Nieuw dubbelbelastingverdrag België-Frankrijk – belangrijke wijzigingen voor artiesten en sportbeoefenaars

De toewijzing van de heffingsbevoegdheid over inkomsten van artiesten en sportbeoefenaar volgt onder het huidig Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag een verouderde systematiek die in sterke mate afwijkt van het OESO-modelverdrag.

Het nieuwe dubbelbelastingverdrag is op dit vlak een ‘gamechanger’. Artiesten en sportbeoefenaars actief in een Belgisch-Franse context ressorteren voortaan onder een voor hen voorbehouden artikel 16, dat geënt is op het OESO-modelverdrag. Bijzonder is wel dat in een minimum-threshold wordt voorzien.


Huidig verdrag

Onder het huidig verdrag moet een onderscheid worden gemaakt tussen zelfstandige artiesten / sportbeoefenaars en deze in dienstverband.

Voor zelfstandige sporters en artiesten voorziet artikel 7.2 in de belastbaarheid in de woonstaat, tenzij de artiest / sportbeoefenaar over een vaste installatie in de andere staat beschikt. Deze regeling is echter voorbehouden voor ‘onafhankelijke’ artiesten / sportbeoefenaars die in het openbaar optreden tijdens voorstellingen ‘die door hen zelf of voor eigen rekening worden ingericht’. Dit betekent zoveel als artiesten / sportbeoefenaars die voor eigen rekening inkomgelden verkrijgen, betalen voor de kosten van het evenement, zelf risico’s van het evenement voor hun rekening nemen of deelnemen in de winst of het verlies van de voorstelling.

Alle andere artiesten / sportbeoefenaars worden door de Belgische en Franse fiscus op dezelfde manier behandeld als artiesten / sportbeoefenaars in loonverband. Hierbij moet dan de zogenaamde 183-dagen regel uit artikel 11 worden toegepast bij de toewijzing van de heffingsbevoegdheid.

In de praktijk heeft deze bepaling bijvoorbeeld tot gevolg dat een Belgische voetballer in dienst bij een Belgische ploeg ook in België belastbaar is over het corresponderend loon bij deelname aan een Europese wedstrijd in Frankrijk. Zijn loon wordt namelijk nog steeds ten laste genomen door een Belgische werkgever, wat op basis van artikel 11.2 maakt dat de heffingsbevoegdheid bij de woonstaat blijft.

De toepassing van de 183-dagen regel geeft echter niet zelden aanleiding tot problemen voor zelfstandige artiesten / sportbeoefenaars, die zich in werkelijkheid niet in een band van ondergeschiktheid bevinden met de organisator van een evenement.

Nieuw verdrag

Het nieuwe Belgisch-Franse verdrag bevat nu naar het voorbeeld van artikel 17 van het OESO-modelverdrag wel een afzonderlijke bepaling voor artiesten en sportbeoefenaars. Voortaan zullen de inkomsten verkregen door een artiest of sportbeoefenaar - uit zijn persoonlijke werkzaamheden in de hoedanigheid van artiest of sportbeoefenaar – belastbaar in de staat waar de werkzaamheden worden verricht.

In afwijking van artikel 17 van het OESO-modelverdrag wordt echter voorzien in een minimum-threshold vanaf wanneer het basisprincipe van belastbaarheid in de ‘performance’-state in werking treedt. Het inkomen blijft immers slechts belastbaar in de woonstaat indien het brutobedrag van die inkomsten met betrekking tot het desbetreffende belastingjaar 15.000 EUR niet overschrijdt.

Deze minimum-threshold is niet volledig uit de lucht gegrepen. Bij de update van het OESO-modelverdrag in 2014 werd opgeworpen dat staten konden overwegen om te voorzien in een ondergrens teneinde de administratieve last te verminderen voor entertainers en sporters die slechts lage bedragen verkregen uit werkzaamheden in het buitenland. De aangepaste commentaren deden in dit kader een suggestie van bewoording wat in het nieuwe Belgisch-Franse dubbelbelastingverdrag grotendeels is gevolgd.

België heeft tevens al praktijkervaring met dergelijke minimum-thresholds voor artiesten en sportbeoefenaars. Ook artikel 16 uit het verdrag België – Verenigde staten voorziet in een ondergrens van weliswaar 20.000 dollar per belastbaar tijdperk.

Hoe toepassing maken van minimum-threshold?

Bij de concrete toepassing van de minimum-threshold in de Belgisch-Franse context zal ook rekening moeten worden gehouden met volgende praktische aandachtspunten naar het voorbeeld van de Belgisch-VS context.

Brutobedrag per belastbaar tijdperk

Artikel 16.1 van het nieuwe Belgisch-Franse verdrag spreekt over een brutobedrag van inkomsten dat 15.000 EUR dient te overschrijden. Belangrijk is dat het moet gaan over bruto-inkomsten, wat zou betekenen dat een eventuele terugbetaling van kosten aan de artiest / sportbeoefenaar (bijvoorbeeld voor accommodatie, verplaatsing, etc.) ook moet worden meegerekend bij de toetsing van de threshold. Deze verduidelijking staat echter in tegenstelling tot het verdrag met de VS niet uitdrukkelijke opgenomen in het nieuwe Belgisch-Franse verdrag.

De check van de threshold dient verder op jaarbasis te gebeuren. Een Belgische DJ die in de periode van begin november van een jaar tot en met eind januari van het daaropvolgende jaar in een Franse club een maandelijkse “residency” doet telkens voor 6.000 EUR per optreden, zal dus in geen van de betrokken belastingjaren de threshold overschreden hebben. Bijgevolg zal deze DJ integraal belastbaar in België blijven. Mocht diezelfde DJ de “residency” op zich nemen in de periode vanaf begin oktober van een jaar tot en met eind december van hetzelfde jaar, dan zullen de gages wel integraal belastbaar worden in Frankrijk.

Vrijstelling van inhouding?

Het is doorheen het belastingjaar algemeen gesproken onmogelijk om te weten of de bruto-inkomsten de threshold zullen overschrijden. Een Belgische organisator zal dan mogelijks ook onder de nieuwe regeling naar alle verwachting vrijstelling kunnen genieten van inhouding van bedrijfsvoorheffing, mits de organisator in dit kader een verklaring op erewoord van de artiest / sportbeoefenaar kan voorleggen dat de jaarinkomsten beneden de threshold blijven.

Doorkijkbepaling

Het nieuwe Belgisch-Franse dubbelbelastingverdrag voorziet nu ook in een doorkijkbepaling naar het model van artikel 17.2 van het OESO-modelverdrag. Ook wanneer de inkomsten niet worden toegekend aan de artiest / sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen de inkomsten worden belast in de ‘performance state’. Deze bepaling is relevant wanneer de inkomsten bijvoorbeeld door de organisator worden betaald aan de agent-tussenpersoon of aan zogenaamde ‘rent-a-star companies’. Ook het Belgische interne recht voorziet in een dergelijke bepaling. In samenlezing met het nieuwe Belgisch-Franse verdrag zal dit België nu toelaten om betalingen verricht aan buitenlandse managementkantoren of rent-a-star vennootschappen van Franse artiesten of sportbeoefenaars in België te gaan belasten (voor het gedeelte van de vergoeding dat de performance vergoedt).

Belangrijk om te noteren is dat voormelde minimum-threshold geen toepassing vindt op vergoedingen betaald aan ‘een andere persoon’ dan de artiest. Vergoedingen betaald aan derden voor de performances in een Belgisch-Franse context zullen dus steeds belastbaar zijn in de performance state, zelfs wanneer de threshold niet is overschreden.

Bij vragen over het bovenstaande of andere issues inzake de fiscale positie van artiesten / sportbeoefenaars, contacteer:

Daan Buylaert - Partner (daan.buylaert@tiberghien.com)

Bron: Tiberghien Advocaten, nieuws, 10 februari 2022

Mots clés

Articles recommandés