Belgen met buitenlands vastgoed zijn in de meeste gevallen (minstens in theorie) enkel belastingen verschuldigd in het land waar het vastgoed gelegen is. België heeft immers verdragen afgesloten met een heel aantal landen om te bepalen welk land bevoegd is om belastingen te heffen en dit per specifiek type van inkomen. Zulke dubbelbelastingverdragen bepalen nagenoeg steeds dat inkomsten uit vastgoed enkel belastbaar zijn in het land van ligging.
Opgelet, dit betekent niet dat u uw buitenlandse inkomsten niet hoeft aan te geven in de Belgische personenbelasting. De Belgische vrijstellingsmethode - met name de toepassing van het progressievoorbehoud - leidt ertoe dat uw (Belgische) globaal belastbare inkomsten aan een hoger tarief belast zullen worden.
De Verenigde Arabische Emiraten (VAE) zijn op dit vlak de vreemde eend in de bijt. Hoewel er een dubbelbelastingverdrag voorhanden is, krijgt dit in de praktijk in veel gevallen geen uitwerking. Voor Belgen met vastgoed in bijvoorbeeld Dubai zijn de VAE overeenkomstig de tekst van het dubbelbelastingverdrag heffingsbevoegd inzake de onroerende inkomsten. Het Belgische Hof van Cassatie heeft vorig jaar echter (in een heel andere context) het principe bevestigd dat natuurlijke personen die Belgisch fiscaal inwoner zijn de verdragsvrijstelling vooralsnog niet kunnen inroepen, en België dus toch belasting mag heffen.
Dubbelbelastingverdragen zijn in wezen telkens op de volgende manier opgebouwd: na het bepalen van de werkingssfeer en enkele definities, wordt er per inkomstencategorie bepaald welk(e) van beide landen er heffingsbevoegd is/zijn. Vervolgens wordt er voor elk van beide landen vastgelegd in welke gevallen en op welke wijze zij ten aanzien van hun inwoners zich moeten onthouden van het heffen van belasting.
In het dubbelbelastingverdrag dat België met de VAE afgesloten heeft, wordt gestipuleerd dat (onder meer op het vlak van onroerende inkomsten) vrijstelling (met progressievoorbehoud) moet worden verleend indien zij in de VAE ‘zijn belast’.
De hamvraag luidt aldus wat er wordt bedoeld met inkomsten die in de bronstaat ‘belast zijn’.
Om hierop een antwoord te kunnen bieden, baseerde het hof van beroep te Brussel zich in zijn arrest van 27 februari 2018 op de administratieve commentaar van artikel 155 WIB. Daarin wordt gesteld dat een inkomen in het buitenland belast is wanneer het de normale aanslagregeling heeft ondergaan die in de bronstaat op dat inkomen van toepassing is. Het is daarbij van geen belang dat sommige bestanddelen van dat inkomen die in België belastbaar zijn dat niet zijn in de bronstaat. Idem voor de bestanddelen die in de bronstaat uitdrukkelijk van belasting zijn vrijgesteld.
Bijzonder aan de VAE is dat zij op het vlak van inkomstenbelasting enkel vennootschapsbelasting en geen personenbelasting kennen. Aldus het Brusselse hof kan er op die manier in hoofde van natuurlijke personen geen sprake zijn van enige onderworpenheid aan een normale aanslagregeling.
Ook het principe ‘exemption vaut impôt’ lijkt volgens het hof niet aan de orde te zijn. Opdat dit zou spelen, lijkt er in eerste instantie een belastingregeling voorhanden te moeten zijn.
In zijn arrest van 25 juni 2021 bevestigt het Hof van Cassatie deze zienswijze (Cass. 25 juni 2021, F.18.0112/N).
Een Belgisch inwoner met een appartement in Dubai kan dus geen vrijstelling (met progressievoorbehoud) in België ingevolge het dubbelbelastingverdrag claimen. De reden hiervoor is dat dit onroerend inkomen niet in de VAE ‘is belast’.
Hieronder bespreken we welk inkomen er dan concreet moet worden aangegeven in de Belgische aangifte en hoe de belasting op dit inkomen berekend zal worden.
Belgische eigenaars van buitenlands vastgoed dat zij ofwel zelf gebruiken ofwel verhuren aan privépersonen, worden sinds inkomstenjaar 2021 belast op basis van het (Belgische) kadastraal inkomen (KI) van dat goed. Het niet-geïndexeerde KI moet in de aangifte personenbelasting worden opgenomen als onroerend inkomen. De fiscale administratie zal dit vervolgens zelf indexeren en vermeerderen met 40%. De belastingplichtige zal ook moeten specificeren welk deel van dit inkomen van buitenlandse oorsprong is en of er een verdragsvrijstelling van toepassing is.
Net zoals voor Belgisch vastgoed, worden de bij wet vastgestelde buitenlandse onroerende inkomsten van de belastingplichtige aan de progressieve tarieven van de personenbelasting onderworpen. Aangezien de belastingplichtige geen gebruik kan maken van de vrijstelling onder het verdrag, zal de geheven belasting in casu wel met de helft worden verminderd (artikel 156 WIB).
Het besproken arrest van het Hof van Cassatie is geen verrassing, maar integendeel eerder een bevestiging van de bestaande praktijk. Merk wel op dat de bevindingen op het vlak met de VAE allerminst kunnen worden veralgemeend naar andere verdragen waar de notie ‘is belast’ wordt gehanteerd in het artikel inzake de wijze van onthouding van belasting. Zo oordeelde het Hof van Cassatie begin 2018 nog in een Belgisch-Nederlandse context dat dit niet zonder meer kan worden begrepen als ‘daadwerkelijk belast’ (Cass. 25 januari 2018, AR F.16.0060.N). Het Antwerpse hof van beroep sloot zich recent bij deze visie aan (Antwerpen, 19 januari 2021).
Voor Belgen die niet louter wensen te investeren in vastgoed in Dubai, maar werkelijk willen emigreren naar de VAE vergt de fiscale analyse heel wat meer aandacht. In de eerste plaats geldt de Belgische interne wetgeving op basis waarvan iemand al dan niet als Belgisch inwoner kwalificeert. Deze kent zeer vergaande toepassingen: denk bijvoorbeeld aan het onweerlegbaar vermoeden van inwoner van een persoon die gehuwd is en wiens gezin in België is gevestigd, en dit terwijl hij/zij effectief verhuisd is naar en ingeschreven is in Dubai. Daarnaast hebben de VAE een eigen wettelijk concept van ‘inwonerschap’. Op verdragsniveau wordt daarenboven in principe bepaald in welk van de twee landen men voor inkomstenbelastingdoeleinden (uitsluitend) wordt geacht inwoner te zijn. De vraag rijst echter of deze tie breaker rule in het specifieke geval van de VAE wel toegepast kan worden. Het is aangewezen om dit voorafgaand aan de emigratie grondig te (laten) bekijken, zodoende dat u achteraf niet voor onaangename verrassingen komt te staan.
Bron: Cazimir, maart 2022