Onmiddellijke aangifte na ontdekking? Dan toch geen boete

Wanneer de belastingplichtige kort na het ontdekken van een buitenlandse verzekering een aanvullende aangifte indient in de nalatenschap is hij geen boete verschuldigd, aldus een arrest van het hof van beroep te Luik1.


Het hof van beroep te Luik volgt de rechtspraak

Twee erfgenamen, wonend in Frankrijk, dienen een aangifte in de nalatenschap in van hun tante, waarvan de nalatenschap was opengevallen in Wallonië. Nadien ontdekken ze in oktober 2014 in een van de dozen een visitekaartje van een werknemer van de Banque internationale de Luxembourg en brengen de notaris, die met de afwikkeling van de nalatenschap gelast was, daarvan onmiddellijk op de hoogte. Deze neemt de nodige inlichtingen en nadat het bestaan van een levensverzekering van 135.302 EUR aan het licht komt, dient deze in februari 2015 een spontane bijkomende aangifte in de nalatenschap in.


Niettemin legt de ontvanger van de successierechten een boete op van 14.860 EUR en weigert de teruggave ervan. De belastingplichtigen brengen de zaak voor de rechtbank van Luik, die op 16 oktober 2017 het dwangbevel vernietigt en de Staat beslist tot teruggave. De Staat geeft het nog niet op en brengt de zaak voor het hof van Luik.


De belastingplichtigen hadden ingeroepen dat er geen verzuim was, want ze hebben binnen de vier maanden na de ontdekking een nieuwe aangifte ingediend. Dat klopt niet, zegt het hof: de termijn was vier maanden na het overlijden en de ontdekking van de buitenlandse levensverzekering is geen nieuw feit; daarvoor moet het gaan om een latere gebeurtenis die retroactief de belastbare basis van de nalatenschap verhoogt.


Maar een administratieve inbreuk is nooit zuiver materieel, in die zin dat zij geen enkel moreel element zou vereisen, gaat het hof verder. Er moet een fout zijn, of minstens een nalatigheid2. Dit vloeit voort uit het gebruik van de term ‘verzuim’, die impliceert dat men iets wat men moet vermelden niet vermeldt, door vergetelheid of door nalatigheid, en ook uit artikel 131 W. Succ., dat partijen vrijstelt van boete als zij bewijzen niet in fout te zijn.


In casu kwamen de legatarissen na het overlijden van hun tante de begrafenis regelen en waren daarna teruggekeerd naar Frankrijk. Drie maanden nadien kwamen ze terug met een vrachtwagen om het appartement leeg te maken. Terug in Frankrijk vonden ze het visitekaartje en brachten ze de notaris onmiddellijk op de hoogte, die op zijn beurt zowel per brief als per fax vroeg om zo snel mogelijk de nodige inlichtingen te ontvangen. Telkens antwoordde de notaris onmiddellijk op de vragen om inlichtingen van de bank en binnen de maand na bevestiging dat er bij de bank zelf geen andere activa voorhanden waren, werd de aanvullende aangifte neergelegd.


De legatarissen hebben dus geen activa ‘verzuimd’ in de eerste aangifte, het vonnis wordt bevestigd en het dwangbevel met de boete wordt vernietigd.


Het hof bevestigt daarmee de traditionele rechtspraak3.


Vlaamse belastingdienst kan toch boete opleggen

Artikel 131 W. Succ. bepaalt dat partijen vrijgesteld zijn van de boeten als ze niet in fout zijn, maar in Vlaanderen luidt de tekst anders: daar bepaalt artikel 3.18.0.0.16 van de Codex dat de leidend ambtenaar ‘kwijtschelding of vermindering kan verlenen’ als de betrokken partij bewijst niet in fout te zijn.


Ook als partijen dus bewijzen niet in fout te zijn, zou de Vlaamse fiscus zich dus kunnen beperken tot een vermindering van de boete, of misschien helemaal geen vermindering geven, als men de tekst van dit artikel letterlijk leest. De Vlaamse belastingdienst heeft in 20154 wel aanvaard dat er kwijtschelding van belastingverhoging verleend zou worden indien er een gemotiveerd uitstel is gevraagd en toegestaan van maximum twee maanden. De motivering van het uitstelverzoek kan onder meer betrekking hebben op activa in het (verre) buitenland die ofwel moeilijk op te sporen zijn, ofwel moeilijk te waarderen zijn. De belastingverhoging zal enkel worden kwijtgescholden indien er uit de ingediende aangifte blijkt dat de aangevoerde motivering op waarheid berustte.


Als bij het indienen van de eerste aangifte echter niet blijkt dat er buitenlandse activa zijn: waarom zou men dan uitstel moeten vragen? Het komt mij dus voor dat ook dat geval kwijtschelding van belastingverhoging gegeven zou moeten worden, als die activa pas later aan het licht komen.


De rechtbank van Oost-Vlaanderen besliste trouwens al in deze zin5. Ook hier ging het om activa bij de Banque de Luxembourg, waarvan een van de erfgenamen pas vier jaar na het overlijden op de hoogte gebracht werden. De bank had een beroep moeten doen op een detectivebureau om de erfgenamen van de rekening op te sporen. De rechter oordeelt daarom:


  • dat de eisers de nodige acties ondernomen hebben;
  • dat het niet-aangeven van bepaalde activa in de nalatenschap, waarvan de eisers het bestaan niet kenden, als een toestand van overmacht kan worden aanzien;
  • dat uit geen enkel element in de zaak blijkt dat de eisers ook maar enige houding hebben aangenomen of handeling hebben gesteld om aan de betaling van de registratierechten te ontsnappen, dan wel te vertragen;
  • dat de kwijtschelding van de belastingverhoging kan toegekend worden, omdat zij van oordeel is dat de eisers hebben bewezen niet in de fout te zijn gegaan (zie artikel 3.18.0.0.16 VCF).


Het is eigenlijk erg dat de belastingplichtigen in deze gevallen verplicht waren een beroep te doen op de rechtbank. Wie doet wat hij kan om zijn burgerplicht te vervullen, kan niets kwalijk genomen worden. Een boete of een belastingverhoging kan maar opgelegd worden als men iets verkeerd gedaan heeft, en dat was hier duidelijk niet het geval.


Laten we hopen dat ook de Vlaamse belastingdienst in het vervolg in dergelijke gevallen niet langer een belastingverhoging zal opleggen.


Deze tekst werd eerder gepubliceerd op www.taxwin.be


1 Luik 25 januari 2019, rolnummer 2017/RG/1194, enige raadsheer Simon Claisse, FJF 2019 (samenvatting), afl. 8, 297 en http://www.monkey.be/ (31 oktober 2019).

2 En het Hof verwijst naar E. WILLEMART, Les amendes fiscales et les droits du contribuable, J.T., 1999/38, n° 5946.

3 Rb Dinant 12 november 1859, Rec. gén. enr. not. nr. 3807, Pand. b. V° Declaration de Succession, nr. 1292; R. Deblauwe, Inleiding tot de Vlaamse erfbelasting, 2e editie, KnopsPublishing, 2019, 868, nr. 1828 en noot 1931. Het ging in die zaak over een geval waarin de erfgenaam geweigerd had om aan de weduwe, tevens algemene legataris, de nodige informatie te bezorgen. De weduwe had uiteindelijk voor de rechtbank de nodige stukken moeten opvragen, wat aanleiding gegeven had tot de aanstelling van een sequester. En bijgevolg: “de l’ensemble de ces faits on doit induire la bonne foi de l’opposante”.

4 Laattijdige indiening aangifte van nalatenschap bij complexe erfenissen - Tolerantie belastingverhoging - Standpunt nr. 15160 dd. 30.11.2015 - Art. 3.18.0.0.6, §2 VCF.

5 Rb Oost-Vlaanderen, 18 september 219, rechter Christophe Snoeck.


Bron: Tiberghien

Mots clés

Articles recommandés