Zoals opgemerkt door het Rekenhof in een rapport van 2019 [1], maakte de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegen- en nachtarbeid in het verleden geen voorwerp uit van controleacties van de fiscus. Reden hiervoor was voornamelijk de complexe wetgeving en de interpretatie daarvan. Momenteel controleert de fiscus echter volop op de toepassingsvoorwaarden van deze vrijstelling. Hoewel de FOD Financiën midden 2019 een circulaire uitvaardigde, zijn nog lang niet alle problemen van de baan.
Ondernemingen waarin ploegenarbeid of nachtarbeid wordt verricht en die een ploegenpremie betalen, genieten een vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing ten belope van 22,80% van het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de werknemers die in ploegen- en nachtarbeid werken.
Gelet op de ruime wettelijke definitie komen een groot aantal ondernemingen[2] in aanmerking voor de gunstmaatregel.
Een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht, wordt omschreven als een “onderneming waar het werk wordt verricht in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers, die hetzelfde werk doen qua inhoud als qua omvang en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen en zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak”.
Een onderneming waar nachtarbeid wordt verricht is een “onderneming waar werknemers overeenkomstig de in de onderneming toepasselijke arbeidsregeling, prestaties verrichten tussen 20u en 6u, m.u.v. de werknemers die enkel prestaties verrichten tussen 6u en 24u en de werknemers die gewoonlijk beginnen te werken vanaf 5u”.
De fiscus stuurt uitgebreide vragenlijsten waarin onder meer wordt gevraagd naar een kopie van de van toepassing zijnde CAO, het arbeidsreglement, organigram van de onderneming, tijdregistratie van elke individuele werknemer, etc. Na ontvangst van de antwoorden, volgen meestal bijkomende vragen en een meer doorgedreven onderzoek naar de organisatie van de arbeid. Dit betekent niet zelden een zware administratieve last voor de gecontroleerde ondernemingen.
Bij de controles komen verschillende problemen m.b.t. de toepassing van de wetgeving naar boven.
Om in aanmerking te komen dient een werknemer tenminste een derde van zijn arbeidstijd in ploegen- of nachtarbeid te zijn tewerkgesteld. De vraag stelt zich hoe deze beoordeling dient te gebeuren. Dient een werknemer 1/3e van zijn werkdagen, op maandbasis bekeken, in ploegen- of nachtarbeid te zijn tewerkgesteld? Of dient een werknemer 1/3e van zijn werkuren, op maandbasis bekeken, in ploegen- of nachtarbeid te zijn tewerkgesteld?
Daarnaast rijst de vraag wat er wordt verstaan onder “hetzelfde werk qua inhoud en qua omvang”. Dienen de ploegen uit hetzelfde aantal werknemers te bestaan? Dienen de werknemers dezelfde taak uit te voeren of mogen de taken complementair zijn? Dient de aflossing van de werknemers/ploegen op eenzelfde locatie te gebeuren?
Het Hof van Beroep te Antwerpen heeft d.d. 19 januari 2021 m.b.t. een onderneming met buschauffeurs geoordeeld dat er sprake was van “hetzelfde werk qua inhoud als omvang” terwijl het Hof op dezelfde datum m.b.t. een onderneming met wegenwachters een arrest heeft geveld waarbij het Hof heeft geoordeeld dat er enkel sprake was van hetzelfde werk qua inhoud. Volgens het Hof was voor de wegenwachters daarentegen niet aangetoond dat er sprake was van hetzelfde werk qua omvang. Dit omdat het aantal werknemers per ploeg sterk van elkaar verschilde en dat drie van de vier beginnende ploegen werden opgevolgd door slechts één late ploeg. Er was daarbij niet aangetoond dat deze late ploeg ongeveer evenveel werknemers telde als de drie te vervangen ploegen samen. Noch was aangetoond dat de late ploeg qua omvang hetzelfde werk kon verrichten of verrichtte als de betreffende ochtendploegen.
Er stellen zich nog tal van interpretatieproblemen welke in de praktijk tot veel discussies zorgen tussen belastingplichtige en de fiscus.
Ook ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van ondernemingen waarin ploegen- of nachtarbeid wordt verricht, kunnen gebruik maken van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor hun werknemers die in ploegen- of nachtarbeid worden tewerkgesteld.
Momenteel vindt een gecoördineerde controleactie plaats in de uitzendsector. Er wordt van de uitzendkantoren gevraagd om, voor werknemers waarvoor de vrijstelling werd geclaimd, te bewijzen dat zij in een systeem van ploegen- of nachtarbeid hebben gewerkt. Dit gebeurt in principe op basis van een (representatieve) steekproef. De uitzendkantoren dienen hierbij te rekenen op de goodwill van haar gebruikers om de nodige data te verzamelen. Slagen zij er niet in om de nodige informatie (tijdig) te bekomen, ziet het uitzendkantoor zich geconfronteerd met aanslagen in de bedrijfsvoorheffing waarbij de genoten vrijstelling wordt teruggevorderd.
[1] Verslag m.b.t. vrijstellingen van storting van bedrijfsvoorheffing – een complexe regeling ter ondersteuning van werkgevers, zoals goedgekeurd op 27 maart 2019 door de algemene vergadering van het Rekenhof.
[2] Uit de profitsector en enkele uit de non-profitsector zoals de ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.
Bij vragen, aarzel dan niet om een van onze specialisten te raadplegen.
Daan Buylaert – Partner (daan.buylaert@tiberghien.com)
Kimberley De Plucker – Senior Associate (kimberley.deplucker@tiberghien.com)
Charlotte Meskens - Senior Associate (charlotte.meskens@tiberghien.com)
Bron: Tiberghien