In 2020 volgt de laatste fase van de hervorming van de vennootschapsbelasting. Het nominale tarief daalt verder van 29% naar 25%. De aanvullende crisisbijdrage verdwijnt definitief na enkele decennia 'crisis'. Het gros van de compenserende maatregelen werd genomen in 2018 en 2019.
Toch zijn er ook in 2020 grote fiscale wijzigingen, niet in het minst voor bedrijfsvoertuigen.
De gewone investeringsaftrek voor kleine ondernemingen die tijdelijk werd verhoogd van 8% naar 20% daalt opnieuw naar 8%. Ook de afschrijvingsregimes worden gewijzigd. Zo zal het degressief afschrijvingsstelsel worden geschrapt. Daarnaast moeten ook kleine ondernemingen in de toekomst pro rata temporis afschrijven.
Diverse fiscale boetes zullen niet meer aftrekbaar zijn in de vennootschapsbelasting. In beginsel kunnen fiscale sancties (administratieve boetes als strafrechtelijke sancties) geen aanleiding geven tot aftrekbare beroepskosten omdat ze niet betaald worden met het oog op het verkrijgen of behouden van belastbare inkomsten. Van dit beginsel wordt afgeweken voor de belastingverhogingen inzake belastingen die fiscaal als aftrekbare beroepskost aanvaard werden, zoals bijvoorbeeld de bedrijfsvoorheffing, evenredige administratieve geldboeten inzake btw, registratierechten, verhogingen van sociale bijdragen … Door de wijzigingen zullen verkeersboetes, boetes wegens inbreuken op de economische reglementering, administratieve geldboetes van de sociale wetgeving, boetes opgelegd door de Europese Commissie of het Europees Hof van Justitie, maar ook bijv. een boete wegens het laattijdig neerleggen van de jaarrekening niet langer aftrekbaar zijn. De aanslag geheime commissielonen zal ook niet langer aftrekbaar zijn.
De aftrekbaarheid van auto’s wordt ingrijpend gewijzigd. We evolueren naar een lineair systeem waarbij de aftrekbaarheid veel meer afhangt van de CO2-uitstoot van de wagen. Milieuvriendelijke wagens zullen bevoordeeld worden. Wagens met een grote CO2-uitstoot zullen extra benadeeld worden.
Opgepast, ook de brandstofkosten verbonden aan een voertuig zullen aftrekbaar worden aan hetzelfde percentage als datzelfde voertuig. Voorheen waren brandstofkosten ten belope van 75% aftrekbaar. Ondernemingen doen er goed aan zich administratief voor te bereiden op deze ingrijpende wijziging.
Wanneer een vennootschap het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling inricht, waren de betrokken kosten fiscaal voor 120% aftrekbaar. Om de regeling te harmoniseren met de autokosten zullen die kosten vanaf 2020 nog voor 100% aftrekbaar zijn.
Daarnaast wordt verduidelijkt wat nu precies onder ‘marktrente’ moet worden verstaan. Voortaan wordt dat begrip verduidelijkt door te verwijzen naar zogenaamde MFI-rente (Monetary Financial Institutions) voor variabele leningen kleiner dan 1 miljoen euro aan niet-financiële vennootschappen in de maand november van het vorige jaar. Bij die rente wordt dan 2,5% opgeteld.
Het in resultaat nemen van een disconto voor schulden met betrekking tot niet-afschrijfbare activa zal niet langer als een aftrekbare kost worden aanvaard.
De definitie van een Belgische vaste inrichting zal in de toekomst ruimer worden geïnterpreteerd conform de OESO-BEPS-plannen.
Verliezen van buitenlandse vaste inrichtingen waarvan de winst bij verdrag wordt vrijgesteld in België zullen voortaan enkel nog in België aftrekbaar zijn voor zover die ‘definitief’ zijn en gelegen zijn binnen de EER. Dat is bijvoorbeeld het geval indien de buitenlandse vaste inrichting definitief wordt gesloten en er geen enkele mogelijkheid meer is om de verliezen in dat land te compenseren.
Het merendeel van de kleinere aftrekposten wordt geschrapt. Het gaat over volgende aftrekposten: De belastingvermindering aanvullend personeel, de belastingvermindering bijkomend personeel, de zogenaamde stagebonus en het verlaagd tarief voor meerwaarden op onroerende goederen van vennootschappen voor huisvestingskrediet.
Er is ook een tijdelijke maatregel met betrekking tot de belastingvrije reserves. Die maatregel wil Belgische vennootschappen en buitenlandse vennootschappen die aan de belasting van niet-inwoners onderworpen zijn aanmoedigen bedragen vrij te maken die zich al lang in de vrijgestelde reserves bevinden. Op die opnemingen is een afzonderlijk tarief van toepassing dat voor de aanslagjaren 2021 en 2022 15% bedraagt. Nadien zijn opnemingen opnieuw aan het gewone nominale tarief onderworpen. Ondernemingen kunnen een nog lager tarief genieten indien ze de opnemingen besteden aan investeringen. Het tarief bedraagt dan slechts 10%.
Daarnaast komt er ook een bijkomende lastenverlaging voor onderzoekers. Die specifieke lastenverlaging bestond reeds voor onderzoekers met bepaalde masterdiploma’s maar werd in 2018 ook mogelijk voor sommige bachelordiploma’s. De maatregel komt in 2020 op kruissnelheid door het vrijstellingspercentage van doorstorting van bedrijfsvoorheffing te verhogen van 40% naar 80%.
Starters krijgen dan weer hun btw sneller terugbetaald. Startende ondernemingen kunnen vanaf dit jaar elke maand om een teruggave van hun btw-krediet vragen en hoeven dus niet langer een kwartaal te wachten. Door de regeling wordt tegemoetgekomen aan eventuele cashflowproblemen bij startende ondernemingen.
Bron: VBO