In september vond er in de FOD Mobiliteit en Vervoer een seminarie over de uitdagingen in verband met de stijgende vraag naar vervoer plaats. Een ruim panel van sprekers en spreeksters was aanwezig, onder hen universiteitsdocenten en vertegenwoordigers van een internationale instelling, een bedrijf of een federale of gewestelijke overheid.
De bijdragen waren in sterke mate complementair. Niettemin overlapten sommige bijdragen elkaar met betrekking tot de kernaspecten die niet uit het oog mogen worden verloren bij de uitstippeling van ons overheidsbeleid met betrekking tot mobiliteit.
Hoewel technologische innovaties en de modal shift onontbeerlijk zijn om de omvang van de klimaatverstoring en andere negatieve externe factoren (een openbare ruimte die weinig gezelligheid uitstraalt, de verharding van gronden, de verkeerscongestie, de verkeersongevallen, de luchtvervuiling, het lawaai, de overdreven sedentaire levensstijl enz.) een halt toe te roepen, zijn ze geen vrijgeleide om niet na te denken over de noodzaak om onze vraag naar vervoer te verminderen. Te meer daar deze laatste haast gelijk opgaat met onze uitstoot van broeikasgassen, althans tot nu toe.
Onze vraag naar vervoer verminderen kan worden bereikt door onze verplaatsingen te verminderen of te verkorten. Vanuit dit oogpunt wordt het wenselijk en ook realistischer geacht om de lengte van de verplaatsingen te verminderen.
Dit brengt ons bij de tweede grote conclusie van dit seminarie: het belang van een ruimtelijke ordening die de meerderheid van de bevolking in staat stelt om auto-onafhankelijk te zijn. Dit impliceert met name om vlak bij de woonplaats toegang te hebben tot een bepaald aantal diensten en te beschikken over een goed aanbod aan openbaar vervoer.
Er moet een evenwicht tussen de collectieve kosten en de dekking van het grondgebied worden gevonden, wat een verdichting inhoudt van de zones waar een goede economische en ecologische rendabiliteit van diensten en het openbaar vervoer kan worden bereikt. Dit is met name het geval in de middelgrote steden waar mensen die zich aangetrokken voelen door het platteland daarnaast kunnen genieten van de nabije leefomgeving. Het logische gevolg hiervan is dat het onwenselijk is om de zones te ontwikkelen waar een dergelijke rendabiliteit niet kan worden bereikt. De hertekening van de ruimtelijke ordening is uiteraard een proces van lange adem, vandaar de noodzaak om zich er zo snel mogelijk op toe te leggen.
Julien Charlier en Julien Juprelle (Institut wallon de l'évaluation, de la prospective et de la statistique) wijzen er ook op: "Van de verschillende uitdagingen in verband met de transitie, ligt mobiliteit bijzonder gevoelig omdat het invloed heeft op de manier waarop we toegang hebben tot onze dagelijkse activiteiten. Een van de moeilijkheden is dat men hierbij te maken krijgt met de locaties van activiteiten en woonplaatsen die een erfenis zijn uit het verleden en die door toegankelijkheid uitgaand van het bezit van een eigen wagen worden gekenmerkt. Op termijn moet het transportsysteem minder energieverslindend worden en tegelijkertijd tegemoetkomen aan de behoeften van mensen om toegang te hebben tot hun dagelijkse activiteiten, zo niet zullen er sociale en milieucrises ontstaan. Deze dubbele uitdaging vereist grote investeringen om de energiezuinige toegankelijkheid tot diensten en het grondgebruik te verbeteren. Een fijnmazigere dekking van het grondgebied in diensten en tewerkstelling, in combinatie met de juiste ontwikkeling van een alternatief aanbod voor de eigen wagen, behoren tot de oplossingen om dit te bereiken.”
Zoals Heleen Buldeo Rai (Vrije Universiteit Brussel) eerder aangaf, levert e-commerce enkel milieuvoordelen op als online aankopen in de plaats komen van aankopen in de winkel waarvoor de wagen wordt gebruikt.
Joris Beckers (Universiteit Antwerpen) benadrukte de rol van afhaalpunten om e-commerce duurzamer te maken, met name in steden. 94% van de stedelijke bevolking woont op minder dan een kilometer van een afhaalpunt en kan dit dus gemakkelijk te voet of met de fiets bereiken, wat milieuvriendelijker is dan thuisbezorging.
Benoît Laine (Federaal Planbureau) heeft gewezen op het potentieel van telewerk om het aantal woon-werkverplaatsingen te verminderen. Aangezien deze verplaatsingen vaak op de piekuren gebeuren, kan deze vermindering helpen om de verkeerscongestie en de druk op het spoorwegsysteem en de andere diensten van het openbaar vervoer te verminderen. Dit laatste punt is vooral belangrijk omdat het aanbod van het openbaar vervoer (en dus de kosten ervan) hoofdzakelijk is afgestemd op de vraag tijdens piekuren. Telewerk leidt echter wel tot bijkomende verplaatsingen, meestal tijdens de daluren, en kan werknemers ertoe aanzetten om verder van hun werkplek te gaan wonen.
De presentaties van de sprekers en spreeksters zijn beschikbaar op de website van de Fod Mobiliteit en Vervoer
Bron : Fod Mobiliteit en Vervoer, oktober 2023 - imago : freepik, macvector