De inflatieschok zou in 2022 en 2023 een rem zetten op het economisch herstel dat vorig jaar begon. Het herstel is minder uitgesproken in Brussel dan in Vlaanderen en Wallonië. Vanaf 2023 zou de koopkracht van de gezinnen verbeteren. Op middellange termijn zou de werkloosheidsgraad in elk gewest dalen.
Dat zijn de belangrijkste conclusies van de nieuwe regionale economische vooruitzichten die het Federaal Planbureau, het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, Statistiek Vlaanderen en het Institut wallon de l’évaluation, de la prospective et de la statistique samen hebben gepubliceerd.
Na de scherpe recessie van 2020 is de heropleving in 2021 minder uitgesproken geweest in Brussel dan in Wallonië en Vlaanderen. Vorig jaar lag de economische activiteit in Vlaanderen hoger dan in 2019, terwijl ze in Wallonië dat niveau benaderde. Het herstel bleef beperkter in Brussel door een minder uitgesproken opleving in de tak 'handel en horeca' en een verdere daling van de activiteit in de tak ‘krediet en verzekeringen’. In 2021 bedroeg de bbp-groei daardoor 3,9 % in Brussel, 7,0 % in Vlaanderen en 6,3 % in Wallonië.
De hoge inflatie remt het verdere herstel in alle gewesten af. De bbp-groei in 2022 wordt geraamd op 2,1 % in Brussel, 2,8 % in Vlaanderen en 2,5 % in Wallonië. Volgend jaar zou hij vertragen tot 1,1 % in Wallonië en 1,3 % in Vlaanderen en Brussel.
In de periode 2024-2027 zou de bbp-groei gemiddeld 1,1 % per jaar bedragen in Brussel, 1,5 % in Vlaanderen en 1,3 % in Wallonië.
In de periode 2022-2027 zou de binnenlandse werkgelegenheid gemiddeld met 0,5 % per jaar groeien in Brussel, met 0,7 % in Wallonië en met 0,9 % in Vlaanderen. Dankzij onder meer de aanhoudende opwaartse trend in de pendelstromen van Brussel naar Vlaanderen zou de Brusselse werkzame bevolking sterker toenemen, namelijk met 1,4 % per jaar, dan de Vlaamse en de Waalse (beide met 0,7%). De werkloosheidsgraad in Brussel zou dan ook dalen van 15,3 % in 2021 tot 13 % in 2027. De daling is minder uitgesproken in Vlaanderen (van 5,3% tot 4,4%) en in Wallonië (van 12 % tot 11,3 %).
Dankzij de steunmaatregelen van de overheid zou de koopkracht, gemeten aan de hand van het reëel beschikbaar inkomen per inwoner, in 2020 en 2021 met 0,7 % per jaar zijn gestegen in Vlaanderen, met 1,0 % in Brussel en met 1,2 % in Wallonië. Dit jaar doet de hoge inflatie de koopkracht dalen in de drie gewesten.
Het reëel inkomen per inwoner zou in 2023 in elk gewest opnieuw beginnen toenemen, o.m. doordat de indexering van de lonen en de sociale uitkeringen in dat jaar hoger is dan de inflatie. In de periode 2024-2027 zou de groei van de koopkracht in elk gewest in de buurt liggen van die welke vóór de coronacrisis (2015-2019) werd opgetekend, namelijk 1,1 % per jaar in Vlaanderen, 1,4 % in Brussel en 1,2 % in Wallonië. In Brussel zouden de lonen een relatief grotere bijdrage leveren tot de inkomensstijging (dankzij de sterkere toename van de werkgelegenheid van de ingezetenen); in Vlaanderen en Wallonië zou de bijdrage van de pensioenen relatief groter zijn.
De regionale vooruitzichten schetsen een economisch scenario voor de drie gewesten. Ze zijn het resultaat van een desaggregatie van de ‘Economische vooruitzichten 2022-2027’ voor de Belgische economie, die het Federaal Planbureau in juni 2022 publiceerde. Die projectie houdt rekening met de informatie die op 3 juni 2022 beschikbaar was.
Bron : Federaal Planbureau, juli 2022