Het is geen nieuwtje: veel Belgische inwoners bezitten een onroerend goed in Spanje. In de loop der jaren zijn velen van hen vertrouwd geraakt met de kronkels van het Spaanse belastingstelsel, waarvan de complexiteit niet onderdoet voor die van ons land. In de praktijk blijkt echter dat niet iedereen gelijk wordt behandeld. De Spaanse fiscale wetgeving bevat namelijk nog steeds tal van bepalingen die Spaanse residenten-eigenaars bevoordelen ten opzichte van niet-residenten-eigenaars.
Een van deze bepalingen is die welke het recht om een forfaitaire aftrek van 60% toe te passen op de ontvangen huurinkomsten voor woningverhuur uitsluitend toekent aan Spaanse residenten-verhuurders. Dit is voorgeschreven in artikel 24.1 van de TRLIRNR, waarin staat dat "de belastbare basis die overeenkomt met de inkomsten die de belastingplichtigen van deze belasting verkrijgen zonder tussenkomst van een vaste inrichting, wordt gevormd door het volledige bedrag, bepaald volgens de regels van de LIRPF (...) zonder toepassing van de vermenigvuldigingspercentages van artikel 23.1 van voornoemde geconsolideerde tekst, noch van de verminderingen".
Gezien een dergelijke discriminatie heeft een Duitse inwoner die een eigendom in Spanje verhuurde, een beroep aangetekend bij de Spaanse "Tribunal Económico Administrativo Central" (TEAC). In zijn beroep stelde de Duitse inwoner terecht dat dit verschil in behandeling in strijd is met het beginsel van het vrije kapitaalverkeer, zoals vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Ondanks de duidelijkheid heeft het TEAC het beroep afgewezen met als reden dat de dubbelbelastingovereenkomst met Duitsland het belastingrecht op huurinkomsten toewijst aan de verdragsluitende staat waar de onroerende goederen zich bevinden, namelijk Spanje, en dat de Spaanse wetgeving momenteel geen forfaitaire aftrek voor niet-residenten voorziet (TEAC, beslissing nr. 00/01093/2021/00/00 van 20 maart 2024).
Het is vermeldenswaard dat de Europese Commissie Spanje al in 2019 had aangespoord om een einde te maken aan de hier genoemde discriminatie met de volgende woorden: "De Commissie heeft vandaag besloten een ingebrekestelling naar Spanje te sturen met het verzoek het discriminerende fiscale regime voor niet-residenten met betrekking tot de inkomsten uit de verhuur van woningen af te schaffen. Inwoners genieten een aftrek van 60% op de netto-inkomsten uit de verhuur van onroerend goed dat door de huurder als woning wordt gebruikt. Niet-residenten hebben daarentegen geen recht op deze aftrek. De investeerders uit andere lidstaten van de EU of de EER worden dus onderworpen aan een andere behandeling die het vrije kapitaalverkeer onnodig beperkt (artikel 63 van het Verdrag). Als Spanje binnen twee maanden geen actie onderneemt, kan de Commissie een met redenen omkleed advies sturen naar de Spaanse autoriteiten". Hoewel het TEAC op de hoogte was van deze procedure, achtte het dit niet relevant, met de redenering dat er tot op heden geen resultaat was bereikt.
De houding van de Spaanse wetgever en de nationale rechtbanken laat geen twijfel bestaan: een einde aan de discriminatie zal wachten op de tussenkomst van de Europese rechterlijke instanties.