Naar jaarlijkse gewoonte moet ook België tegen het einde van deze maand zijn Stabiliteitsprogramma overmaken aan de Europese Commissie.
De Hoge Raad van Financiën (HRF) bracht hierover recent zijn jaarlijks advies uit. Alle overheden wordt gevraagd hun begrotingskader te versterken. Vooral de federale overheid, het Waals en het Brussels Gewest staan moeilijke begrotingsberaadslagingen te wachten.
De voorbije twee coronajaren was de opmaak van het Stabiliteitsprogramma met begrotingstrajecten voor de volgende drie jaar eerder een formaliteit. In de periode 2020-2022 was immers de 'algemene ontsnappingsclausule' van toepassing. Hierdoor werden lidstaten tijdelijk vrijgesteld van de Europese begrotingsregels.
De jongste winterprognose 2022 van de Europese Commissie ging er alvast van uit dat deze clausule vanaf 2023 niet langer van toepassing zou zijn. De lidstaten zouden vanaf volgend jaar dus weer moeten voldoen aan de Europese begrotingsregels.
De regering doet er goed aan niet te rekenen op Europese coulance.
Karl Collaerts, Senior Adviseur Fiscaliteit & Begroting bij Voka
Definitief uitsluitsel volgt bij de Europese Lentevoorzuitzichten in mei van dit jaar. De impact van de recente inval van Rusland in Oekraïne maakt dat economische ramingen immers quasi dagelijks worden aangepast.
Op basis van de jongste beknopte economische ramingen van de NBB (medio maart) ziet het er wel niet naar uit dat de Europese begrotingsregels opnieuw een jaar opgeschort worden.
De Commissie heeft de lidstaten die de tekortdrempel van 3 % bbp overschrijden, waaronder ons land, ook gevraagd om de geplande maatregelen toe te lichten om dit tekort terug onder deze drempel te brengen.
De regering doet er volgens de HRF dan ook goed aan bij de opmaak van het Stabiliteitsprogramma niet te rekenen op Europese coulance. Het risico op een neerwaartse bijstelling van de economische groei is weliswaar reëel, maar heeft niet noodzakelijk gevolgen voor het aanbevolen aanpassingstraject. Dat is immers uitgedrukt als een pad van jaarlijkse structurele verbeteringen, dus na correctie voor de stand van de conjunctuur.
De HRF gaat daarom als basisscenario opnieuw uit van een noodzakelijke verbetering van het structurele begrotingssaldo de volgende jaren van telkens 0,6 % bbp (3,2 miljard euro in prijzen van 2022). Dat is noodzakelijk om houdbaarheid van de overheidsfinanciën te bereiken.
Voor de opsplitsing van de te leveren structurele saldoverbetering tussen de verschillende beleidsniveaus kijkt de HRF naar het aandeel van elk beleidsniveau in het verwachte globale tekort in 2022. Entiteit I (federale overheid en sociale zekerheid) zou dan de volgende jaren telkens een structurele saldoverbetering van 0,37 % bbp (ongeveer 2 miljard in prijzen van 2022) moeten realiseren. De gemeenschappen en gewesten een structurele saldoverbetering van jaarlijks 0,24 % bbp (ongeveer 1,3 miljard euro in prijzen van 2022).
Een structurele verbetering van het begrotingssaldo impliceert echter niet noodzakelijk een even grote structurele begrotingsinspanning. Immers, de coronasteunmaatregelen worden vooral in 2022 en 2023 afgebouwd, wat in die jaren structurele meevallers oplevert.
Anderzijds zijn er mogelijks ook structurele tegenvallers: de verschillende regeringen hebben in het (al dan niet recente) verleden nieuw beleid beslist, dat zich de volgende jaren in min of meerder mate vertaalt in een verdere verslechtering van hun structurele tekort. In de mate een beleidsniveau in het verleden extra toekomstige uitgavendruk heeft veroorzaakt, zal het dus des te meer inspanningen moeten leveren om de begroting weer structureel gezond te maken.
Hiermee rekening houdend blijkt dat vooral Entiteit I (federale overheid en sociale zekerheid) voor een grote uitdaging staat in de volgende jaren. Over de horizon van het Stabiliteitsprogramma (2023 tot en met 2025) is op dit niveau volgens de HRF een structurele inspanning van 1,34 % bbp aan de orde (7,2 miljard euro).
In 2023 vertaalt zich dit in een inspanning van (slechts) 0,33 % bbp, maar in het verkiezingsjaar 2024 zou de te leveren inspanning quasi verdubbelen tot 0,6 % bbp. Die verdubbeling heeft er mee te maken dat de meevaller van de verwachte afbouw van coronasteunmaatregelen in 2023 driemaal zo groot is als in 2024 en 2025.
Bovendien is op federaal niveau in het verleden extra nieuw beleid beslist dat vooral in 2024 begrotingsmatig tot uitdrukking zal komen (vooral in de sociale zekerheid). Ook in de daarop volgende jaren (2026 en 2027) rekent de HRF al op een structurele jaarlijkse inspanning van meer dan 0,5 % bbp op het niveau van Entiteit I. Dat is nodig om het structureel saldo van Entiteit I jaarlijks te verbeteren met 0,37 % bbp, ondanks de oplopende vergrijzingskosten.
De vereiste bijkomende inspanning van gemeenschappen en gewesten in de volgende jaren zou uitsluitend bij de Franse gemeenschap, het Waals Gewest en (vooral) het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten plaatsvinden. Dat komt omdat meer dan drie vierden van het verwachte structurele tekort van gemeenschappen en gewesten in 2022 door deze 3 beleidsniveaus zou worden geboekt.
In Vlaanderen zou de begrotingsdynamiek bij ongewijzigd beleid de volgende jaren in de goede richting evolueren, waardoor de HRF voor de volgende twee jaar geen bijkomende saneringsinspanning oplegt aan Vlaanderen.
De vereiste gezondmaking van de openbare financiën zal de volgende jaren dus vooral afhangen van beraadslagingen in het (federale) kasteel van Stuyvenberg, maar ook in het Elysette te Namen (Waals Gewest) en in de Hertogstraat te Brussel (Brussels Gewest).
Tot slot formuleerde de HRF in haar advies ook een aantal aangescherpte, kwalitatieve aanbevelingen ter versterking van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Hoewel ze niet in cijfers gevat zijn, zijn ze ter versterking van het begrotingskader zeker relevant om te vermelden en toe te passen:
1. Een 'expenditure shift' of heroriëntering van uitgaven richting groeibevorderende investeringen is noodzakelijk. Spending reviews die de doelmatigheid van beleidsbeslissingen documenteren zijn hiertoe op alle niveaus aangewezen.
2. Als onderdeel van het Europese begrotingskader moet ons land een meerjarige uitgavennorm ontwikkelen, van toepassing op alle beleidsniveaus. Voorbereidende afstemming tussen de HRF, de verschillende overheden, de Europese Commissie en de Oeso vindt al een tijdje plaats. Het wordt stilaan tijd dat die gesprekken ook uitmonden in een concrete normering.
3. Ook de houdbaarheid van de overheidsschuld op alle beleidsniveaus verdient meer aandacht. Daartoe zijn verfijndere indicatoren dan de schuldgraad noodzakelijk. De HRF suggereert om de verhouding tussen de rentelasten en de overheidsuitgaven goed op te volgen. Met name in het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest stijgt deze parameter zonder ingrijpen de volgende jaren zeer aanzienlijk. Een reden te meer voor deze beleidsniveaus om in te grijpen.
4. Een meerjarige, structurele begrotingsvisie die de grenzen van de legislatuur overschrijdt. Daartoe zouden alle overheden meerjarige begrotingen moeten opstellen in structurele termen. Dat gaat dus verder dan louter indicatieve meerjarige projecties.
5. Tot slot vraagt de HRF opnieuw dat de verschillende overheden in dit land het Samenwerkingsakkoord van 13 december 2013 volledig zouden naleven. Dit zou de HRF als onafhankelijke begrotingswaakhond moeten toelaten ook effectief de naleving van de voorgesteld begrotingstrajecten op te volgen en zo nodig af te dwingen, zoals afgesproken in het Europese Verdrag dat de werking van de Monetaire Unie regelt.
Bron: VOKA