Brussel, juni 2020 – De Belgische ondernemingen ramen dat hun omzet nog steeds 17 % onder het niveau van vóór de crisis ligt, dat is zowat de helft van de impact die werd opgetekend tijdens de weken van lockdown. Het gaat om een herstel met 6 procentpunten in twee weken en met 9 procentpunten in een maand. Het herstel is vrij algemeen gespreid over de sectoren en deze week betreft het in het bijzonder de horeca, waar de omzet duidelijk verbetert maar nog niet de helft overschrijdt van het niveau van vóór de crisis. De perceptie van het faillissementsrisico, de liquiditeitsproblemen en de mate van bezorgdheid zijn overigens verbeterd. Dat is wat blijkt uit de tiende enquête van de ERMG bij de Belgische ondernemingen. Hoewel deze indicatoren minder ongunstig zijn geworden, blijft de crisis een zware impact hebben op de ondernemingen. De vooruitzichten ten aanzien van investeringen en werkgelegenheid blijven bovendien somber. Een volledig herstel zal tijd vergen.
Diverse federaties van ondernemingen en zelfstandigen hebben afgelopen week een nieuwe enquête gehouden (BECI, NSZ, UNIZO, UWE en VOKA voor deze enquête). Het was de tiende golf van de enquête sinds eind maart. Dit door de NBB en het VBO gecoördineerd initiatief is bedoeld om na te gaan wat de impact is van de coronacrisis op de economische activiteit alsook op de financiële gezondheid en de beslissingen van de ondernemingen. In totaal namen 3 136 ondernemingen en zelfstandigen aan deze enquête deel[1]. De reeks enquêtes wordt voorlopig onderbroken. In juli en augustus zal er in principe geen nieuwe enquête worden georganiseerd.
[1] De deelname aan de enquête van bepaalde federaties waarvan de leden in een specifieke bedrijfstak werken, kan een steekproeffout veroorzaken. De ondernemingen van een bepaalde bedrijfstak zouden namelijk sterker vertegenwoordigd kunnen zijn in onze steekproef dan in de Belgische economie als geheel. Bijgevolg werd de steekproef gestratificeerd per bedrijfstak op basis van het gewicht in de toegevoegde waarde in België. De ontwikkeling in de loop van de weken moet echter met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien de ondernemingen die de enquête invullen van week tot week kunnen verschillen.
Rekening houdend met de grootte van de ondernemingen en met de toegevoegde waarde van de sectoren, hebben de bevraagde ondernemingen deze week een daling van hun omzet met 17 % gerapporteerd ten opzichte van de periode vóór de crisis. Dat is een duidelijke verbetering, met 6 procentpunten in vergelijking met twee weken geleden en met 9 procentpunten ten opzichte van een maand geleden. Bovendien is het omzetverlies gehalveerd ten opzichte van dat van de tijdens de lockdown gehouden enquêtes (namelijk de enquêtes van 30 maart tot 27 april). Hoewel deze cijfers enigszins bemoedigend zijn en de positieve impact van de diverse versoepelingsfases weerspiegelen, tonen ze ook aan dat het herstel van het omzetverlies tijd vergt.
Voor de meeste sectoren is het omzetverlies sterk verminderd ten opzichte van de lockdown weken. Er werd namelijk een duidelijke verbetering opgetekend in de antwoorden van de bevraagde ondernemingen uit de non-food detailhandel (+74 procentpunten), de bouw (+40 procentpunten), de horeca (+38 procentpunten), de groothandel (+25 procentpunten), de ondersteunende diensten (+15 procentpunten), de vastgoedactiviteiten (+15 procentpunten) en de industrie (+8 procentpunten). Terwijl de verbetering twee weken geleden vooral merkbaar was in de sectoren met de grootste omzetdaling tijdens de lockdown, is de verbetering deze week meer algemeen en doet ze zich ook voor in andere sectoren waarvan de activiteit minder rechtstreeks door de lockdown werd geraakt, zoals de diensten aan ondernemingen, de industrie en de informatie- en communicatiediensten. De ondernemingen in de sector vervoer en opslag en in de landbouw hebben de afgelopen weken echter geen dergelijke verbetering gemeld.
De horeca is – niet te verwonderen – een van de sectoren waar de situatie over de laatste twee golven van de enquête sterk is verbeterd. De door de bevraagde ondernemingen gerapporteerde omzetdaling ten opzichte van de situatie vóór de crisis is aldus afgenomen van 85 % eind mei tot 75 % begin juni en tot 50 % deze week. Dat wordt uiteraard verklaard doordat in deze sector bepaalde activiteiten zijn hervat. Ondanks de duidelijke omzetverbetering blijft de horecasector op dit ogenblik de op één na zwaarst door de COVID-crisis getroffen sector, na de sector kunst, amusement en recreatie. De bevraagde ondernemingen uit deze laatste sector rapporteren deze week een omzet die 86 % lager ligt dan vóór de crisis. De gemiddelde omzetdaling in deze sector sinds het begin van de enquête beloopt 84 % en de ondernemingen uit die sector hebben die situatie dus al meer dan drie maanden gekend.
Wat de nabije toekomst betreft, verwachten acht op de tien bevraagde ondernemingen dat ze het omzetniveau van vóór de crisis niet zullen bereiken in het derde kwartaal. Voor zowat alle sectoren blijft de ontoereikende vraag veruit de belangrijkste hinderpaal voor een volledig omzetherstel: dat wordt door bijna zes op de tien van de bevraagde ondernemingen aangekaart. Voor bepaalde sectoren worden ook de hygiënische en social distancing maatregelen, het formele verbod om bepaalde activiteiten uit te oefenen en de bevoorradingsproblemen vermeld als belangrijke belemmeringen. Een gebrek aan personeel en liquiditeitsproblemen worden daarentegen weinig vernoemd als belemmering voor het omzetherstel.
De bevraagde ondernemingen zijn deze week ook minder pessimistisch over het faillissementsrisico. Voor de enquête van deze week, heeft 5 % van de respondenten meegedeeld dat een faillissement hetzij waarschijnlijk, hetzij zeer waarschijnlijk is. Ter vergelijking: dat cijfer was twee weken geleden 6 % en een maand geleden nog 8 %. De verbetering is het meest opvallend bij de bevraagde ondernemingen uit de horeca (23 % bij de vorige enquête en 10 % bij de huidige enquête), al is het faillissementsrisico binnen deze sector nog dubbel zo groot als het nationaal gemiddelde.
Volgens de enquête van deze week is ook de liquiditeitspositie van de ondernemingen verder verbeterd. Een op vijf ondernemingen verklaart immers haar liquiditeitspositie niet langer dan drie maanden te kunnen handhaven. Ter vergelijking: tijdens de lockdown was dat 38 % van de ondernemingen en bij de voorgaande enquête 23 %. Voor de respondenten uit de horeca is het cijfer teruggelopen van 46 % bij de voorgaande enquête tot 36 % deze week.
De mate van bezorgdheid, gemeten op een schaal van 1 (weinig bezorgd) tot 10 (sterk bezorgd), is deze week opnieuw gedaald, wat betekent dat de vanaf de eerste versoepelingsfase van begin mei vastgestelde neerwaartse tendens zich voortzet. Sinds de voorgaande enquête is de index aldus gedaald van 6,3 tot 5,9. Wat de investeringsplannen betreft, blijven de ondernemingen evenwel blijk geven van voorzichtigheid aangezien de raming van de impact van de coronacrisis op de investeringen gemiddeld beschouwd stabiel is gebleken ten opzichte van de voorgaande enquête. De ondernemingen met investeringsplannen gaan uit van een ongewogen gemiddelde daling van hun investeringen met 34 % ten opzichte van wat gepland was vóór de coronacrisis, tegen een daling met 32 % bij de voorgaande enquête. Mocht dat worden bewaarheid, dan zou een dergelijk resultaat een duidelijk effect sorteren op de binnenlandse vraag en, a fortiori, op de groei.
In tal van opzichten zijn de resultaten van deze week dus beter dan die welke zijn opgetekend tijdens de lockdown weken. Een ander opvallend positief element is dat het beroep op de tijdelijke werkloosheid sinds eind april enquête na enquête sterk is afgenomen. Eind april deelden de bevraagde ondernemingen mee dat de tijdelijke werkloosheid 29 % van de werkgelegenheid in de private sector betrof (zelfstandigen niet meegerekend). Deze week is dat cijfer, volgens de bevraagde ondernemingen, gedaald tot ‘slechts’ 11 %. Die ontwikkeling is vooral bijzonderlijk duidelijk in de horeca, waar het aandeel van de tijdelijk werklozen gekrompen is van 89 % eind mei tot 38 % deze week.
De situatie op de arbeidsmarkt blijft evenwel zorgwekkend aangezien, enerzijds, 11 % tijdelijke werkloosheid een hoog (en lastig te financieren) cijfer blijft en, anderzijds, de werkgelegenheidsvooruitzichten voor de komende maanden pessimistisch blijven. Meer in het bijzonder heeft een vraag van de enquête betrekking op de werkgelegenheidsvooruitzichten in de ondernemingen tussen nu en het einde van het jaar en de resultaten van deze week wijzen op een daling van het aantal werknemers in de private sector met naar raming 6 %, ofwel meer dan 150 000 personen. Ook al is hier sprake van een zekere verbetering ten opzichte van de op basis van de enquêteresultaten van begin juni geschatte daling met 180 000 werknemers, een dergelijke negatieve impact op de arbeidsmarkt blijft aanzienlijk. De procentuele daling van het aantal werknemers zou bovendien nog groter zijn in bepaalde sectoren zoals de horeca (-15 %) en de sector kunst, amusement en recreatie (-32 %).
Bron: NBB