'Vlaanderen heeft de waardering van beurswaarden in de erfbelasting aangepast. Het gaat om een tijdelijk aanpassing door de coronacrisis. Maar de regel is zowel onrechtvaardig als discriminerend ten aanzien van aandeelhouders van niet-genoteerde vennootschappen, kmo's en familiale ondernemingen.' Dat zegt Dimitri Van Becelaere van Tuerlinckx Tax Lawyers.
De aandelenbeurzen hebben in maart een duik genomen die zelfs bij een olympische schoonspringer ontzag inboezemt. Zo'n extreme waardedaling heeft ook juridische gevolgen. Neem de belegger die net voor de crash de pijp aan Maarten geeft. Zijn erfgenamen zijn dubbel onfortuinlijk: wegens het verlies van hun dierbare, maar ook wegens het verlies op de beurs. Zij dreigen erfbelasting te moeten betalen op aandelen die intussen aanzienlijk minder waard zijn.
De regel luidt dat de erfbelasting berekend wordt op de waarde van de bezittingen op het tijdstip van overlijden. Die regel geldt voor alle bezittingen in de nalatenschap. In ons voorbeeld is dat op het tijdstip van de beurspiek. Maar tegen de tijd dat de erfgenamen zich goed en wel realiseren wat hen is overkomen, kunnen zij van de geërfde aandelen nog maar een fractie realiseren. Onze onfortuinlijke erfgenamen zouden dus erfbelasting moeten betalen op meer dan zij hebben gekregen. Maar geen regel zonder uitzondering, ook niet in de erfbelasting. Beursgenoteerde effecten kunnen naast het tijdstip van overlijden ook op twee alternatieve tijdstippen gewaardeerd worden, namelijk de koers op exact één of twee maanden na het overlijden. Die uitzondering geldt enkel voor effecten die verhandeld worden op een gereglementeerde markt in de Europese Economische Ruimte (EER).
Wegens de coronatoestanden heeft de Vlaamse wetgever een extra maatregel genomen. Indien het overlijden van onze belegger valt tussen 13 november 2019 en 30 september 2020, wordt nog één extra tijdstip toegevoegd om de waardering op te verrichten: de koers drie maanden na het overlijden.
Niet-genoteerde aandelen worden gediscrimineerd in de erfbelasting.
De wetgever heeft zich laten inspireren door de financiële crisis van 2008. Toen de alom geprezen goedehuisvaderaandelen van Fortis plots niet eens meer de waarde hadden van het papier waarop ze vroeger gedrukt waren, voorzag de wet nog in drie waarderingstijdstippen: de gemiddelde koers van de aandelen in de maand van het overlijden zelf of één van de twee daaropvolgende maanden (op basis van de gepubliceerde prijscouranten na het overlijden). Ook toen heeft de wetgever een tijdstip toegevoegd: de gemiddelde koers van de derde maand na het overlijden.
In 2008 was dat niet zo'n gekke maatregel. Het was een financiële crisis. Buiten de financiële sector heeft men toen ook wel zwarte sneeuw gezien, maar die is in geen enkel opzicht te vergelijken met wat een gemiddelde kmo vandaag doorstaat. De hele economie ligt op apegapen. Voorspellingen wijzen uit dat de impact van de financiële crisis van 2008 klein bier is vergeleken met de huidige crisis. Vandaag is elke onderneming geïnfecteerd.
Met die vaststelling stelt zich meteen de prangende vraag of de maatregel uit 2008 eenvoudigweg reproduceren wel zo rechtvaardig is. Als onze overleden belegger nu een ondernemer was geweest, of gewoon had geïnvesteerd in een niet-genoteerde onderneming, dan zijn de erfgenamen werkelijk de klos. Ook die aandelen zullen in de gegeven omstandigheden dramatisch aan waarde hebben ingeboet. Mogelijk gaat de onderneming zelfs kopje-onder. Dan betalen de erfgenamen belastingen op de waarde die de onderneming had vóór de crisis. Op het tijdstip dat zij de belasting moeten betalen is die waarde eenvoudigweg verdampt, net zoals bij beursgenoteerde aandelen. Anders dan bij de genoteerde aandelen kunnen de erfgenamen de aandelen slechts op één tijdstip waarderen: het tijdstip van het overlijden, zoals de algemene regel voorschrijft.
Onrechtvaardig is dat alleszins, maar ook over de rechtmatigheid kan worden gediscuteerd. Is het redelijkerwijze verantwoord dat niet-genoteerde aandelen een kennelijk slechtere behandeling krijgen? Uit de saga van de effectentaks leren we toch dat het Grondwettelijk Hof het allerminst vanzelfsprekend acht een onderscheid te maken tussen aandelen al naar gelang hun aard of soort.
Bovendien is het onderscheid ook op maatschappelijk gebied kennelijk onbillijk. Wij zijn er bij gebaat dat de economie zo snel mogelijk weer op toeren komt. Die economie wordt veel meer gevormd door het landschap van de kmo's en de familiale ondernemingen, dan door de genoteerde bedrijven. Waarom dan de aandeelhouders van die kmo's achterstellen, nog voor de echte economische overlevingsstrijd is begonnen? Moedig de erfgenamen van die aandelen en ondernemingen aan om ervoor te gaan, in plaats van hen met een extra achterstand aan de start te brengen.
Bron: Trends
Bron: Tuerlinkcx advocaten