hypotheses kunnen worden onderscheiden:

  • Als de belastingplichtige na het verstrijken van de aangiftetermijn maar vóór de verzending van de kennisgeving van aanslag van ambtswege een aangifte heeft ingediend, gaat het om een laattijdige aangifte.
  • Maar als de belastingplichtige heeft gewacht totdat er een kennisgeving van aanslag van ambtswege is verzonden om een aangifte in te dienen, gaat het om een niet-aangifte.

Dit onderscheid is van belang omdat door rechtspractici verschillende argumenten werden ontwikkeld wanneer het aftrekverbod wordt toegepast bij een laattijdige aangifte. In het verleden was dit onderscheid trouwens nog belangrijker dan vandaag de dag reeds is. In artikel 444 van het WIB (dat het toepassingsgebied van een belastingverhoging bepaalt) werd tot voor enkele jaren namelijk geen melding gemaakt van een ‘laattijdige aangifte’. Dit had belangrijke gevolgen voor de toepassing van een belastingverhoging bij dergelijke laattijdige aangifte.

TOEPASSING AFTREKVERBOD BIJ EEN LAATTIJDIGE AANGIFTE

Sinds aanslagjaar 2019 (voor boekjaren die ten vroegste aanvangen op 1 januari 2018) bepaalde artikel 207, zevende lid WIB als volgt:

“Geen van deze aftrekken noch compensatie met het verlies van het belastbare tijdperk mag worden verricht op het gedeelte van het resultaat dat het voorwerp uitmaakt van een wijziging van de aangifte bedoeld in artikel 346 of een aanslag van ambtswege bedoeld in artikel 351 waarvoor de in artikel 444 bedoelde belastingverhogingen tegen een percentage gelijk of hoger dan 10 pct. effectief worden toegepast, met uitzondering in dit laatste geval van de overeenkomstig artikel 205, § 2, aftrekbare inkomsten.”

Artikel 207, zevende lid bepaalde aldus dat er geen aftrekken - met uitzondering van de DBI-aftrek van het jaar zelf - of verliezen mogen worden verricht op het gedeelte van het belastbaar resultaat dat werd verhoogd na een controle. Van belang is wel dat er een belastingverhoging van minstens 10% effectief werd toegepast (drempelvoorwaarde).

Via de wet van 21 januari 2022 werd artikel 207, zevende lid WIB overgeheveld naar artikel 206/3 WIB. Deze wijziging is van toepassing vanaf aanslagjaar 2022. Het artikel is geen identieke copy paste geworden, maar de kern blijft dat een aftrekverbod in bepaalde omstandigheden van toepassing kan zijn:

“§ 1 Van het resultaat dat overeenkomstig artikel 206/2 is vastgesteld, worden de bestanddelen afgetrokken waarop geen van de in de artikelen 199 tot 206, 536 en 543 bepaalde aftrekken, noch compensatie met het verlies van het belastbare tijdperk, mag worden verricht: (...) - het gedeelte van het resultaat dat het voorwerp uitmaakt van een wijziging van de aangifte bedoeld in artikel 346 of een aanslag van ambtswege bedoeld in artikel 351 waarvoor de in artikel 444 bedoelde belastingverhogingen tegen een percentage gelijk of hoger dan 10 pct. effectief worden toegepast.”

Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de doelstelling van het aftrekverbod erop gericht is om belastingplichtigen aan te sporen al hun inkomsten volledig aan te geven. Aangezien de wetgever oog had voor het evenredigheidsbeginsel, is de wetgever van oordeel dat het aftrekverbod uitsluitend dient te worden voorzien op de verhogingen van de belastbare grondslag die worden vastgesteld bij een belastingcontrole.

BELANGRIJK VOOR DE ACCOUNTANT

Een aankondiging van een fiscale controle is nooit leuk nieuws voor de betrokken belastingplichtige. Echter in het verleden kon in de meeste gevallen de mogelijks negatieve impact van deze controle worden gecompenseerd door onder meer de fiscaal overdraagbare verliezen. Met de invoering van artikel 207, zevende lid WIB en later artikel 206/3 WIB wenste de wetgever hier, wellicht hierin aangespoord door de fiscale Administratie, paal en perk aan te stellen.

In de praktijk zien wij echter dat de fiscale Administratie in bepaalde gevallen het toepassingsgebied van het aftrekverbod volledig miskent. De fiscale Administratie interpreteert het toepassingsgebied ruimer dan de wetgever voorzag. De fiscale Administratie is bijvoorbeeld ten onrechte van oordeel dat een laattijdige aangifte waarbij de cijfers van de aangifte volledig door haar worden overgenomen ook binnen het toepassingsgebied van het aftrekverbod valt.

Feit blijft wel dat de fiscale Administratie het aftrekverbod zo interpreteert en de klant potentieel bij de accountant komt aankloppen om de schade op hem te verhalen. Het is in die optiek cruciaal dat er tijdig en krachtdadig wordt opgetreden tegen de toepassing van het aftrekverbod.

BESLUIT

Bovenstaande zal hopelijk gelden als een noodzakelijke reminder voor accountants, aangezien een toepassing van het aftrekverbod tot veel problemen leidt. Niet enkel voor de betrokken belastingplichtige, maar ook voor de relatie tussen de belastingplichtige en de accountant.

Het aftrekverbod zorgt in bepaalde gevallen spijtig genoeg voor een pijnlijke realiteit. Zelfs wanneer het gaat om een laattijdige aangifte met 100% correcte cijfers! De belastingplichtige wordt dan ook geconfronteerd met een belastbaar resultaat dat hij of zij totaal niet verwacht had. Procedures over de toepassing van het aftrekverbod zijn dan ook schering en inslag.

De aangiftetermijnen zijn cruciaal voor u als accountant. Mocht één van uw klanten alsnog geconfronteerd worden met het aftrekverbod, dan kan u ons uiteraard altijd vrijblijvend contacteren. In onze jarenlange ervaring weten wij ondertussen welke argumenten dienen te worden opgeworpen om het aftrekverbod te milderen of zelfs weg te werken.

Bron: Cazimir

Mots clés

Articles recommandés

Arizona en de belasting op roerende inkomsten: analyse en vooruitzichten

Circulaire 2024/C/70 betreffende de taks op de beursverrichtingen

Circulaire 2024/C/69 over het belastingstelsel voor de verdeling van papieren publicaties