logo

Goede afspraken, maken goede vrienden ook inzake fiscaliteit grensoverschrijdende werknemers

De coronacrisis stelt ons voor ongeziene uitdagingen. Ook in de internationale fiscaliteit. Sinds 18 maart 2020 geldt er een algemeen inreis- en uitreisverbod in België voor niet-essentiële verplaatsingen. En bovendien is telewerk een verplichting voor alle werknemers wiens functie zich daartoe leent.


Belgische inwoners die naar het buitenland pendelen om er te werken - en uiteraard ook buitenlanders in de omgekeerde situatie - kunnen hierdoor in principe hun dagelijkse, wekelijkse of maandelijkse verplaatsing niet meer uitvoeren. Dit zorgt voor complicaties, meer bepaald voor wat betreft het bepalen van welk land belasting mag heffen over de bezoldigingen. Die heffingsbevoegdheid wordt immers vaak bepaald op basis van de gekende “183-dagen-regel”. In de berekening van de 183 dagen worden werkdagen in België meegenomen. Maar evenzeer tellen verlofdagen, ziektedagen en werkloosheidsdagen mee wanneer de werknemer deze dagen doorbrengt in België.


In tussentijd sloot België akkoorden met Frankrijk en Luxemburg. Met Nederland is een akkoord in de maak, dixit Minister van Financiën Alexander De Croo. Maar deze akkoorden ten spijt, er ontbreekt nog steeds duidelijkheid omtrent het standpunt dat de Belgische belastingadministratie zal innemen inzake de praktische invulling. Hoe het rijksinwonerschap te bepalen en hoe de 183 dagen regel in deze wel erg bijzondere omstandigheden berekend wordt.


Verschillende situaties behoeven dringend duidelijkheid vanwege de Belgische fiscus, meer bepaald inzake:

  1. de wijze waarop de 183 dagen regel zal worden geïnterpreteerd voor niet-inwoners met beroepsactiviteit in België waarvan de inkomsten mogelijks in België belastbaar zijn;
  2. het kwalificeren van rijksinwonerschap voor Belgen die werden gedetacheerd naar het buitenland, maar gedurende de quarantaine zijn teruggekeerd naar België. Bijvoorbeeld omwille van de betere ziekenhuiszorg of hulpbehoevende familieleden Of, voor recente Belgische rijksinwoners die terugkeren naar hun ‘vorige woonstaat’ omwille van dezelfde of gelijkaardige redenen;
  3. het voorkomen van dubbele belasting voor Belgische rijksinwoners die wegens fulltime tewerkstelling in het buitenland (werkstaat) ook daar belast worden. En waarvoor die Staat nu aanvaardt dat een gedwongen tele-dag in België toch als een werkdag in de werkstaat moet worden gezien. Zoals bijvoorbeeld Nederland dat doet. Dat zal immers tot dubbele belasting aanleiding geven, want België beschouwt diezelfde telewerk dag als belastbaar in België. Duidelijkheid en coherentie moet hieromtrent geschapen worden;
  4. Het voorkomen van dubbele belasting voor niet-inwoners die fulltime tewerk zijn gesteld in België en er ook belastbaar zijn op de inkomsten daaruit, en waarbij de werknemer aan telewerk doet in de woonstaat en de Belgische werkgever bedrijfsvoorheffing inhoudt terwijl de werknemer belastbaar is op de bezoldiging van die tele-dagen in de woonstaat;
  5. De wijze waarop de bedrijfsvoorheffing dient te worden aangegeven en betaald in de bovenstaande gevallen.


Zonder verduidelijking dreigt rechtsonzekerheid zich meester te maken van de belastingcontroles over aanslagjaar 2021 (inkomstenjaar 2020). Met als kind van de rekening de werknemer die dubbel dreigt te betalen.


Zonder deze broodnodige verduidelijkingen zal de belastingaangifte over aanslagjaar 2021 (inkomstenjaar 2020) meer weg hebben van een berekend gok. En dat mag niemand worden toegewenst.


Goede afspraken, maken goede vrienden. Ook inzake fiscaliteit over de internationale tewerkstelling.


De overheid dient actie te ondernemen, niet vandaag maar gisteren.


Bron: Tuerlinckx Tax Lawyers

Mots clés

Aanbevolen artikelen

De Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB): tussen kritiek en verdediging van zijn bindende kracht

Verplicht flexiloongegevens uploaden via ‘Flexi at work’

Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling: het hof van beroep te Antwerpen zet de puntjes op de i!