Sinterklaas in mei

In de aanloop naar de verkiezingen was het uiteraard te verwachten dat de partijen voor 1 mei dit jaar nog een paar versnellingen hoger zouden schakelen met allerlei spectaculaire beloftes. Dat ze daarbij het enorme (en oplopende) begrotingstekort en de aangetaste concurrentiepositie van onze economie zo goed als compleet zouden negeren, was toch iets verrassender. Dat dreigt toch een ruw ontwaken te worden op 10 juni.

Vooruit en PS: hogere minimumlonen

Vooruit wil het minimumloon verhogen naar 2.500 euro, PS wil naar 2.800 euro. Dat is een verhoging met respectievelijk 25% en 40%. En dat terwijl het minimumloon sinds 2020 al met 25% gestegen is, en we al bij de hoogste minimumlonen van Europa hebben. Tegelijkertijd komen kwetsbare groepen nu al moeilijk aan de bak op onze arbeidsmarkt. Zo is minder dan de helft (47,5%) van de laaggeschoolden in ons land aan het werk, de op één na laagste werkzaamheidsgraad voor die groep in Europa. De hoge minimumlonen in combinatie met relatief weinig flexibiliteit vormen een hoge toegangsdrempel voor kwetsbare groepen tot de arbeidsmarkt. Een nieuwe forse verhoging van het minimumloon zou die drempel nog verhogen. Daardoor dreigen nog meer laaggeschoolden uit de boot te vallen.

Iedereen: meer netto-loon

Zowat alle partijen beloven meer koopkracht via een fiscale hervorming die de belastingdruk op arbeid verlaagt. Daar valt veel voor te zeggen. De OESO bevestigde vorige week nog dat België (voor alleenstaanden met een mediaan loon) nog altijd met ruime voorsprong de zwaarste belastingdruk op arbeid heeft van alle industrielanden (ook voor andere gezinstypes zitten we hoog). En ondanks alle beloftes is die belastingdruk in deze legislatuur niet gezakt, maar nog toegenomen (van 52,2% naar 52,7%). Gezien de dramatische budgettaire toestand is er geen geld voor miljarden aan lastenverlaging. Vandaar hebben dit soort beloftes enkel zin als daar ook een geloofwaardig financieringsplan aan gekoppeld wordt. En dat leek deze week toch grotendeels te ontbreken. Naast een zware belastingdruk op arbeid heeft België trouwens ook al een zware belastingdruk op kapitaal, waardoor ‘mirakeloplossingen’ van meer belastingen voor bedrijven of vermogens ook heel snel onrealistisch worden.

Groen: meer vakantie

Groen wil het aantal wettelijke verlofdagen verhogen van 20 naar 25. Dat soort beloftes zijn uiteraard makkelijk, gezien de factuur daarvoor bij de bedrijven gelegd wordt. Daarbij wordt vlot ‘vergeten’ dat de concurrentiepositie van de bedrijven al aangetast is door de sterke loonstijgingen van de voorbije jaren. Daar nu nog een extra laag bovenop leggen, is geen goed idee. Dat soort zaken valt trouwens beter op bedrijfsniveau te regelen. Veel sectoren en bedrijven hebben vandaag al verlofregelingen die veel verder gaan dan het wettelijke minimum. Maar dan kunnen bedrijven en werknemers zelf in functie van de mogelijkheden en wensen bepalen hoe ver ze daarin willen/kunnen gaan.

PVDA: minder lang werken, hogere lonen en hogere uitkeringen

PVDA pakt al de hele campagne uit met allerlei beloftes van een soort sociaal paradijs van minder werken voor meer loon en hogere pensioenen. Het opvallendste voorstel voor 1 mei uit die hoek was een nieuw idee voor een extra belasting voor bedrijven. Daarbij ‘vergeten’ ze dat de belastingdruk op bedrijven in ons land al bij de hoogste van Europa hoort, net zoals de belastingdruk op arbeid, de belastingdruk op kapitaal en de totale belastingdruk. Het idee dat we de belastingdruk op bedrijven nog serieus kunnen verhogen zonder ernstige schade toe te brengen aan onze economie is een illusie. Dat zou vrij snel kunnen leiden tot minder welvaart, wat uiteindelijk ook directe implicaties zou hebben voor de lonen en de uitkeringen.


Vlaams Belang: lagere belastingen voor iedereen

Vlaams Belang belooft een belastingverlaging van 8,5 miljard euro en zou dat financieren met het einde van de transfers naar Wallonië (door het splitsen van de sociale zekerheid). Zelfs al zou dat kunnen (niet dus), dan nog kloppen de bedragen niet. Als Vlaams Belang al hun (weinig realistische) financieringsideeën aanwenden om de belastingen te verlagen, blijft het natuurlijk nog de vraag hoe ze het begrotingstekort willen terugdringen. De vrijgekomen middelen via het afschaffen van de transfers kunnen niet twee keer ingezet worden.

Terug naar de realiteit

De volgende regering wordt geconfronteerd met de zwaarste budgettaire uitdaging sinds het begin van de jaren 80. De legislatuur start met een begrotingstekort van 27 miljard en zonder ingrijpen loopt dat op tot 45 miljard aan het einde van de legislatuur. Daarnaast staan de bedrijven vandaag onder druk: de concurrentiepositie is aangetast door de eerdere sterke loonstijgingen, de winstmarges nemen snel af, het aantal faillissementen zit op recordhoogte… Tegen die achtergrond bracht 1 mei een hele reeks beloftes waarvan de facturen bij de overheid en vooral bij de bedrijven zouden terecht komen. De budgettaire en economische realiteit werd daarbij vlot genegeerd. Maar dat zal na 9 juni niet vol te houden zijn.


Meer loon, minder belastingen, minder werken, meer pensioen… zijn allemaal valabele beleidskeuzes. Maar over hoe we dat kunnen realiseren bleef het op 1 mei verontrustend stil. De factuur bij de overheid of bij de bedrijven leggen, klinkt voor sommigen misschien makkelijk, maar zegt niets over hoe we onderliggend die zaken mogelijk kunnen maken. Dat kan enkel via een sterkere economie. Meer economische groei, via een sterkere productiviteitsgroei, betekent meer welvaart. En die kan dan vervolgens ingezet worden voor meer koopkracht of minder werken (of andere beleidsdoelstellingen). Over hoe we die extra welvaart kunnen realiseren, kregen we 1 mei helaas niks te horen (integendeel, verschillende van de voorstellen zouden onze economische groei eerder ondermijnen dan ondersteunen). Hopelijk is de late Sinterklaas daarmee gepasseerd, en kunnen we nu terug naar de realiteit (ijdele hoop allicht).

Mots clés

Articles recommandés