Op 1 september 2021 trad het nieuwe goederenrecht in werking. Eén van de hoofdstukken van het nieuwe “Boek 3” van het burgerlijk wetboek betreft het recht van vruchtgebruik. In het kader van een successieplanning komt een vruchtgebruik heel vaak voor. Denk maar aan het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot. We stippen hieronder enkele nieuwe bepalingen aan waar in het kader van een successieplanning best rekening mee wordt gehouden.
Wanneer er een verhouding vruchtgebruik-blote eigendom ontstaat, bijvoorbeeld naar aanleiding van een overlijden, moet er verplicht een beschrijving opgemaakt worden van de goederen waarop het vruchtgebruik is gevestigd. Meer dan voorheen is de opmaak van zo’n beschrijving in het belang van de vruchtgebruiker. De sancties bij gebreke van beschrijving zijn immers vooral in het nadeel van de vruchtgebruiker. Zo kan, in bepaalde situaties, de blote eigenaar weigeren het goed af te geven aan de vruchtgebruiker en de vruchten voor zich houden. Wanneer op het einde van het vruchtgebruik, het goed (bvb. een woning, kunst, oldtimers) moet teruggegeven worden, kan de vruchtgebruiker (of diens erfgenamen) aangesproken worden voor gebreken die er initieel ook waren, maar niet beschreven stonden. Dit zal vooral van belang zijn wanneer de blote eigenaar niet de erfgenaam is van de vruchtgebruiker, bijvoorbeeld in geval van een stiefouder-stiefkind relatie. De opmaak van een beschrijving kan bij testament niet uitgesloten worden. De testator kan wel bepalen dat de kost moet gedragen worden door de vruchtgebruiker en de blote eigenaar samen.
De vruchtgebruiker heeft recht op de vruchten van het bezwaarde goed die tijdens het vruchtgebruik afgescheiden worden of opeisbaar worden. De vruchten zijn hetgeen het goed periodiek voortbrengt, zonder in te teren op de kapitaalwaarde. Een opbrengst daarentegen is een uitkering die wel inteert op de kapitaalwaarde. Deze komt in principe aan de blote eigenaar toe. In theorie lijkt dit onderscheid duidelijk, doch in de praktijk is het dat veel minder.
Voor wat betreft de uitkering van een dividend, neemt men als ijkpunt de beslissing van de algemene vergadering. Wordt de beslissing tot uitkering van een dividend genomen tijdens de periode van het vruchtgebruik, dan komt het dividend aan de vruchtgebruiker toe. Valt de beslissing kort na het overlijden van de vruchtgebruiker, dan zal het dividend toekomen aan de blote eigenaar, ook al had het betrekking op de periode van het vruchtgebruik. De vruchtgebruiker (of diens erfgenamen) kan evenwel bewijzen dat hij inspanningen heeft geleverd die verder gaan dan zijn wettelijke verplichtingen van goed beheer, zodat hij een vergoeding kan eisen van de blote eigenaar. Denk aan een vruchtgebruiker – meerderheidsaandeelhouder, die jarenlang stemde voor een reservering omwille van fiscale redenen, in plaats van een dividenduitkering.
Aan wie een uitkering uit reserves van een vennootschap moet toekomen, is nog steeds onduidelijk. Het is dus nog steeds aangewezen om in een schenkingsakte of testament te verduidelijken welke vruchten en opbrengsten aan de vruchtgebruiker moeten toekomen, wil men discussies vermijden.
Wanneer een vruchtgebruik op geld ontstaat, bijvoorbeeld door erfenis of na een verkoop van andere goederen waarop een vruchtgebruik rust, moeten de gelden afgezonderd worden op een aparte rekening en, na instemming van de blote eigenaar, belegd worden. Het “quasi-vruchtgebruik” zoals we dat kenden, bestaat niet meer. Het werd geïntegreerd in het vruchtgebruik, met de bedoeling om de rechten van de blote eigenaar beter te beschermen. Van deze verplichting tot het afzonderen en beleggen van de gelden, kan in principe wel afgeweken worden bij schenking of bij testament. Indien men dus wenst dat de langstlevende echtgenoot-vruchtgebruiker vrij kan beschikken over de geldsommen, dan voorziet men best een afwijkende regeling in het testament.
De nieuwe wet voorzien een automatische aanwas van vruchtgebruik indien het vruchtgebruik gevestigd is op het hoofd van twee of meer personen. Deze aanwas is in principe belastingvrij. Wenst men geen aanwas, dan dient men dit uitdrukkelijk uit te sluiten.
Deze nieuwe regel biedt een derde grond waarop de langstlevende echtgenoot vruchtgebruik kan verkrijgen. Wanneer twee echtgenoten immers samen goederen schenken aan hun kinderen met voorbehoud van vruchtgebruik, kan voorzien worden in een conventionele aanwas. Dit heeft als voordeel dat het vruchtgebruik niet omzetbaar is en onbelast toekomt aan de langstlevende vruchtgebruiker. Een tweede mogelijkheid is het wettelijke toegekend opvolgend vruchtgebruik (WTOV): op basis van het erfrecht verkrijgt de langstlevende echtgenoot dan het vruchtgebruik op de goederen die de eerststervende heeft geschonken met voorbehoud van vruchtgebruik. Deze verderzetting van vruchtgebruik is wel omzetbaar en bovendien in Vlaanderen belast. In Brussel en Wallonië daarentegen is het WTOV niet belast. Het nieuwe goederenrecht biedt nu dus een derde mogelijkheid van aanwas van vruchtgebruik. Indien er geen conventionele aanwas is voorzien, zal het WTOV voorrang krijgen op de wettelijke aanwas. In principe zal de administratie dit ook volgen, waardoor een aanwas van vruchtgebruik op basis van het WTOV in Vlaanderen dus als legaat belast is, terwijl de aanwas op basis van het nieuwe goederenrecht belastingvrij zou zijn. Het is dus belangrijk hierop te anticiperen.
Ten slotte staan we even stil bij het overgangsrecht. De nieuwe wet is van toepassing op rechtshandelingen- en feiten die plaatsvinden vanaf 1 september 2021. Dus in principe niet op bestaande situaties, tenzij de partijen overeenkomen om het nieuwe recht toe te passen. De specifieke overgangsregels bieden echter geen volledige duidelijkheid omtrent de situatie van een persoon die een testament opstelt voor 1 september en overlijdt na 1 september. Wordt er aangeknoopt bij het moment van de opmaak van het testament of bij de datum van het overlijden? O.i. is de opmaak van het testament de doorslaggevende handeling en dient aldus het oude recht toegepast te worden.
Elisabeth De Nolf - Senior Associate (elisabeth.denolf@tiberghien.com)
Bron: Tiberghien Lawyers, Oktober 2021