In dit nieuw advies bespreekt de Commissie de verslaggeving van de ontbinding en de vereffening van VZW’s en IVZW’s onder het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. De jaarrekeningrechtelijke analyse omvat de vrijwillige ontbinding, de ontbinding van rechtswege en de gerechtelijke ontbinding en bespreekt vervolgens de verslaggevingsverplichtingen die moeten worden nageleefd bij de ontbinding, gedurende de vereffening en bij de sluiting van de vereffening van VZW’s en IVZW’s.
Aan de Commissie werd de vraag gesteld welke verslaggevingsverplichtingen moeten worden nageleefd bij de ontbinding, gedurende de vereffening en bij de sluiting van de vereffening van VZW’s en IVZW’s onder het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen2 (hierna: het WVV). In dit advies wordt bijgevolg de ontbinding van VZW’s en IVZW’s behandeld die gevolgd wordt door een daadwerkelijke vereffeningsperiode. De ontbinding en vereffening van VZW’s en IVZW’s in één akte maakt het voorwerp uit van een afzonderlijk advies van de Commissie3.
Het WVV bepaalt dat de VZW en de IVZW ontbonden wordt4:
In wat volgt bespreekt de Commissie welke verslaggevingsplichten gekoppeld worden aan deze ontbindingsvormen onder het WVV.
De beslissing tot ontbinding van een VZW kan vrijwillig zijn en op elk ogenblik worden genomen door een besluit van de algemene vergadering, onder dezelfde voorwaarden als voor de wijziging van het voorwerp of van het belangeloos doel van de VZW5.
Een IVZW kan op elk ogenblik worden ontbonden overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de statuten6.
Overeenkomstig art. 2:110, § 2, lid 1 WVV wordt het voorstel tot vrijwillige ontbinding van de VZW’s en IVZW’s die overeenkomstig art. 3:47, § 6 WVV één of meer commissarissen moeten aanstellen, toegelicht in een verslag dat door het bestuursorgaan wordt opgemaakt en dat vermeld wordt in de agenda van de algemene vergadering die zich over de ontbinding moet uitspreken7. Bij dat verslag wordt een staat van activa en passiva gevoegd, die niet meer dan drie maanden, voorafgaand aan de algemene vergadering die over het voorstel tot ontbinding moet besluiten, is afgesloten. Voornoemde staat wordt opgesteld conform de waarderingsregels8 vastgesteld in het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen9 (hierna: KB WVV). De commissaris controleert deze staat, brengt daarover verslag uit en vermeldt inzonderheid of daarin een getrouw beeld wordt gegeven van de toestand van de VZW of IVZW10.
Deze staat moet niet worden neergelegd bij de Nationale Bank van België, doch moet wel worden opgenomen in het verenigingsdossier en dient daarom neergelegd te worden ter griffie van de ondernemingsrechtbank van de zetel van de rechtspersoon11.
Artikel 3:6, § 2, lid 2 KB WVV bepaalt dat indien een VZW of IVZW besluit haar bedrijf stop te zetten of indien er niet meer kan worden uitgegaan dat een VZW of IVZW haar bedrijf zal voortzetten, de waarderingsregels dienovereenkomstig aangepast moeten worden12. In het bijzonder geldt het volgende:
Onder het WVV geldt voortaan als regel dat de ontbinding bij de VZW’s en IVZW’s de afsluiting van het boekjaar tot gevolg heeft14. Deze regel werd, naar analogie van art. 2:70 WVV bij de vennootschappen, ingevoerd voor de VZW’s en IVZW’s15. Het voorgaande impliceert dat het bestuursorgaan van de betrokken VZW of IVZW een balans, een resultatenrekening en een toelichting dient op te maken voor het boekjaar dat met de datum van de ontbinding van desbetreffende VZW of IVZW eindigt en deze in de vorm van een jaarrekening opgestelde stukken enerzijds ter goedkeuring voorlegt aan de algemene vergadering en anderzijds openbaar maakt16. Het is door toedoen van het bestuursorgaan van de VZW of IVZW dat de openbaarmakingsverplichtingen, zoals opgenomen in art. 3:47 WVV, in acht moeten worden genomen17.
Naar het oordeel van de Commissie kan de jaarrekening van zowel het laatste afgesloten boekjaar, als van het boekjaar dat eindigt door de ontbinding van de VZW of IVZW ook ná de ontbinding maar vóór de sluiting van de vereffening, in voorkomend geval, ter goedkeuring worden voorgelegd aan de algemene vergadering van de VZW of aan het door de statuten aangewezen orgaan18 van de IVZW19. De termijn van art. 3:47, § 1, lid 2 WVV is daarbij van toepassing, wat tot gevolg heeft dat de jaarrekening binnen zes maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de algemene vergadering.
De VZW’s en IVZW’s worden, overeenkomstig art. 2:111 WVV, van rechtswege ontbonden door het verstrijken van de duur waarvoor zij werden aangegaan20 of door de verwezenlijking van een uitdrukkelijk ontbindende voorwaarde waaraan de statuten de VZW of IVZW hebben onderworpen.
Deze ontbindingsvorm impliceert aldus dat de ontbinding van de VZW of IVZW reeds intreedt van zodra een bepaalde gebeurtenis heeft plaatsgevonden, zonder dat hiervoor een beslissing van de leden of van de rechtbank vereist is. De VZW’s of IVZW’s die van rechtswege worden ontbonden, treden bijgevolg onmiddellijk in de vereffening21.
Ook de ontbinding van rechtswege heeft de afsluiting van het boekjaar tot gevolg22, wat in concreto betekent dat het bestuursorgaan, in voorkomend geval, gehouden zal zijn om een jaarrekening op te stellen voor het boekjaar dat met de datum van de ontbinding van rechtswege van de VZW of IVZW eindigt. Deze jaarrekening wordt, net zoals bij de vrijwillige ontbinding23, ter goedkeuring aan de algemene vergadering van de VZW of aan het door de statuten aangewezen orgaan van de IVZW voorgelegd om vervolgens openbaar te worden gemaakt. Het is door toedoen van het bestuursorgaan van de VZW of IVZW dat de openbaarmakingsverplichtingen, zoals opgenomen in art. 3:47 WVV, in acht moeten worden genomen24.
Een VZW of IVZW kan, overeenkomstig het WVV25, op verzoek van een lid, van een belanghebbende derde of van het openbaar ministerie door de rechtbank gerechtelijk worden ontbonden indien26:
De rechtbank die de ontbinding uitspreekt, kan hetzij tot de onmiddellijke sluiting van de vereffening beslissen, hetzij één of meer vereffenaars aanwijzen. In dit laatste geval bepaalt de rechtbank de bevoegdheden van de vereffenaars en de vereffeningswijze30.
Ook de gerechtelijke ontbinding heeft de afsluiting van het boekjaar tot gevolg31, wat in concreto betekent dat het bestuursorgaan, in voorkomend geval, gehouden zal zijn om een jaarrekening op te stellen voor het boekjaar dat met de datum van de gerechtelijke ontbinding van de VZW of IVZW eindigt. Het is door toedoen van het bestuursorgaan van de VZW of IVZW dat de openbaarmakingsverplichtingen, zoals opgenomen in art. 3:47 WVV, in acht moeten worden genomen32.
In de VZW’s en de IVZW’s die overeenkomstig art. 3:47, § 6 WVV één of meer commissarissen moeten aanstellen, zenden de vereffenaars33 in de zevende en de dertiende maand na de invereffeningstelling een omstandige staat van de toestand van de vereffening34, opgesteld aan het einde van de zesde en de twaalfde maand van het eerste vereffeningsjaar, over aan de griffie van de ondernemingsrechtbank van het rechtsgebied waar de VZW of de IVZW haar zetel heeft35. Die omstandige staat die onder meer de ontvangsten en de uitgaven vermeldt en wat nog moet worden vereffend aangeeft, wordt bij het in art. 2:7 WVV bedoelde verenigingsdossier gevoegd36. Vanaf het tweede jaar van de vereffening wordt die omstandige staat slechts om het jaar aan de griffie overgezonden en bij het verenigingsdossier gevoegd37.
De vereffenaar moet daarnaast ook jaarlijks een jaarrekening opstellen en deze jaarrekening voorleggen aan de algemene vergadering van de VZW of aan het in de statuten aangewezen orgaan van de IVZW met vermelding van de redenen waarom de vereffening niet kon worden voltooid38. Deze jaarlijkse verslaggeving wordt opgelegd teneinde te vermijden dat de vereffeningsverrichtingen al te zeer zouden aanslepen en is louter informatief. Deze jaarrekening moet niet worden openbaar gemaakt39. De algemene vergadering wordt immers niet bijeengeroepen om de jaarrekening goed of af te keuren of op grond ervan kwijting te verlenen aan de vereffenaars40. Het is pas na afloop van de vereffening dat de algemene vergadering van de VZW en het in de statuten aangewezen orgaan van de IVZW in de regel beslist over de goedkeuring van de rekeningen en, bij afzonderlijke stemming, over de kwijting aan de vereffenaars en, in voorkomend geval, aan de commissaris en over de sluiting van de vereffening41.
In dit verband wenst de Commissie aan te stippen dat in de hypothese waarin de ontbinding plaatsvindt in de loop van het boekjaar, de eerste door de vereffenaars opgestelde jaarrekening zal lopen over de periode vanaf de ontbinding tot de statutair bepaalde datum van afsluiting van het boekjaar42. De ontbinding brengt immers geen wijzigingen aan de statuten van de betrokken VZW of IVZW.
Tot slot merkt de Commissie op dat de VZW’s en IVZW’s vereffend worden door één of meer vereffenaars43. Indien geen vereffenaars werden aangeduid, benoemt de rechtbank op gemotiveerd verzoek van een lid, van een belanghebbende derde of van het openbaar ministerie de vereffenaars44.
Behoudens in geval van gerechtelijke ontbinding en tenzij de statuten anders bepalen, worden in de VZW de vereffenaars benoemd door de algemene vergadering, die beslist bij gewone meerderheid45. Behoudens in geval van gerechtelijke ontbinding worden in de IVZW de vereffenaars benoemd overeenkomstig de statuten46.
Voor de regels van de vereffening na ontbinding van rechtswege verwijst de Commissie naar hetgeen supra, bij punt I.B en II.A, wordt vermeld.
Vooreerst wijst de Commissie erop dat de rechtbank, bij een gerechtelijke ontbinding van een VZW of IVZW, over de mogelijkheid beschikt om geen vereffenaar aan te wijzen. In dat geval beslist de rechtbank tot de onmiddellijke sluiting van de vereffening47.
Ingeval de rechtbank wel een vereffenaar aanstelt, bepaalt de rechtbank de bevoegdheden van de vereffenaars en de vereffeningswijze48.
Voor de regels van de vereffening na gerechtelijke ontbinding verwijst de Commissie naar hetgeen supra, bij punt I.C en II.A, wordt vermeld, inzonderheid art. 2:125-2:126 WVV.
Bij de beëindiging van de vereffening, als gevolg van vrijwillige ontbinding, en ten minste één maand voor de algemene vergadering van de VZW resp. voor de vergadering van het in de statuten van de IVZW aangewezen orgaan, legt de vereffenaar op de zetel van de VZW of IVZW een cijfermatig verslag over de vereffening neer, houdende de vereffeningsrekeningen50 samen met de stukken tot staving51. Uit de vereffeningsrekeningen blijkt onder meer hoe de belangen van de schuldeisers werden gerespecteerd. De Commissie is van mening dat deze vereffeningsrekeningen derhalve minstens de historiek van de betalingen bevatten alsook de gevolgde rangregeling. Deze documenten worden in voorkomend geval gecontroleerd door de commissaris. Bij ontstentenis van een commissaris, beschikken de leden over een individueel onderzoeksrecht, waarbij zij zich kunnen laten bijstaan door een bedrijfsrevisor of een gecertificeerd52 accountant.
De sluiting van de vereffening wordt bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad53. Art. 2:137 WVV schrijft voor dat er, voor elke vereffening, in het dossier van de rechtspersoon54 een aantal stukken dienen te worden neergelegd, waarvan elke belanghebbende55 – kosteloos – inzage kan nemen.
Voor de regels van de sluiting van vereffening na ontbinding van rechtswege verwijst de Commissie naar hetgeen supra, bij punt III.A, wordt vermeld.
Bij de beëindiging van de vereffening, als gevolg van gerechtelijke ontbinding, brengt de vereffenaar een verslag uit aan de rechtbank. In dit verslag wordt aan de rechtbank een overzicht voorgelegd van de waarden van de VZW of IVZW en van het gebruik ervan56. De rechtbank spreekt vervolgens de sluiting van de vereffening uit57.
De sluiting van de vereffening wordt bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad58.
Een vereniging zonder winstoogmerk Z (hierna: VZW Z) voert haar boekhouding per kalenderjaar. Deze VZW is overeenkomstig art. 3:47, § 6 WVV verplicht om een commissaris aan te stellen. De jaarlijkse algemene vergadering vindt plaats op 30 mei. Op 30 april 20N1 wordt deze VZW vrijwillig ontbonden door een besluit van de algemene vergadering. De algemene vergadering benoemt daarbij tevens een vereffenaar. Vervolgens wordt op 20 april 20N2 de vereffening van deze VZW afgesloten.
Schematisch kunnen de volgende termijnen worden onderscheiden:
De Commissie licht hierna toe welke verslaggevingsplichten gepaard gaan met de vrijwillige ontbinding, de vereffening en de sluiting van de vereffening van desbetreffende VZW.
Artikel 7/1, lid 3 van het koninklijk besluit van 21 oktober 1975 houdende oprichting van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen luidt als volgt:
“Als een ontwerpadvies of advies wordt goedgekeurd bij meerderheidsstemming, wordt het met redenen omkleed afwijkend standpunt van het betrokken lid of de betrokken leden, met vermelding van zijn of hun naam, opgenomen in het ontwerpadvies of advies en mee gepubliceerd”.
In deze context heeft de heer Michel De Wolf, lid van de Commissie op voordracht van de Minister van Middenstand, gekozen op dubbele lijsten voorgesteld door de representatieve organisaties van de Middenstand, volgend afwijkend standpunt geformuleerd:
“In het ontwerpadvies wordt er meermaals materie toegelicht die niet tot de leer van het boekhouden of tot de beginselen van een regelmatige boekhouding behoort.
Hier kan, bij wijze van voorbeeld, worden verwezen naar wat de Commissie schrijft in randnummer 6 over de verantwoordelijkheid om de jaarrekening op te stellen over het boekjaar dat eindigt met de datum van de ontbinding van de VZW of IVZW: volgens de meerderheid van de Commissieleden ligt deze verantwoordelijkheid bij het bestuursorgaan.
Deze stelling is echter niet vaststaand. Er zou daarentegen wel kunnen worden aanvaard dat de verplichting om de jaarrekening op te stellen over het door de ontbinding afgesloten boekjaar, bij de vereffenaar wordt gelegd. De vereffenaar kan uiteraard om steun vragen bij de bestuurders, hoewel hij over minder mogelijkheden beschikt tot het doen naleven van de regels dan in het geval van een vennootschap (cf. artikel 2:91 WVV). Deze alternatieve aanpak, rekening houdende met de geringere mogelijkheden van de vereffenaar tot het doen naleven van de regels door de bestuurders van verenigingen, zou volkomen in overeenstemming zijn met de hypothese, en de praktijk, dat een ontbinding, met benoeming van een vereffenaar die de nodige deskundigheid aanbrengt, veelal de uitweg is uit een situatie waarin de vereniging de facto verwaarloosd is. Bovendien zou deze alternatieve benadering in overeenstemming zijn met het doel van de wetgever om het vrijwilligerswerk binnen het bestuur van de kleinste verenigingen niet buitensporig te verzwaren, en dus vrijwilligers niet te ontmoedigen (cf. de vrijstelling voor de kleinste verenigingen om een staat van activa en passiva op te stellen die niet meer dan drie maanden, voorafgaand aan de algemene vergadering die over het voorstel tot ontbinding moet besluiten, is afgesloten).
De Commissie is slechts bevoegd voor materie die behoort tot de “leer van het boekhouden” of tot de “beginselen van een regelmatige boekhouding” in de zin van artikel III.93, § 1, 2° van het Wetboek van economisch recht. Zij is dus niet bevoegd om, met hetzelfde aanzien dat zij normaliter geniet inzake de leer van het boekhouden en de beginselen van een regelmatige boekhouding, beslissingen te nemen over zaken die strikt genomen niet tot haar bevoegdheid behoren, en met name over kwesties die mogelijks de verantwoordelijkheden van bedrijfsleiders zouden verzwaren, ongeacht het verenigingen of vennootschappen betreft.
Kortom, het advies kan niet worden goedgekeurd daar het geen duidelijk onderscheid maakt tussen wat er tot de ontwikkeling van de leer van het boekhouden en de beginselen van een regelmatige boekhouding behoort, en wat er tot andere materie moet worden gerekend, zelfs al staan deze met elkaar in verband. Voor deze andere materie zou de Commissie zich ertoe moeten beperken de verschillende stellingen aan te reiken en, in voorkomend geval, deze bij het Parlement aanhangig te maken (artikel III.93, § 1, eerste lid, 1° WER) indien zij het nuttig acht dat hierover een beslissing wordt genomen of dat dit hiaat in de wetgeving wordt weggewerkt.”
Bron: CBN