De Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen publiceerde op 21/02/2024 de 21.02.2024 - Circulaire 2024/C/17 betreffende de definitieve vrijstellingen – Goederen ingevoerd voor algemene doeleinden door instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter.
Inhoudsopgave
4. Bevoegdheden inzake toekenning van de vrijstelling
5. Toekenningsvoorwaarden van de vrijstelling
5.1. Voorwaarden betreffende de goederen
5.3. Voorwaarden betreffende de begunstigden
5.4. Uitsluitingen betreffende begunstigden
5.5. Termijn voor de invoer van goederen
5.6. Afwijking van de voorwaarden
6.2. Aanvraag tot vrijstelling
6.3. Lijst van goederen of materieel
6.6. Gebruik van goederen na invoer
BIJLAGE III : artikel 40, § 1, 1°, b, van het BTW-Wetboek
1. Deze circulaire regelt de vrijstelling van invoerrechten en btw bij het in het vrije verkeer brengen in België van goederen die worden ingevoerd voor algemene doeleinden door instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter.
Het doel van deze circulaire is overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter (ook die welke onder het privaatrecht vallen) in staat te stellen hun liefdadige of filantropische activiteiten uit te oefenen zonder rechten en heffingen bij invoer te moeten betalen, voor zover dit geen aanleiding geeft tot misbruiken of belangrijke concurrentieverstoringen.
Deze vrijstelling van rechten en heffingen bij invoer op goederen kan aan begunstigde instellingen worden verleend voor slechts een van de volgende drie doeleinden:
a) ofwel voor het gratis uitreiken aan behoeftigen van (ingevoerde) goederen die in primaire levensbehoeften voorzien (art. 61, § 1, punt a);
b) ofwel voor het gebruiken van (ingevoerde) goederen van ongeacht welke aard om financiële middelen in te zamelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen ten bate van behoeftigen (art. 61, § 1, punt b);
c) ofwel voor het gebruiken van ingevoerd uitrustings- en kantoormaterieel uitsluitend voor hun eigen werking en voor de verwezenlijking van de door deze begunstigde instellingen nagestreefde liefdadige of filantropische doeleinden (art. 61, § 1, punt c).
Deze vrijstelling kan alleen worden verleend aan instellingen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 61 tot en met 65 van de Verordening DV en die voor elk van de drie in artikel 61 genoemde doeleinden verschillend zijn:
a) ofwel overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter die door de bevoegde autoriteiten zijn erkend, voor de invoer van goederen die in primaire levensbehoeften voorzien, om gratis aan behoeftigen te worden uitgereikt (art. 61, § 1, punt a);
b) ofwel overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter die door de bevoegde autoriteiten zijn erkend, voor de ontvangst van goederen van ongeacht welke aard die door een buiten het douanegebied van de Unie gevestigde persoon of organisatie gratis en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever aan hen worden toegezonden, om financiële middelen in te zamelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen ten bate van behoeftigen (art. 61, § 1, punt b);
c) ofwel instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter die door de bevoegde autoriteiten zijn erkend, voor de ontvangst van uitrustings- en kantoormaterieel die door een buiten het douanegebied van de Unie gevestigde persoon of organisatie gratis en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever aan hen worden toegezonden, om uitsluitend te worden gebruikt voor hun eigen werking en voor de verwezenlijking van de door hen nagestreefde liefdadige of filantropische doeleinden (art. 61, § 1, punt c).
Alleen goederen die afkomstig zijn uit derde landen buiten de EU en die in België door begunstigde instellingen worden gebruikt, kunnen voor deze vrijstelling in aanmerking komen.
Er wordt GEEN vrijstelling verleend voor accijnsrechten.
Voor de praktische modaliteiten voor het opmaken van de invoeraangiften is het nuttig om de circulaire ED en de betrokken werkmethodes te raadplegen (LINK).
2. Voor de toepassing van deze circulaire wordt verstaan onder:
’Verordening DV’: Verordening (EG) nr. 1186/2009
’Goederen die in primaire levensbehoeften voorzien’ (artikel 61, § 2): goederen die absoluut noodzakelijk zijn om te voorzien in de onmiddellijke behoeften van personen, zoals levensmiddelen, geneesmiddelen, kleding en dekens
’Overheidsinstellingen’: publiekrechtelijke instellingen (FOD’s, ministeries, federale instellingen), grondwettelijk bepaalde territoriale overheden (gemeenten, provincies, gewesten, enz.), instellingen onder staatsbeheer of overheidsfinanciering (openbare ziekenhuizen of universiteiten)
‘EU’: het douanegebied van de Europese Unie dat het grondgebied omvat van de lidstaten zoals omschreven door het DWU: zie circulaire 2020/C/85
3. De wettelijke basis waarvan de tekst als bijlage bij deze circulaire zijn toegevoegd, is de volgende:
1) Artikelen 61 tot en met 65 van de Verordening (EG) nr. 1186/2009 van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen
2) Artikel 40, § 1, 1°, b, van het Btw-Wetboek (tot omzetting van de artikelen 52 tot en met 56 van Richtlijn 2009/132/EG van de Raad van 19 oktober 2009 houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen)
3) Artikel 25 van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde
4. Wanneer de vrijstelling door een erkende instelling wordt aangevraagd, is het plaatselijk hoofd van het invoerkantoor verantwoordelijk voor het verlenen van de vrijstelling voor de invoer van goederen die bij de douaneautoriteiten van dat kantoor worden aangebracht.
Wanneer de vrijstelling wordt aangevraagd door een instelling die niet of nog niet is erkend, moet deze aanvraag om vrijstelling voorzien zijn van het verzoek tot erkenning van de instelling of van het bewijs dat deze aanvraag naar behoren is ingediend bij de bevoegde dienst van de AAD&A.
In dit geval verzoekt het plaatselijk hoofd van het kantoor de overlegging van het verzoek tot erkenning. Dit verzoek tot erkenning moet worden ingediend bij de centrale diensten van de Administratie Operaties die erkenning verlenen aan de instellingen in België. De lijst van de instellingen die door de AAD&A in België zijn erkend, wordt opgesteld, bijgewerkt en bijgehouden door de centrale component van de Administratie Operaties.
5. Op grond van en overeenkomstig de voorwaarden en beperkingen van de artikelen 61 tot en met 65 van de Verordening DV, is de vrijstelling, voor zover dit geen aanleiding geeft tot misbruiken of belangrijke concurrentieverstoringen, van toepassing bij het in het vrije verkeer brengen in België van:
-a) goederen die in primaire levensbehoeften voorzien en worden ingevoerd door overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter welke door de AAD&A zijn erkend, om door deze instellingen gratis aan behoeftigen in België te worden uitgereikt,
-b) goederen van ongeacht welke aard die door een buiten het douanegebied van de EU gevestigde persoon of organisatie gratis en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever, worden toegezonden aan overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter die door de AAD&A is erkend, zodat deze erkende instellingen financiële middelen kunnen inzamelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen ten bate van behoeftigen in België,
-c) uitrustings- en kantoormaterieel die door een buiten het douanegebied van de Unie gevestigde persoon of organisatie gratis, en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever, worden toegezonden aan de door de AAD&A erkende instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter, om uitsluitend in België door deze erkende instellingen te worden gebruikt voor hun eigen werking en voor de verwezenlijking van de door deze erkende instellingen nagestreefde liefdadige of filantropische doeleinden.
6. De vrijstelling beantwoordt aan een van de drie doeleinden die uitdrukkelijk worden genoemd in artikel 61 van de Verordening betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen. Vrijgestelde invoer mag de Europese interne markt niet verstoren door aanzienlijke concurrentie te creëren ten koste van Europese producenten van goederen die identiek zijn aan de ingevoerde goederen: deze voorwaarde mag niet uit het oog worden verloren voordat de vrijstelling wordt verleend.
Artikel 61 beperkt de categorieën van instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter als potentiële begunstigden:
- in de twee eerste gevallen van artikel 61 (punten a en b): overheids- en andere privaatrechtelijke instellingen;
- in het derde geval van artikel 61 (punt c): alleen privaatrechtelijke instellingen.
Al deze instellingen moeten worden erkend door de AAD&A om in aanmerking te komen voor de vrijstelling.
Voorbeelden:
- Een liefdadigheidsorganisatie (zoals het ‘Rode Kruis-Vlaanderen’, de ‘Restos du Cœur’ of het ‘Leger des Heils’) die door de AAD&A naar behoren is erkend en goederen ontvangt die in primaire levensbehoeften voorzien, voert levensmiddelen in om ze in de winterperiode aan daklozen uit te delen.
- Een liefdadigheidsorganisatie (zoals het ‘Rode Kruis-Vlaanderen’, ‘Spullenhulp’ of ‘Artsen Zonder Grenzen’) die door de AAD&A naar behoren is erkend om goederen in te voeren en financiële middelen in te zamelen, ontvangt speelgoed, boeken en kerstversieringen die een in Groot-Brittannië gevestigde fabrikant gratis heeft geschonken en moeten dienen als tombolalotjes voor de kersttombola die deze erkende instelling organiseert om fondsen te verwerven voor de verwezenlijking van haar algemene filantropische doeleinden ten bate van behoeftigen in België.
- Een liefdadigheidsorganisatie (zoals het ‘Rode Kruis-Vlaanderen’, ‘Spullenhulp’ of ‘Dierenartsen Zonder Grenzen) die door de AAD&A naar behoren is erkend om kantoormaterieel te ontvangen ter ondersteuning van haar werking, voert met vrijstelling van rechten kantoorcomputers in om haar interne beheer in België te vergemakkelijken. Deze computers worden haar gratis geleverd door een in Taiwan gevestigde computerfabrikant.
De circulaire 2018/C/105 ‘Definitieve vrijstellingen – Algemene bepalingen’ dient aanvullend te worden geraadpleegd.
7. De vrijstelling kan worden verleend voor bepaalde goederen en voor kantoormateriaal en -uitrusting overeenkomstig de voorwaarden en beperkingen van de artikelen 61 tot en met 65 van de Verordening DV.
In overeenstemming met de drie erin genoemde doelstellingen onderscheidt artikel 61 van de Verordening DV drie categorieën van goederen die met vrijstelling van rechten kunnen worden ingevoerd.
Drie categorieën van goederen:
a) ‘Goederen die in primaire levensbehoeften voorzien’ (art. 61, § 1, a)
8. Deze categorie van goederen is niet oneindig, maar wordt uitdrukkelijk omschreven in paragraaf 2 van ditzelfde artikel als ‘goederen die absoluut noodzakelijk zijn om te voorzien in de onmiddellijke behoeften van personen, zoals levensmiddelen, geneesmiddelen, kleding en dekens’. Deze definitie is dus beperkend: ze heeft betrekking op goederen die essentieel zijn voor de onmiddellijke behoeften van personen en niet op goederen die overbodig, niet-noodzakelijk[RD1][JD(2], of bijkomstig zijn.
De term ‘levensmiddelen’ in deze definitie omvat dus de voedingsmiddelen en dranken van alle aard, maar geen ‘alcoholische producten’, koffie of thee, aangezien deze producten (evenals tabak en tabaksproducten) altijd van de vrijstelling zijn uitgesloten (cf. art. 62).
Ten aanzien van de ‘geneesmiddelen’ geldt de vrijstelling alleen voor de producten die onder de tariefposten 29.41 en van 3002.10 tot en met 3006.60 van de GS-nomenclatuur vallen, aangezien ze essentieel zijn voor het overleven van behoeftigen. De vrijstelling geldt voor verbanddozen die zowel essentiële geneesmiddelen als verbandlinnen, hechtpleisters, een kleine schaar, een pincet en andere gebruikelijke toebehoren bevatten.
‘Kleding’ omvat alle kledingstukken en kledingtoebehoren, broeken, vesten, anoraks, rokken, pullovers, bloezen, jurken, jassen, hoofddeksels, schoeisel, kousen, sokken, sjerpen, sjaals, zakdoeken, ondergoed, enz. voor mannen, vrouwen en kinderen.
Goederen zoals orthopedische apparatuur, krukken, enz., evenals zeep en schoolbenodigdheden (schrijfboeken, linialen, pennenetuis, potloden, pennen, markeerstiften, enz.) kunnen ook worden aangemerkt als ‘goederen die in primaire levensbehoeften voorzien’.
Deze goederen, zoals hierboven omschreven, moeten dienen voor een enkel doeleinde: gratis door de erkende instelling worden uitgereikt aan behoeftigen op het grondgebied van België.
Het criterium van gratis uitreiking is essentieel: deze uitreiking door de erkende liefdadigheidsorganisatie moet volledig kosteloos zijn voor de begunstigden van deze uitreikingen van goederen in België.
Voorbeeld: in de winterperiode wordt de vrijstelling verleend voor dekens, dranken (warme chocolademelk, kruidenthee en andere infusies want koffie en thee zijn uitgesloten van de vrijstelling) en warme maaltijden met bestek, warme kleding, gezondheidszorgpakketten, indien die goederen gratis worden verstrekt of uitgedeeld aan daklozen in Belgische steden.
9. Deze definitie is zeer beperkend, aangezien ze de toepassing van deze vrijstelling bij invoer beperkt tot het gebruik van levensnoodzakelijke producten die beschikbaar zijn op de Europese interne markt (inclusief belastingen). In februari 2022, na de militaire invasie en oorlog in Oekraïne, waarbij honderdduizenden Oekraïense vluchtelingen naar het douanegebied van de EU zijn gekomen, bleek deze beperkende definitie echter van weinig praktisch nut te zijn voor de hulpverlening aan deze behoeftigen. Daarom heeft de Europese Commissie in maart 2022 de definitie van ‘goederen die in primaire levensbehoeften voorzien’ in artikel 61, § 2, uitgebreid tot ‘alle goederen die nodig zijn om de slachtoffers van rampen te helpen’ in plaats van alleen goederen die tot dusver werden beschouwd als goederen die ‘absoluut noodzakelijk zijn om te voorzien in de onmiddellijke behoeften van personen’. Deze uitgebreide definitie geldt uitsluitend voor hulp aan Oekraïense vluchtelingen in Europa.
Voorbeeld: in de winterperiode wordt de vrijstelling verleend voor tenten, warmtedekens of gewone dekens, warme dranken (warme chocolademelk, kruidenthee en andere infusies; koffie en thee blijven uitgesloten van de vrijstelling), warme maaltijden met bestek, levensmiddelen, alle soorten noodzakelijke kleding, toiletbenodigdheden, tenten, speelgoed, boeken, verwarmingsinstallaties, alle soorten noodzakelijke geneesmiddelen, indien die goederen gratis worden verstrekt of uitgedeeld aan Oekraïense vluchtelingen in België.
b) Goederen van ongeacht welke aard om financiële middelen in te zamelen (art. 61, § 1, b)
10. Op grond van artikel 61, § 1, b), van de Verordening DV komen voor de vrijstelling in aanmerking de goederen van ongeacht welke aard die gratis worden toegezonden om financiële middelen in te zamelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen ten bate van behoeftigen.
Voorbeeld: het Rode Kruis-Vlaanderen ontvangt van Noorwegen gratis tenten en tentconstructies om een populair evenement te organiseren met de bedoeling geld in te zamelen voor mensen in nood.
In dit geval zijn de goederen die voor de vrijstelling in aanmerking komen, niet langer strikt beperkt op basis van hun aard of categorie, maar moeten ze gratis zijn ontvangen van een donor buiten de EU en worden gebruikt voor dit specifieke doel (financiële middelen inzamelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen ten bate van behoeftigen) in België. Het incidentele karakter van deze evenementen moet worden vastgesteld en gecontroleerd.
c) Uitrustings- en kantoormaterieel (art. 61, § 1, c)
11. Op grond van artikel 61, § 1, c), van de Verordening DV komen voor de vrijstelling in aanmerking uitrustings- en kantoormaterieel die gratis worden toegezonden om uitsluitend te worden gebruikt voor hun eigen werking en voor de verwezenlijking van de door hen nagestreefde liefdadige of filantropische doeleinden.
Deze bepaling heeft alleen betrekking op uitrustings- en kantoormaterieel (die overigens niet nader worden omschreven) en niet op andere goederen. Hierbij is het van essentieel belang dat de schenking en de levering gratis zijn. Ook het doel en het gebruik van dit kantoormateriaal en -uitrusting zijn strikt beperkt.
Verplichte handhaving van het doel van de goederen
12. Op grond van artikel 64, § 1, van de Verordening DV mogen goederen en materieel waarvoor de vrijstelling wordt verleend door de instelling die de vrijstelling geniet niet voor andere doeleinden dan die van artikel 61 worden uitgeleend, verhuurd noch onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, zonder dat de AAD&A daarvan vooraf in kennis is gesteld.
De begunstigde instelling moet onmiddellijk (uiterlijk een maand vóór het uitlenen, verhuren of overdragen) de AAD&A hiervan in kennis stellen per e-mail aan de dienst die de toelating om met vrijstelling in te voeren heeft afgegeven.
Deze douanedienst controleert of de nieuwe instelling die de lening/verhuur dan wel de overdracht ontvangt van de instelling die houder is van de vrijstelling, volledig aan de voorwaarden van de vrijstelling voldoet.
Alleen als wordt bevestigd dat het uitlenen, verhuren of overdragen plaatsvindt ten gunste van een instelling die voor de vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor zover bedoelde instelling de betrokken goederen en het betrokken materieel gebruikt voor doeleinden die recht geven op deze vrijstelling.
13. Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, vervalt de vrijstelling en mag het uitlenen, verhuren of overdragen pas plaatsvinden na de voorafgaande betaling van de rechten bij invoer, tegen het op de datum van het uitlenen, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief, zulks naar de soort en op grondslag van de douanewaarde die op die datum door de AAD&A als juist zijn erkend of aanvaard.
14. Op grond van artikel 62 zijn altijd uitgesloten van de vrijstelling:
- alcoholische producten (bieren, mousserende en niet-mousserende wijnen, aperitieven op basis van wijn of alcohol, gedistilleerde dranken, likeuren en andere alcoholhoudende dranken, enz.) die onder de tariefposten 2203.00 tot en met 2208.90 van de GS-nomenclatuur vallen),
- tabak en tabaksproducten,
- koffie en thee,
- motorvoertuigen, behalve ziekenwagens.
Dit betekent dat deze producten op grond van de artikelen 61 tot en met 65 van de Verordening DV niet en nooit met vrijstelling kunnen worden ingevoerd. De douanerechten, de btw en de accijnzen bij invoer moeten bijgevolg bij de invoer van deze goederen[RD3][JD(4] volledig worden betaald door de openbare of private liefdadige of filantropische instelling, ook al is die erkend. Nationale accijnsproducten (alcoholvrije dranken), behalve koffie en thee, vallen niet onder deze Europese uitsluiting.
15. Begunstigden van de vrijstelling
Onder ‘begunstigden van de vrijstelling’ worden uitdrukkelijk verstaan de overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter die door de Administrateur-generaal [RD5][JD(6]van de douane en accijnzen zijn erkend om de goederen bedoeld in artikel 61 met vrijstelling in te voeren (in praktijk, de centrale Component van Administratie Operaties). Deze instellingen zijn opgenomen in een lijst die door de Administratie Operaties wordt opgesteld en bijgewerkt.
De personen die binnen de erkende instellingen, in de hoedanigheid van verantwoordelijke instantie, verantwoordelijk afgevaardigde of vertegenwoordiger bevoegd zijn om de aanvragen tot vrijstelling of andere stukken te ondertekenen, worden bij naam en per instantie op deze lijst vermeld.
Zoals hierboven is aangegeven, mogen alleen de volgende instellingen goederen voor het vrije verkeer invoeren met vrijstelling van rechten:
- ofwel overheidsinstellingen (bv. FOD Volksgezondheid), openbare instellingen en andere publiekrechtelijke instellingen (bv. OCMW, universitair ziekenhuis, UNICEF) die door de AAD&A zijn erkend in de zin van de artikelen 61 tot en met 65 van de Verordening DV,
- ofwel liefdadige of filantropische privéorganisaties die door de AAD&A zijn erkend (bv. Rode Kruis-Vlaanderen, AZG België, Spullenhulp, Pater Damiaan …).
16. De vrijstelling wordt alleen verleend aan instellingen waarvan de boekhouding het de AAD&A mogelijk maakt de verrichtingen te controleren die alle noodzakelijk geachte garanties bieden, in overeenstemming met artikel 63 van de Verordening DV. Een nauwkeurige en volledige boekhouding is noodzakelijk, evenals nauwkeurige registratie van de gedane uitreikingen of het gebruikte materieel. Alle instellingen die overeenkomstig deze vrijstelling wensen in te voeren, moeten door de AAD&A worden erkend voordat ze hun eerste invoer met vrijstelling van rechten en heffingen mogen verrichten. Zonder erkenning is de vrijstelling ambtshalve uitgesloten.
Het is echter duidelijk dat een overheidsinstelling, zoals de FOD Volksgezondheid of het ministerie van Defensie, of een parastatale instelling, zoals het Militair Hospitaal Koningin Astrid, gemakkelijk zullen worden erkend, aangezien ze in beginsel voldoen aan de vereiste garanties en voorwaarden.
17. Openbare of private instellingen waarvan de boekhouding het de bevoegde autoriteiten niet mogelijk maakt de verrichtingen te controleren en/of die niet alle nodig geachte garanties bieden zowel voor de uitvoering van de verplichtingen die worden opgelegd door de Verordening DV als voor een goed toezicht op de vrijgestelde verrichtingen, zijn van de vrijstelling uitgesloten (cf. art. 63 Verordening DV).
Ook de niet-erkende liefdadige of filantropische instellingen zijn ambtshalve uitgesloten, zelfs indien hun liefdadig of filantropisch doeleinde duidelijk is (bv. de liefdadigheids-ngo’s zoals de stichting Abbé Pierre of Dokters van de Wereld).
18. Strikt genomen geldt er geen invoertermijn op grond van de Verordening DV, maar de vrijstelling moet worden verleend voor een verrichting die wordt uitgevoerd en voltooid binnen een redelijke termijn vanaf de datum waarop de vrijstelling is verleend. De erkenning van de instelling blijft geldig zolang als nodig is om haar doelstellingen te bereiken, maar voor elke invoer waarop die erkenning betrekking heeft, moet op het moment van invoer toestemming worden verleend om het product in het vrije verkeer te brengen.
Voorbeeld: AZG-België is van plan elk jaar een tombola te organiseren en vraagt hiervoor een erkenning aan. De AAD&A verleent die erkenning, maar elk jaar vóór Kerstmis moet AZG de vrijstelling aanvragen voor de invoer van de loten die deze instelling gratis ontvangt van haar niet-EU-donoren.
19. De Verordening DV voorziet niet in afwijkingen van de bovengenoemde voorwaarden. Zoals bij alle verordeningen met betrekking tot belastingvrijstellingen is ook deze verordening strikt van toepassing.
20. Instellingen die niet zijn opgenomen in de in § 4 bedoelde lijst moeten vóór de invoer van hun eerste of eventueel enige zending van goederen een schriftelijk verzoek tot erkenning bij de centrale diensten van de Administratie Operaties van de AAD&A indienen om in aanmerking te komen voor een eventuele vrijstelling. Indien er, door omstandigheden, bij de invoer van de goederen een niet-erkende instelling de vrijstelling aanvraagt, moet het plaatselijk hoofd van het invoerkantoor telefonisch contact opnemen met de centrale diensten van de Administratie Operaties, die dan de nodige richtlijnen zullen verstrekken.
Dit verzoek tot erkenning moet vergezeld gaan van een afschrift van het uittreksel uit het Belgisch Staatsblad (of van een notariële akte) waarin de STATUTEN van de betrokken instelling zijn omschreven, alsmede, in voorkomend geval, van een opgestelde aanvraag tot vrijstelling (overeenkomstig de §§ 5 en volgende en §§ 22 tot en met 25), een douaneaangifte en andere documenten die betrekking hebben op de eerste of enige zending goederen ter bestemming van de betrokken instelling.
Het verzoek tot erkenning en de eventuele eerste of enige aanvraag tot vrijstelling moeten echter steeds zijn ondertekend door het hoofd van de instelling van bestemming, met vermelding van zijn naam en functie. Indien de instelling in de toekomst regelmatig dergelijke zendingen verwacht, moet zij dat in het verzoek tot erkenning meedelen en, in voorkomend geval, erin de namen en de functies vermelden van de personen die gemachtigd zijn, in hun hoedanigheid van verantwoordelijk afgevaardigde of vertegenwoordiger, de aanvragen tot vrijstelling te ondertekenen.
21. Het betreft een aanvraag tot vrijstelling van een instelling voor de daadwerkelijke invoer van goederen in het kader van haar erkenning als erkende instelling om dergelijke goederen in te voeren met vrijstelling van rechten op grond van artikel 61 van de Verordening DV. De aanvraag voor de toestemming om met vrijstelling in te voeren wordt ten laatste op het ogenblik van de invoer ingediend bij het plaatselijk hoofd van de douane van het douanekantoor (Administratie Operaties). Deze aanvraag moet worden ondertekend door een gemachtigde persoon (cf. §§ 15).
De aanvraag tot vrijstelling waarvoor voorafgaande goedkeuring vereist is, moet formeel worden aangevraagd bij de AAD&A overeenkomstig bijlage A van de DWU DA. Anders moet deze aanvraag tot invoer met vrijstelling plaatsvinden door middel van een schriftelijke elektronische douaneaangifte (AED). De in de artikelen 135, 138 en 141 van de DWU DA bedoelde handelingen (mondelinge aangifte, gebruik van het groene kanaal, eenvoudige grensoverschrijding) zijn altijd ambtshalve uitgesloten voor dergelijke aanvragen tot vrijstelling bij invoer. De systemen van vereenvoudigde aangifte voor de invoer in kleine zendingen in het kader van e-commerce zijn ook uitgesloten.
22. Als bijlage bij de douaneaangifte moet een lijst van goederen of materieel in elektronisch formaat worden gevoegd bij de aanvraag tot vrijstelling. Deze lijst, waarin de verschillende tariefposten worden voorafgegaan door volgnummers in een ononderbroken reeks, moet melding maken van de GN-codes of een omstandige omschrijving geven aan de hand waarvan de goederen of het materieel waaruit de zending bestaat, duidelijk kunnen worden geïdentificeerd. In de lijst moeten zowel de hoeveelheid en de waarde van elk object als de totale waarde worden vermeld. Bovenaan deze lijst staat de volgende vermelding: ‘Goederen bestemd voor instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter met toepassing van artikel 61, a/b/c (vermelden wat van toepassing is) van de Verordening nr. 1186/2009, ingevoerd door ………………………..(benaming en adres van de begunstigde instelling)’.
Deze lijst moet worden ondertekend door de gemachtigde persoon die de aanvraag tot vrijstelling heeft ondertekend.
Uit deze lijst moet duidelijk blijken of de goederen bestemd zijn om gratis te worden uitgereikt aan slachtoffers, dan wel of ze gratis ter beschikking worden gesteld van behoeftigen terwijl ze eigendom blijven van de betrokken instellingen, dan wel of de goederen voor administratieve doeleinden worden ingevoerd om voor de duur van hun gebruik in de behoeften van die instellingen te voorzien. De lijst moet op zijn minst aangeven welke van de gevallen van artikel 61 van toepassing is.
Indien de zending goederen bevat die voor meer dan een van deze doeleinden kunnen worden gebruikt, moet de bestemming van de goederen duidelijk voor elk soort goederen worden aangegeven.
Indien meerdere zendingen identiek zijn aan de inhoud van de eerste, volstaat een eenvoudige verwijzing in de aangifte naar de oorspronkelijke lijst die naar behoren door de douane is goedgekeurd.
23. De aanvankelijke toekenning van de vrijstelling is afhankelijk van de ontvangst door de AAD&A van de verbintenis van de toekomstige begunstigde instelling om de eventueel verschuldigde rechten en heffingen te betalen. Deze verbintenis moet vóór elke invoer en tegelijk met het verzoek tot erkenning worden ingediend.
Elke verzoek tot erkenning moet worden gestaafd met een verbintenis die is ondertekend door een gemachtigde persoon (cf. § 15) van de begunstigde instelling, die verplicht:
- hoeveelheden, merken, nummers, soort en gewicht van de ingevoerde colli’s vermeldt, evenals de aard en hoeveelheid van de tot de betrokken zending behorende goederen of materieel,
- verzekert dat de betrokken goederen of materieel worden ingevoerd (de passende vermelding kiezen), ofwel om gratis aan behoeftigen te worden uitgereikt zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de donoren, ofwel om financiële middelen in te zamelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen ten bate van behoeftigen, ofwel om uitsluitend te worden gebruikt voor hun eigen werking en voor de verwezenlijking van de door haar nagestreefde liefdadige of filantropische doeleinden,
- bevestigt dat aan de hand van de boekhouding van zijn instelling de bevoegde douaneautoriteiten de verrichtingen kunnen controleren,
- bevestigt dat hij kennis heeft genomen van de opgelegde verplichtingen na de invoer van de goederen en het materieel en dat zijn instelling deze bepalingen strikt zal naleven op de wijze als ter zake voorzien in deze circulaire,
- de verbintenis aangaat dat zijn instelling alle betrokken invoerbelastingen op het vereiste ogenblik en volgens de ter zake voorgeschreven bepalingen zal betalen, zo aan de betrokken goederen of materieel een andere bestemming wordt gegeven dan deze waarvoor de vrijstelling is verleend, dan wel indien zijn instelling niet langer voldoet aan de voorwaarden om voor de vrijstelling in aanmerking te komen,
- de verbintenis aangaat dat elke controle die de bevoegde autoriteiten noodzakelijk achten om na te gaan of aan de ter zake gestelde voorwaarden voor het verlenen van de vrijstelling is of nog steeds wordt voldaan, zal worden toegestaan en vergemakkelijkt.
Zonder een dergelijke verbintenis die geldig is ondertekend door een gemachtigde persoon van de aanvragende instelling, wordt elke aanvraag tot vrijstelling of, a fortiori, elke verzoek tot erkenning afgewezen.
Deze verbintenis mag niet worden verward met de verbintenis die vereist is voor bepaalde vrijstellingen van zekerheidstelling.
24. Ongeacht of de vrijstelling al dan niet wordt verleend, worden de in artikel 61 bedoelde goederen of materieel altijd ingevoerd onder dekking van een schriftelijke elektronische douaneaangifte IM 4 (regeling 40) met code 160 in het vak 37 (of de gelijkwaardige gegevens uit bijlage B van het DWU-DA) wanneer de vrijstelling is verleend. De in de artikelen 135, 138 en 141 van de DWU DA bedoelde handelingen (mondelinge aangifte, gebruik van het groene kanaal, eenvoudige grensoverschrijding) zijn voor dergelijke invoer altijd ambtshalve uitgesloten. De systemen van vereenvoudigde aangifte voor de invoer in kleine zendingen in het kader van e-commerce zijn ook uitgesloten.
25. Indien de vrijstelling kan worden verleend en indien de zending verschillende soorten goederen of materieel bevat waarvan de indeling per tariefpost verhoudingsgewijs al te tijdrovend zou zijn, mag de aangever, zo hij dit wenst, in de daartoe bestemde vakken van de aangifte IM 4 (regeling 40) de aanduiding van de desbetreffende tariefposten weglaten en vervangen door de vermelding: ’Goederen bestemd voor een instelling met een liefdadig of filantropisch karakter – zie bijgevoegde lijst – toepassing circulaire 2023/C/…’.
26. Zoals hierboven is aangegeven, mogen de goederen en het materieel waarvoor vrijstelling werd verleend niet voor andere doeleinden dan die omschreven in de punten a, b of c van § 1 van artikel 61 van de Verordening DV worden gebruikt. Deze goederen of dit materieel mogen niet worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen onder bezwarende titel of gratis, zonder dat de douanedienst die de vrijstellingsmachtiging heeft verleend, hiervan voorafgaandelijk in kennis wordt gesteld per officiële e-mail. In deze mededeling moeten zowel de bijzonderheden van deze overdracht als de precieze contactgegevens van de begunstigde instelling van bestemming worden vermeld. De Administratie Operaties van de AAD&A moet bijgevolg elektronisch (per e-mail aan da.ops.douane1@minfin.fed.be) in kennis worden gesteld van elke wijziging van bestemming van de goederen of wijziging van instelling, voordat het gebruik van de vrijgestelde goederen of de instelling wordt gewijzigd.
27. Indien het voorwerp, instrument of apparaat wordt uitgeleend, verhuurd of overgedragen aan een instelling die voor de vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor zover de verkrijger de betrokken goederen of het betrokken materieel gebruikt voor doeleinden die recht geven op het verlenen van deze vrijstelling. De verkrijger moet ook een verbintenis aangaan overeenkomstig § 23, met een gedetailleerde beschrijving van de betrokken goederen en het betrokken materieel. Daarenboven moeten de benaming en het adres van de afstand doende instelling worden vermeld. Deze verbintenis moet, samen met alle documenten die vereist zijn voor een aanvraag tot vrijstelling, altijd naar de Administratie Operaties van de AAD&A (centrale diensten) worden verzonden.
28. In de overige gevallen mag het uitlenen, verhuren of overdragen pas plaatsvinden na de voorafgaande betaling van de rechten en heffingen, tegen het op de datum van het uitlenen, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief, zulks naar de soort en op grond van de douanewaarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard, overeenkomstig artikel 64 van de Verordening DV.
29. Instellingen die voornemens zijn goederen of materieel waarvoor de vrijstelling werd verleend, te gebruiken voor andere doeleinden dan die bedoeld in artikel 61, zijn verplicht de douaneautoriteiten daarvan onmiddellijk in kennis te stellen, overeenkomstig artikel 65, § 1, van de Verordening DV, met name de Administratie Operaties – Centrale component (per e-mail naar da.ops.douane1@minfin.fed.be).
Goederen en materieel die door de instelling die de vrijstelling geniet, worden gebruikt voor andere doeleinden dan bedoeld in artikel 61 van de Verordening DV, zijn onderworpen aan de toepassing van de daarvoor geldende rechten bij invoer, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop zij voor een ander gebruik worden aangewend, zulks naar de soort en op de grondslag van de douanewaarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard. De verschuldigde rechten en heffingen moeten onmiddellijk worden betaald, anders wordt de erkenning van de instelling ingetrokken.
30. Begunstigde instellingen die niet langer voldoen aan de voorwaarden om voor de vrijstelling in aanmerking te komen, moeten de douaneautoriteiten daarvan onmiddellijk in kennis stellen, overeenkomstig artikel 65, § 1, van de Verordening DV), met name de Administratie Operaties – Centrale component (per e-mail naar da.ops.douane1@minfin.fed.be).
De goederen en het materieel die in het bezit blijven van instellingen die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling, zijn onderworpen aan de toepassing van de daarvoor geldende rechten bij invoer, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop aan de voorwaarden niet langer wordt voldaan, zulks naar de soort en op de grondslag van de waarde die op die datum door de AAD&A als juist zijn erkend of aanvaard (art. 65, § 3, Verordening DV).
31. Wanneer instellingen die niet langer voldoen aan de voorwaarden om voor vrijstelling in aanmerking te komen, de ingevoerde goederen overdragen aan een instelling die krachtens artikel 65 van de Verordening DV voor de vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor de nieuwe instelling, voor zover deze instelling de goederen gebruikt voor doeleinden die op het verlenen van dergelijke vrijstelling recht geven.
Wanneer deze goederen worden overgedragen aan een instelling die niet voldoet aan de voorwaarden om voor een vrijstelling in aanmerking te komen, worden de genoemde goederen onderworpen aan de toepassing van de daarvoor geldende rechten bij invoer, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop aan genoemde voorwaarden niet langer wordt voldaan, zulks naar de soort en op de grondslag van de douanewaarde die op die datum door de AAD&A als juist zijn erkend of aanvaard (art. 65, § 2, Verordening DV).
32. Afgezien van de controle vooraf van de vrijstellingsvoorwaarden en de garanties die de aanvragende instellingen bieden met het oog op hun erkenning, verrichten de operationele diensten onder wier bevoegdheid de instelling die de vrijstelling geniet, is gevestigd, de controles die na de invoer van de goederen noodzakelijk worden geacht om na te gaan of aan de ter zake gestelde voorwaarden en beperkingen voor het verlenen van de vrijstelling is en vooral nog steeds wordt voldaan.
Deze controle achteraf is gericht op de naleving van de gebruiksvoorwaarden van de goederen waarvoor de vrijstelling werd verleend, met name of het nagestreefde doeleinde (en voorzien in de Verordening DV) hetzelfde blijft.
Voorbeeld: bij een steekproefsgewijze controle ‘achteraf’ wordt nagegaan of het materieel bestemd voor de administratieve behoeften van de begunstigde instelling nog steeds door deze instelling en voor dit doeleinde wordt gebruikt.
33. Net als voor de invoerrechten kunnen goederen die door instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter voor de in artikel 61 van de Verordening DV bedoelde doeleinden worden bestemd, volledig vrij van btw worden ingevoerd, binnen de grenzen en onder de voorwaarden van artikel 25 van het KB nr. 7 van 29 december 1992.
De bepalingen van dat artikel van het KB zijn ten gronde identiek aan die van de Verordening DV.
34. De toepassingsmodaliteiten inzake invoerrechten zijn ‘mutatis mutandis’ van toepassing op de btw.
36. Er bestaat geen vrijstelling van accijnzen voor de invoer van goederen voor de in artikel 61 van de Verordening DV genoemde doeleinden.
36.
Toekenningsvoorwaarden voor de vrijstelling | |
Verkrijgers | - Overheids- en andere publiekrechtelijke instellingen die door de AAD&A worden erkend - Privaatrechtelijke instellingen die door de AAD&A worden erkend Alle instellingen met een verplicht liefdadig of filantropisch karakter |
Bestemming van de goederen | a) Gratis uitreiking aan behoeftigen in België b) Inzameling van financiële middelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen in België c) Gebruik voor hun eigen werking of verwezenlijking van de doeleinden van de erkende instellingen |
Type goederen | a) Alleen goederen die in primaire levensbehoeften voorzien b) Goederen van ongeacht welke aard c) Uitrustings- en kantoormaterieel |
Gebruik | Geen uitlening, verhuur of overdracht onder bezwarende of kosteloze titel, BEHALVE met voorafgaande toestemming van de AAD&A |
Geldigheidsduur | Beperkt tot de tijd die nodig is om de erkende doelstelling van de instelling te verwezenlijken |
Verbintenis | Verbintenis om rechten en heffingen te betalen door alle begunstigden voor de erkenning |
Uitsluitingen | Accijnsgoederen (alcohol, koffie, thee, tabak) Motorvoertuigen, behalve ziekenwagens |
Btw | Identieke bepalingen als deze inzake douanerechten |
Accijnzen | Geen vrijstelling |
35. Deze circulaire vervangt de vroegere wettelijke en reglementaire bepalingen (en de commentaren ervan) van Hoofdstuk I, Titel XVI, punt A (Goederen ingevoerd voor algemene doeleinden) van de Instructie Definitieve Vrijstellingen 1984 – DI 510.0 en heft de genoemde bepalingen op.
Voor de administrateur-generaal van de douane en accijnzen
Jo Lemaire
Adviseur-generaal
Artikel 61
1. Behoudens de artikelen 63 en 64 en voor zover dit geen aanleiding geeft tot misbruiken of belangrijke concurrentieverstoringen, zijn van rechten bij invoer vrijgesteld:
a) | goederen die in primaire levensbehoeften voorzien en worden ingevoerd door overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter welke door de bevoegde autoriteiten zijn erkend, teneinde gratis aan behoeftigen te worden uitgereikt; |
b) | goederen van ongeacht welke aard die door een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon of organisatie gratis en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever, worden toegezonden aan overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter welke door de bevoegde autoriteiten zijn erkend, om financiële middelen in te zamelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen ten bate van behoeftigen; |
c) | uitrustings- en kantoormaterieel die door een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon of organisatie gratis, en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever, worden toegezonden aan door de bevoegde autoriteiten erkende instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter, teneinde uitsluitend te worden gebruikt voor hun eigen werking en voor de verwezenlijking van het door hen nagestreefde liefdadige of filantropische doel. |
2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt onder „goederen die in primaire levensbehoeften voorzien” verstaan goederen die absoluut noodzakelijk zijn om te voorzien in de onmiddellijke behoeften van personen, zoals levensmiddelen, geneesmiddelen, kleding en dekens.
Artikel 62
Van de vrijstelling zijn uitgesloten:
a) | alcoholische producten; |
b) | tabak en tabaksproducten; |
c) | koffie en thee; |
d) | motorvoertuigen, behalve ziekenwagens. |
Artikel 63
De vrijstelling wordt slechts verleend aan organisaties waarvan de boekhouding het de bevoegde autoriteiten mogelijk maakt de verrichtingen te controleren die alle noodzakelijk geachte waarborgen bieden.
Artikel 64
1. De goederen en het materieel, bedoeld in artikel 61, mogen door de organisatie die de vrijstelling geniet niet voor andere doeleinden dan die van lid 1, onder a) en b), van genoemd artikel worden uitgeleend, verhuurd noch onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, zonder dat de bevoegde autoriteiten daarvan vooraf in kennis zijn gesteld.
2. Indien de goederen en het materieel worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen aan een instelling die krachtens de artikelen 61 en 63 voor vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor zover bedoelde instelling de betrokken goederen en het betrokken materieel gebruikt voor doeleinden welke recht geven op deze vrijstelling.
In de overige gevallen mag het uitlenen, verhuren of overdragen pas plaatsvinden na de voorafgaande betaling van de rechten bij invoer, tegen het op de datum van het uitlenen, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief, zulks naar de soort en op grondslag van de douanewaarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.
Artikel 65
1. De in artikel 61 bedoelde organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden om voor vrijstelling in aanmerking te komen of die met vrijstelling ingevoerde goederen of materieel voor andere doeleinden willen gebruiken dan die bedoeld in genoemd artikel, dienen de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen.
2. De goederen en het materieel die in het bezit blijven van organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling, zijn onderworpen aan de toepassing van de daarvoor geldende rechten bij invoer, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop aan de voorwaarden niet langer wordt voldaan, zulks naar de soort en op de grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.
3. De goederen en het materieel die door de organisatie die vrijstelling geniet, worden gebruikt voor andere doeleinden dan die bedoeld in artikel 61, zijn onderworpen aan de toepassing van de daarvoor geldende rechten bij invoer, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop zij voor een ander gebruik worden bestemd, zulks naar de soort en op de grondslag van de douanewaarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.
Artikel 25
§ 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de definitieve invoer van:
1° goederen die in primaire levensbehoeften voorzien, die gratis zijn verkregen en die worden ingevoerd door overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter welke door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde zijn erkend, ten einde gratis aan behoeftigen te worden uitgereikt;
2° goederen van ongeacht welke aard die door een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon of organisatie gratis en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever, worden toegezonden aan overheids- of door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde erkende instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter om financiële middelen in te zamelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen ten bate van behoeftigen;
3° materieel, uitrusting en kantoorartikelen die door een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon of organisatie gratis, en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever, worden toegezonden aan de door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde erkende instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter, ten einde uitsluitend te worden gebruikt voor hun eigen werking en voor de verwezenlijking van het door hen nagestreefde liefdadige of filantropische doel.
§ 2. In de zin van paragraaf 1, 1°, wordt verstaan onder "goederen die in primaire levensbehoeften voorzien", goederen die absoluut noodzakelijk zijn om te voorzien in de onmiddellijke behoeften van personen, zoals levensmiddelen, geneesmiddelen, kleding en dekens.
§ 3. Van de vrijstelling zijn uitgesloten:
1° alcoholische producten;
2° tabak en tabaksproducten;
3° koffie en thee;
4° motorvoertuigen, behalve ziekenwagens.
§ 4. De vrijstelling wordt slechts verleend aan organisaties waarvan de boekhouding het de administratie mogelijk maakt de verrichtingen te controleren en die alle noodzakelijk geachte waarborgen bieden.
§ 5. De in paragraaf 1 bedoelde goederen mogen door de organisatie die vrijstelling geniet niet voor andere doeleinden dan die genoemd in paragraaf 1, 1° en 2°, worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen noch onder bezwarende titel noch om niet, zonder dat de administratie daarvan vooraf in kennis is gesteld.
Indien de goederen worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen aan een instelling die krachtens de paragrafen 1 en 4 voor vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor zover bedoelde instelling de betrokken goederen gebruikt voor doeleinden welke recht geven op deze vrijstelling.
In de overige gevallen mag het uitlenen, verhuren of overdragen pas plaatsvinden na voorafgaande betaling van de belasting, tegen het op de datum van het uitlenen, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing.
§ 6. De in paragraaf 1 bedoelde organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling of die met vrijstelling ingevoerde goederen voor andere doeleinden willen gebruiken dan die bedoeld in genoemde paragraaf, dienen de administratie daarvan in kennis te stellen.
De goederen die in het bezit blijven van organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling zijn onderworpen aan de toepassing van de belasting, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop aan de voorwaarden niet langer wordt voldaan en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing.
De goederen die door de organisatie die vrijstelling geniet worden gebruikt voor andere doeleinden dan die bedoeld in paragraaf 1 zijn onderworpen aan de toepassing van de belasting, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop zij voor een ander gebruik worden bestemd en over de op diezelfde datum vastgestelde maatstaf van heffing.
§ 1. Van de belasting zijn vrijgesteld:
1° de invoer en de intracommunautaire verwerving:
…
b) van goederen die een definitieve vrijstelling genieten op grond van de door de
Europese Gemeenschappen uitgevaardigde reglementering;
…
_____________________
Réf : C.D. 510.160/EOS/DD 019.999