Op Fisconetplus heeft Fod Financïen een nieuw bericht gepubliceerd over de bijlage 270 MLH, dat het begrip ‘ander document dat als factuur geldt’, zoals voorzien in de wettekst, uitlegt.
ARTIKEL 307, §2/2 WIB 92 – BIJLAGE 270 MLH – VRIJSTELLING “ANDER DOCUMENT IN DE PLAATS VAN EEN FACTUUR”
Vanaf aanslagjaar 2024 voorziet artikel 307, §2/2, WIB 92 dat de aangifte in de inkomstenbelasting de bijlage 270MLH moet bevatten wanneer de
1. huurder is van een onroerend goed
of
houder is van een zakelijk gebruiksrecht (erfpacht, opstal, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, enz.) op een onroerend goed (met uitzondering van het onroerend goed dat overeenkomstig de pachtwetgeving of een vergelijkbaar buitenlands recht dat de pachtprijzen beperkt, is verhuurd en wordt gebruikt voor land- of tuinbouw)
en
2. een rechtspersoon is die ertoe gehouden is een aangifte in de inkomstenbelastingen in te dienen
of
een natuurlijke persoon is die de huurvergoedingen voor dat onroerend goed of de vergoedingen voor de vestiging of overdracht voor dat recht geheel of gedeeltelijk in aftrek brengt als werkelijke beroepskosten.
Echter, artikel 307, §2/2, derde lid, WIB 92 stelt dat de verplichting om een bijlage (formulier 270MLH) toe te voegen aan de aangifte in de inkomstenbelastingen, niet van toepassing is “op de huurvergoedingen en vergoedingen voor een recht van opstal, een recht van erfpacht of een ander zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed die verbonden zijn aan de leveringen van goederen of diensten verricht door een belastingplichtige gevestigd op het grondgebied van de Gemeenschap in de zin van artikel 1, § 2, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein, waarvoor overeenkomstig het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde of elke andere wettelijke of reglementaire bepaling toepasbaar op de belastingplichtige, een factuur of een document in de plaats ervan werd opgesteld.”
Hogergenoemde uitzondering op de verplichting om gegevens mee te delen met betrekking tot huurvergoedingen of vergoedingen voor een zakelijke gebruiksrecht op een onroerend goed wanneer een factuur of een document in de plaats ervan werd opgesteld voor deze vergoedingen, werd ingevoerd naar analogie met artikel 57, derde lid, WIB 92 (Parl.St. Kamer, 2023-2024, 55-3607/001, p. 64).
Onder een factuur of een document in de plaats ervan wordt bijgevolg niet enkel een factuur overeenkomstig de btw-reglementering van toepassing op de belastingplichtige verstaan, maar eveneens een creditnota, of een vereenvoudigde factuur bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, in de gevallen waarin ze toegelaten is, alsook het bijzonder stuk in de zin van artikel 53, § 3, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, indien het een levering van een goed of een dienst betreft binnen een Belgische BTW-eenheid (Parl.St. Kamer, 2021-2022, 55-2351/003, p.102-103).
I. DE VOORWAARDE ‘EEN FACTUUR OF EEN DOCUMENT IN DE PLAATS ERVAN OPGESTELD’
Hier dient een onderscheid gemaakt te worden al naargelang de verhuur of het zakelijke gebruiksrecht op het onroerende goed vrijgesteld is van btw overeenkomstig art. 44, § 3, 1°, b) en 2° van het Btw-Wetboek of niet.
1. Vrijstelling van btw is niet van toepassing
Indien de voormelde vrijstelling niet van toepassing is, bestaat er in principe een wettelijke factureringsplicht. Een belastingplichtige leverancier of dienstverrichter dient in dat geval een factuur op te stellen.
De btw-regelgeving bepaalt welke vermeldingen de factuur moet bevatten (zie art. 5, § 1, van het KB nr. 1 van 29.12.1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde).
De bepalingen met betrekking tot de verplichte bijlage zoals bedoeld in art. 307, § 2/2, WIB 92 zijn niet van toepassing op de huurvergoedingen en vergoedingen voor een zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed waarvoor een rechtsgeldige factuur werd opgesteld.
2. Vrijstelling van btw is wel van toepassing
Indien de voormelde vrijstelling wel van toepassing is, bestaat er geen factureringsverplichting. Een belastingplichtige leverancier of dienstverrichter is bijgevolg niet verplicht een factuur op te stellen.
Deze belastingplichtige leverancier of dienstverrichter heeft echter wel de mogelijkheid om:
- ofwel een factuur zijn: een document dat de vermeldingen van art. 5,§1, van het KB nr. 1 van 29.12.1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde bevat;
- ofwel een creditnota zijn;
- ofwel een vereenvoudigde factuur zijn bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, in de gevallen waarin ze toegelaten is;
- ofwel het bijzonder stuk in de zin van artikel 53, § 3, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde zijn, indien het een levering van een goed of een dienst betreft binnen een Belgische BTW-eenheid.
De bepalingen met betrekking tot de verplichte bijlage zoals bedoeld in art. 307, § 2/2, WIB 92 zijn niet van toepassing op de huurvergoedingen en vergoedingen voor een zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed waarvoor een rechtsgeldige factuur of een ander document in de plaats van de factuur, zoals hiervoor omschreven, werd opgesteld. Ontvangstbewijzen en andere gelijkaardige documenten gelden niet als factuur noch als ‘ander document in de plaats van de factuur’.
De voormelde vergoedingen waarvoor geen dergelijke factuur of een ander document in de plaats ervan is opgesteld, zoals hiervoor bedoeld, vallen bijgevolg wel onder de verplichting bepaald in art. 307, § 2/2, WIB 92.
II. FACTUUR VOOR DE VESTIGING VAN EEN ZAKELIJK GEBRUIKSRECHT OP EEN ONROEREND GOED MET PERIODIEKE VERGOEDINGEN
Beoogd wordt een met btw te belasten vestiging van een zakelijk recht op een gebouw (met bijhorend terrein) waarvoor overeenkomstig art. 53, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek, een verplichting tot facturering bestaat. Het gaat om de levering van een uit zijn aard onroerend goed, waarbij het belastbaar feit het tijdstip van de levering is.
In dit geval moet er conform de btw-wetgeving een factuur worden uitgereikt naar aanleiding van de met btw te belasten vestiging van een zakelijk recht op een gebouw (met bijhorend terrein), de levering van een uit zijn aard onroerend goed, maar niet meer naar aanleiding van de periodieke afrekeningen.
De btw wordt opeisbaar over de ‘volledige maatstaf’ van heffing bij de levering. Bij periodieke betalingen wordt de ‘maatstaf’ berekend door de toekomstige betalingen op te tellen. Partijen kunnen ook de waarde van toekomstige betalingen herrekenen naar hun huidige waarde.
De uitzondering op de verplichting om de bijlage 270 MLH toe te voegen zoals voorzien in art. 307, §2/2, 3e lid, WIB 92 is eveneens van toepassing op toekomstige periodieke betalingen bij het opstellen van een factuur met btw of een ander document in de plaats ervan voor de vestiging van een zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed tegen periodieke betalingen.
Bijgevolg zijn de bepalingen aangaande de verplichte bijlage zoals voorzien in art. 307, §2/2 WIB 92 niet van toepassing op bovenvermelde vergoedingen waarvoor een rechtsgeldige factuur, bevattende alle verplichte factuurvermeldingen van art. 5, §1 van het KB nr. 1 van 29.12.1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, of een ander document in de plaats van de factuur werd opgesteld.
Zoals beschreven in punt I.2, worden met “een ander document in de plaats van een factuur” bedoeld (naar analogie met art. 57, derde lid, WIB 92):