Langzamerhand begint het vaccinatieplan effectief uitwerking te krijgen. Vanaf maart 2021 zouden de 65-plussers een uitnodiging ontvangen om zich te laten inenten in één van de vaccinatiecentra. In dit artikel bespreken wij de impact van de zorgvolmacht op de vereiste toestemming van de patiënt.
Vaccinatie tegen COVID-19 wordt ten sterkste aangeraden, doch is niet verplicht. De toestemming van de patiënt is dus noodzakelijk. In eerste instantie zal de zorgverlener nagaan of de meerderjarige patiënt zelf bekwaam is om zijn/haar wil te uiten.
Wanneer de patiënt niet bekwaam is om zijn toestemming te uiten, moet men nagaan of de patiënt voorafgaandelijk een persoon heeft aangeduid om in zijn/haar plaats op te treden. Vroeger kon deze aanduiding niet opgenomen worden in de zorgvolmacht en moest ze dus steeds worden opgenomen in een afzonderlijk document. Met ingang van 1 maart 2019 werd de wet aangepast en sindsdien kan deze aanduiding wél in de zorgvolmacht worden opgenomen. Het is onze ervaring dat zorgvolmachten opgesteld na 1 maart 2019 meestal zo’n clausule bevatten.
De lasthebber zal dan moeten beslissen of de lastgever gevaccineerd wordt. Indien de lasthebber twijfels zou hebben (bijvoorbeeld omdat de patiënt bepaalde onderliggende aandoeningen heeft), contacteert hij best een arts voor verder advies. Op basis van de huidige stand van wetenschap inzake de betreffende corona vaccins lijkt het onverantwoord wanneer de lasthebber tot inenting overgaat, dan wel de inenting weigert zonder dat hij/zij hiervoor kan steunen op een concreet medisch advies.
Wat als de patiënt niet voorafgaandelijk een persoon heeft aangeduid om in zijn/haar plaats op te treden (al dan niet via een zorgvolmacht)?
Indien er een bewindvoerder over de persoon werd aangesteld, zal men moeten nagaan of de vrederechter deze bewindvoerder gemachtigd heeft om deze beslissing te nemen. Wanneer dit niet het geval is of er helemaal geen bewindvoerder werd aangesteld, voorziet de wet in een cascade van familieleden die als vertegenwoordiger mogen optreden (partner, kind, ouder, broer/zus). Wanneer geen van hen de beslissing kan/wil nemen, zal uiteindelijk de behandelende zorgverlener bepalen of de patiënt al dan niet wordt ingeënt.
Bron: Cazimir