De onschendbaarheid van de woning is ingeschreven in onze grondwet (artikel 15). Die onschendbaarheid geldt ook ten aanzien van de overheid. Maar de onschendbaarheid is echter niet absoluut, aangezien artikel 15 bepaalt dat een huiszoeking wel kan plaatshebben in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft. Wanneer de fiscus een fiscale visitatie wenst te verrichten in particuliere woningen of bewoonde lokalen, moet zij beschikken over een machtiging van de politierechter. De taak van de politierechter houdt dus in dat deze moet waken over dit grondrecht en de onschendbaarheid van de woning niet zomaar kan opheffen.
Uit een antwoord van de Minister van Financiën op een parlementaire vraag van de heer Joy Donné (nr. 895 d.d. 24 februari 2022) blijkt dat in de periode 2017 tot en met 2021 de algemene fiscale controlediensten 72 verzoekschriften hebben ingediend tot het bekomen van een dergelijke machtiging. Merk op dat het hier niet gaat om controles door de Bijzondere Belastinginspectie, dewelke voornamelijk instaan voor fiscale fraude. Cijfers voor de BBI zijn er niet. Maar allicht zal het hier om meer machtigingen gaan (huisvisitaties vinden vaak plaats in fraudedossiers).
In praktisch alle gevallen (bij 71 van de 72 verzoekschriften) werd de machtiging door de politierechter effectief verleend…! Er mag vanuit gegaan worden dat deze succesratio bij de BBI minstens even hoog zal zijn nu zij nog veel meer vertrouwd zijn met de toepasselijke wetgeving inzake (huis)visitaties.
Dit toont aan dat het verlenen van een machtiging door een politierechter een loutere administratieve formaliteit en een automatisme is (geworden).
De door de Grondwet vereiste filter om te voorkomen dat op willekeurige wijze de onschendbaarheid van de gezinswoning met de voeten zou worden getreden, blijkt dus niet te werken. Men kan niet spreken van een ernstige toetsing door de politierechter wanneer de machtiging in de praktijk steeds en altijd wordt toegestaan.
Alsof dat nog niet genoeg is, verwijzen we ook nog naar het recente arrest van het Hof van Cassatie d.d. 21 april 2022. U vindt de commentaar hier terug. Dit arrest heeft terecht enige polemiek teweeg gebracht.
Kort samengevat oordeelde het Hof van Cassatie over de vraag wat de gevolgen zijn van het feit dat een machtiging weliswaar werd verleend door de politierechter, maar dat deze machtiging niet geldig was (er waren geen aanwijzingen of elementen die doen vermoeden dat in de bewoonde plaatsen belastbare handelingen werden uitgeoefend). Volgens het Hof van Cassatie mocht het betrokken hof van beroep niet zonder meer oordelen dat het onrechtmatig verkregen bewijs niet mocht worden gebruikt, zonder daarbij rekening te houden met de beginselen van behoorlijk bestuur en het recht op een eerlijk proces. Met andere woorden, zelfs indien de machtiging niet geldig is, betekent dit niet dat het verkregen bewijsmateriaal niet gebruikt zou mogen worden.
We kunnen dus besluiten dat:
De machtiging moet dringend opnieuw naar waarde geschat worden. De tussenkomst tot het verlenen van een machtiging is een belangrijke en noodzakelijke waarborg voor elke burger tegen de fiscus. De automatische toekenning van een machtiging valt hiermee niet te verzoenen. Tegelijk stelt zich de vraag of een politierechter wel de meest geschikte persoon is om een machtiging te verlenen. Zonder afbreuk te willen doen aan de capaciteiten van politierechters, moet toch vastgesteld worden dat hun affiniteit met het fiscaal recht allicht niet zeer groot zal zijn. Kunnen zij op basis van de voorgelegde feiten en eventuele fiscale gevolgen correct inschatten of een aantasting van het grondwettelijk beginsel van de onschendbaarheid van de woning verantwoord is?
De balans is ernstig aan het doorslaan. De vraag is niet of, maar vanaf wanneer te veel excessen en machtsmisbruik door overheidsdiensten de wetgever zullen nopen om de burger toch weer een minimum aan bescherming te bieden.
Bron: Cazimir