Door de heropening van de non-food winkels op 11 mei, is de omzet in de sector van de detailhandel fors opgeveerd, maar hij blijft flink onder het niveau van vóór de crisis. In bepaalde andere sectoren is de omzet daarentegen blijven dalen, bijvoorbeeld in de informatie- en communicatiediensten en in sommige andere diensten aan ondernemingen. De gemiddelde omzetdaling voor alle ondernemingen samen is tijdens de afgelopen week niet verder verminderd en de omzet ligt nog steeds ongeveer 30 % lager dan vóór de crisis, wat voornamelijk komt door de zwakke vraag. Dat is wat blijkt uit de enquête van de ERMG (Economic Risk Management Group) die afgelopen week werd gehouden na het begin van de nieuwe fase van de versoepeling.
Voor de zevende week op rij hebben diverse federaties van ondernemingen en zelfstandigen een enquête gehouden (in het bijzonder BECI, UNIZO, UWE en VOKA voor deze laatste enquête). Dat initiatief wordt gecoördineerd door de NBB en het VBO en is bedoeld om van week tot week na te gaan wat de impact is van de coronacrisis op de economische activiteit in België, alsook op de financiële gezondheid en op de beslissingen van de Belgische ondernemingen. In totaal hebben 2 285 ondernemingen en zelfstandigen aan de zevende enquête deelgenomen[1].
[1] De deelname aan de enquête van bepaalde federaties waarvan de leden in een specifieke bedrijfstak werken, kan een steekproeffout veroorzaken. De ondernemingen van een bepaalde bedrijfstak zouden namelijk sterker vertegenwoordigd kunnen zijn in onze steekproef dan in de Belgische economie als geheel. Bijgevolg werd de steekproef gestratificeerd per bedrijfstak op basis van het gewicht in de toegevoegde waarde in België. De ontwikkeling in de loop van de weken moet echter met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien de ondernemingen die de enquête invullen van week tot week kunnen verschillen.
Na de lichte verbetering tijdens de voorgaande week is het door de ondernemingen gerapporteerde omzetverlies de afgelopen week wat verslechterd. Het blijft dus rond de 30 % als men rekening houdt met de grootte van de ondernemingen en met het gewicht van de bedrijfstakken in de toegevoegde waarde in België. Vergelijkt men de laatste twee weken (periode die overeenstemt met het begin van de opheffing van de beperkende maatregelen) met de voorgaande vijf weken, dan stelt men een lichte verbetering vast, die echter marginaal is ten opzichte van de omvang van de schok waar de ondernemingen door worden getroffen. Dit doet vermoeden dat, ondanks de grootschalige heropstart tijdens de afgelopen weken, de economie nog steeds op een zeer laag toerental draait en dat de volledige revalidatie veel tijd zal vergen. De situatie in de horeca en in de sector kunst, amusement en recreatie is nog steeds vergelijkbaar met die tijdens de afgelopen weken en blijft dus zorgwekkend.
Ook al wordt er geen algemene verbetering van de omzet vastgesteld, toch heeft de heropening van de non-food winkels op 11 mei een positieve impact gehad op het omzetverlies in de handel (-36 % tegen een gemiddelde van -51 % de voorgaande weken) alsook op die in het vervoer en de opslag (-19 % tegen een gemiddelde van -28 % de voorgaande weken). Wat deze laatste sector betreft, doet de verbetering zich vooral voor bij de bevraagde ondernemingen die actief zijn in de logistiek; ze kan dus tenminste gedeeltelijk verband houden met de heropening van de non-food winkels.
Voor alle duidelijkheid, de door de handelsondernemingen gerapporteerde verbetering van de omzet doet zich vooral voor in de ondernemingen die actief zijn in de non-food detailhandel; deze laatste ondernemingen maakten de afgelopen week gewag van een omzetdaling met 25 %, tegen een verlies met gemiddeld bijna 70 % de weken ervoor. De heropening van een groot deel van de handelszaken heeft dus duidelijk een positief effect gehad.
Binnen de andere bedrijfstakken wijzen de bevraagde ondernemingen op hetzij een stabilisatie, hetzij een verslechtering van hun omzet in vergelijking met de periode vóór de opheffing van sommige beperkende maatregelen. Bijvoorbeeld, de bevraagde ondernemingen in de sector van de informatie- en communicatiediensten rapporteren een daling met 43 % van de omzet ten opzichte van de periode vóór de crisis, tegen een daling met gemiddeld 21 % de voorgaande weken. Welke sector ook wordt beschouwd, de gerapporteerde omzetdaling ten opzichte van de periode vóór de crisis blijft aanzienlijk.
Bij de factoren die in hoge mate verhinderen dat, na de heropstart, de omzet terugkeert naar zijn niveau van vóór de crisis, wordt de zwakke vraag het vaakst vermeld, namelijk door meer dan zes ondernemingen op tien. Dat is het geval in de meeste bedrijfstakken en, in het bijzonder, in de sector van het vervoer en de opslag (77 % van de respondenten) alsook in de industrie (72 % van de respondenten). Voor deze bedrijfstakken is de buitenlandse vraag van cruciaal belang ; het traag en gedeeltelijk herstel van de internationale handel remt het herstel van hun activiteiten derhalve wellicht nog sterker af.
De andere factoren die een omzetstijging in de weg staan, worden door de bevraagde ondernemingen doorgaans minder frequent vermeld, maar voor sommige specifieke sectoren kunnen ze van belang zijn. Zo heeft de moeilijkheid om de maatregelen inzake social distancing toe te passen betrekking op slechts 12 % van de respondenten, maar is die factor wel belangrijk voor de horeca (59 %), de vastgoedsector (41 %), de sector kunst, amusement en recreatie (38 %) en de bouw (26 %). De bevoorradingsproblemen, waar één op de tien ondernemingen mee te kampen heeft, doen zich vooral voor in de bouw (26 %), de industrie (17 %) en de handel (15 %). De liquiditeitsproblemen en de personeelsschaarste, ten slotte, zijn kennelijk minder zwaar en worden door minder dan 5 % van de ondernemingen gerapporteerd.
De perceptie van het faillissementsrisico volgt dezelfde dynamiek als die van de omzet, die vergelijkbaar blijft met het gemiddelde van de afgelopen weken. Zo gaat 8 % van de zelfstandigen of bedrijfsleiders ervan uit dat een faillissement hetzij waarschijnlijk, hetzij zeer waarschijnlijk is. In de non-food detailhandel wordt een verbetering opgetekend: het aandeel van de bevraagde ondernemingen die gewag maken van een vermoedelijk of zeer vermoedelijk faillissement is gedaald van 11 % bij de vorige enquête tot 6 % deze week. Het activiteitsherstel heeft dus gezorgd voor meer optimisme, ook al blijft de situatie zorgwekkend.
De bevraagde ondernemingen in de sector kunst, amusement en recreatie en in de horeca leggen de klemtoon op een groot en nog toenemend faillissementsrisico ten opzichte van de voorgaande weken. In deze beide sectoren acht respectievelijk 39 % (tegen gemiddeld 26 % tijdens de voorgaande weken) en 24 % (tegen gemiddeld 19 % tijdens de voorgaande weken) van de respondenten een faillissement waarschijnlijk of zeer waarschijnlijk.
De door de ondernemingen gerapporteerde mate van ongerustheid, gemeten op een schaal van 0 tot 10, is voor de tweede week op rij afgenomen, namelijk van 7,1 twee weken geleden, tot 6,9 de vorige week en 6,7 deze week.
Bron: Beci