FAQ: overgang van het W.Venn. naar het WVV

Wat moet worden toegepast bij een splitsing/fusie van reeds bestaande vennootschappen met oprichting van een nieuwe vennootschap die plaatsvindt vanaf 1mei 2019?


Vóór 1 januari 2020: Als meerdere vennootschappen beslissen over te gaan tot een fusie/splitsing door oprichting van een nieuwe vennootschap en die verrichting plaatsvindt vanaf 1 mei 2019 (datum van inwerkingtreding van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen) moet een combinatie van de twee wetgevingen worden toegepast.


a) Toepassing van het W.Venn. voor bestaande vennootschappen

Voor fuserende vennootschappen die reeds bestaan bij de inwerkingtreding van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen zijn de bepalingen van dat Wetboek pas van toepassing vanaf 1 januari 2020 11. Dit betekent dat het Wetboek van vennootschappen nog van toepassing is op de volledige fusie-/splitsingsprocedure. In het bijzonder moeten de beslissing van het bestuursorgaan/de bestuursorganen, de 2 verslagen (van het orgaan en van de Commissaris), de authentieke/onderhandse akte met het fusie-/splitsingsvoorstel en de publicatie daarvan in overeenstemming zijn met de vereisten van het Wetboek van vennootschappen (voor fusies art. 672 en 705 tot 718 W.Venn.; voor splitsingen art. 674 en 742 tot 757 W.Venn.) .


b) Toepassing van het WVV voor de nieuw opgerichte vennootschap

Zodra de nieuwe vennootschap is opgericht, wordt ze beschouwd als een ‘nieuw opgerichte vennootschap’ in de zin van het overgangsrecht en zijn de bepalingen van het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen er bijgevolg op van toepassing (vgl. art. 12:36 e.v. WVV). Bijgevolg moet worden nagegaan of de statuten van die nieuwe vennootschap in overeenstemming zijn met het WVV en is het onmogelijk om een van de vormen aan te nemen die door de inwerkingtreding van het WVV werden opgeheven.


In het bijzonder:

  • is een authentieke oprichtingsakte vereist, ongeacht de vorm van de nieuwe vennootschap (art.12:36, §2 WVV);
  • is het opstellen van een financieel plan niet noodzakelijk (art. 12:36, §1 WVV);
  • is, als de opgerichte vennootschap een BV, een NV, een SE of een CV is en als een verslag werd opgesteld door de commissaris overeenkomstig art. 708/746 van het W.Venn. (in het nieuwe Wetboek 12:39/12:78 maar de inhoud van de bepaling is identiek), bij inbreng in natura geen verslag van de revisor vereist (vgl. art. 12:36, §3, lid 2);
  • stelt de commissaris/revisor een schriftelijk verslag op dat met name een verklaring bevat over de billijke aard van de ruilverhouding (art. 12/39 WVV). De vennoten of aandeelhouders en houders van andere stemrechtverlenende effecten in elke bij de fusie betrokken vennootschap kunnen echter unaniem beslissen dat dit verslag niet moet worden opgesteld.


Vanaf 1 januari 2020: Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen 12 is van toepassing op vennootschappen die reeds bestaan bij de inwerkingtreding ervan. Bijgevolg moeten bestaande vennootschappen hun statuten in overeenstemming brengen met de bepalingen van het WVV ter gelegenheid van de eerstvolgende statutenwijziging (TENZIJ: wijziging die voortvloeit uit de toepassing van het toegestane kapitaal, de uitoefening van inschrijvingsrechten of de conversie van converteerbare obligaties) en dit uiterlijk op 1 januari 2024 13 .


Bovendien zijn de dwingende bepalingen vanaf die datum onmiddellijk van toepassing en worden de statutaire bepalingen die in strijd zijn met deze dwingende bepalingen voor niet geschreven gehouden.


Tot slot zijn de aanvullende bepalingen van het WVV van toepassing tenzij ze in strijd zijn met statutaire bepalingen 14 .

Anders gezegd is het volledige Wetboek van vennootschappen en verenigingen vanaf 1 januari 2020 van toepassing op vennootschappen die reeds bestonden bij de inwerkingtreding ervan. De vennootschappen moeten hun statuten echter in overeenstemming brengen (bepaalde bepalingen zijn ongeldig omdat ze in strijd zijn met de dwingende bepalingen van het nieuwe Wetboek, bepaalde bijkomende formaliteiten moeten worden vervuld, vennootschappen waarvan de vorm verdwijnt moeten zich in overeenstemming brengen met hun nieuwe vorm enz.). De leden van het bestuursorgaan zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door de vennootschap, vereniging of stichting, of door derden ten gevolge van de niet-nakoming van deze verplichting 15 .


Bijgevolg zijn bij fusie/splitsing door oprichting van een nieuwe vennootschap de bepalingen van het WVV van toepassing (art.12:3 en 12:36 tot 12:49 WVV voor fusies en 12:5 en 12:74 tot 12:90 WVV voor splitsingen).


Noteer dat de hierboven reeds vermelde opmerkingen van toepassing zijn:

  • een authentieke oprichtingsakte is vereist, ongeacht de vorm van de nieuwe vennootschap (art.12:36, §2 WVV); - het opstellen van een financieel plan is niet noodzakelijk (art. 12:36, §1 WVV);
  • als de opgerichte vennootschap een BV, een NV, een SE of een CV is en als een verslag werd opgesteld door commissaris overeenkomstig art. 708/746 van het W.Venn. (in het nieuwe Wetboek 12:39/12:78 maar de inhoud van de bepaling is identiek), is bij inbreng in natura geen verslag van de revisor vereist (vgl. art. 12:36, §3, lid 2 WVV);
  • de commissaris/revisor stelt een schriftelijk verslag op dat met name een verklaring bevat over de billijke aard van de ruilverhouding (art. 12:39 WVV). De vennoten of aandeelhouders en houders van andere stemrechtverlenende effecten in elke bij de fusie betrokken vennootschap kunnen echter unaniem beslissen dat dit verslag niet moet worden opgesteld.


Op 1 januari 2024 zullen de Comm.VA’s, VSO’s, LV’s, ESV’s, CVOA’s en CVBA’s die niet aan de nieuwe definitie van een CV 16 voldoen en de beroepsverenigingen die nog niet in een andere rechtsvorm zijn omgezet van rechtswege als volgt worden omgezet 17:


  • de commanditaire vennootschap op aandelen wordt een naamloze vennootschap met een enige bestuurder;
  • de landbouwvennootschap wordt een vennootschap onder firma en indien er stille vennoten zijn, een commanditaire vennootschap;
  • het economisch samenwerkingsverband wordt een vennootschap onder firma;
  • de coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid wordt een vennootschap onder firma;
  • de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die niet aan de definitie van coöperatieve vennootschap in artikel 6:1 van het Wetboek beantwoordt, wordt een besloten vennootschap;
  • de beroepsvereniging en de federatie van beroepsverenigingen wordt een VZW.


11 Art. 39, §1, lid 1 van de wet van 23 maart 2019: “Op de vennootschappen, verenigingen en stichtingen die bestaan op de dag van de inwerkingtreding van deze wet is het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voor het eerst van toepassing op 1 januari 2020. Vennootschappen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid, en stichtingen worden geacht te bestaan vanaf de dag waarop zij rechtspersoonlijkheid hebben verkregen.”

12 Art. 39, §1, lid 1 van de wet van 23 maart 2019:

13 Art. 39, §1, lid 3 van de wet van 23 maart 2019: “De in het eerste lid bedoelde vennootschappen, verenigingen en stichtingen moeten hun statuten in overeenstemming brengen met de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen ter gelegenheid van de eerstvolgende statutenwijziging na 1 januari 2020, tenzij deze statutenwijziging voortvloeit uit de toepassing van het toegestane kapitaal, de uitoefening van inschrijvingsrechten of de conversie van converteerbare obligaties. In ieder geval moeten de statuten uiterlijk op 1 januari 2024 met de bepalingen van hetzelfde Wetboek in overeenstemming worden gebracht. De leden van het bestuursorgaan zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door de vennootschap, vereniging of stichting, of door derden ten gevolge van de niet-nakoming van deze verplichting.”

14 Art. 39, §2, lid 1 van de wet van 23 maart 2019: “Vanaf 1 januari 2020 of, voor de vennootschappen, verenigingen of stichtingen die van de in paragraaf 1, tweede lid bedoelde mogelijkheid hebben gebruik gemaakt, vanaf de dag van de bekendmaking van de in dat lid bedoelde statutenwijziging, zijn de dwingende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van toepassing. Statutaire bepalingen die in strijd zijn met deze dwingende bepalingen worden vanaf die dag voor niet geschreven gehouden. De aanvullende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen worden slechts van toepassing in zoverre zij niet door statutaire clausules worden uitgesloten.”

15 Art. 39, §1, lid 3 van de wet van 23 maart 2019.

16 Art. 6: 1 WVV.

17 Art. 41, §2 van de wet van 23 maart 2019:


Bron: https://doc.ibr-ire.be



Mots clés