Afsluiten van een effectenrekening en opening van een nieuwe kan tot dubbele belasting leiden. Bezint eer ge begint.

JTER, een effectentaks per effectenrekening

Begin 2021 werd de nieuwe effectentaks (m.n. de jaarlijkse taks op de effectenrekeningen, hierna “JTER”) ingevoerd in het wetboek diverse rechten en taksen. In tegenstelling tot de vernietigde effectentaks (GwH 17 oktober 2019, nr. 138/2019) wordt de JTER niet beschouwd als een vermogensbelasting maar als een taks op het instrument “de effectenrekening”. Het belastbaar feit is immers het bestaan zelf van de effectenrekening. De effectentaks wordt bijgevolg niet meer per belastingplichtige berekend maar per effectenrekening. Dit kan echter leiden tot ongewenste gevolgen.

Zo kan het zijn dat dezelfde effecten binnen één referentieperiode (een jaar dat loopt van 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar) twee keer belast worden indien deze effecten overgedragen worden naar een nieuwe effectenrekening (of meerdere effectenrekeningen) of indien de effecten verdeeld worden over verschillende effectenrekeningen (bv. einde van een onverdeeldheid).

De JTER wordt immers berekend door - per effectenrekening - de waarde van de effecten te nemen per referentietijdstip (in principe 31/12, 31/3, 30/6 en 30/9) en dit bedrag te delen door het aantal referentietijdstippen waarop de effectenrekening bestond. Indien effecten binnen éénzelfde referentieperiode overgedragen worden naar een andere effectenrekening, zullen deze effecten bijgevolg belast worden op beide effectenrekeningen.

Twee keer belast: een voorbeeld

De heer X heeft één effectenrekening (effectenrekening A). De heer X wenst deze effecten over te dragen naar een nieuwe effectenrekening (effectenrekening B). Effectenrekening B wordt geopend op 15 april 2024 en de effecten op effectenrekening A worden meteen overgezet naar deze nieuwe rekening. Effectenrekening A wordt vervolgens afgesloten. Dit betekent dat de waarde van de effecten op de twee verschillende effectenrekeningen er als volgt zal uitzien voor de referentieperiode 01/10/2023 tem 30/09/2024.

VB1


De heer X zal bijgevolg JTER verschuldigd zijn op een waarde van 3 mio euro (zijnde (3.000.000 + 3.000.000)/2 referentietijdstippen) op effectenrekening A maar daarenboven zal de heer X ook JTER verschuldigd zijn op een waarde van 3 mio euro op rekening B (zelfde berekening). In totaal betaalt de heer X 9.000 EUR aan JTER. Terwijl de heer X slechts éénmaal JTER verschuldigd zou zijn geweest op 3 mio euro indien hij zijn effecten op effectenrekening A had laten staan (zijnde (3.000.000*4)/4 referentietijdstippen) zodat de heer X slechts 4.500 EUR aan JTER betaalt.

Dezelfde effecten zullen m.a.w. in hoofde van de heer X twee keer belast worden binnen dezelfde referentieperiode in geval van overzetting naar een nieuwe effectenrekening in april 2024. Dit is het rechtstreeks gevolg van het feit dat de JTER een belasting is op de effectenrekening zèlf ongeacht de titularis van de effectenrekening.

Hoe dubbele belasting voorkomen?

Dergelijke dubbele belasting kan vermeden worden indien de effecten overgedragen worden in het laatste kwartaal van het kalenderjaar, dus ná het referentietijdstip 30 september en vóór het eerste referentietijdstip van het nieuwe JTER-belastbaar tijdperk (zijnde 31 december). In dat geval zou er voor effectenrekening A geen JTER verschuldigd zijn voor wat het nieuwe belastbaar tijdperk betreft, aangezien de effectenrekening niet meer bestaat op het eerste ijkpunt van de referentieperiode (of een nulwaarde heeft indien de effectenrekening nog niet afgesloten is).

De JTER zou op deze manier slechts éénmaal verschuldigd zijn op de effecten van de heer X – namelijk op effectenrekening B.

VB2.png


Indien het niet mogelijk zou zijn om de effecten vóór het eerste referentietijdstip over te dragen, kan de dubbele belasting op de effecten gematigd worden door de eerste effectenrekening niet meteen af te sluiten nadat de effecten overgedragen zijn. Op deze manier zal de belastbare basis (zijnde de gemiddelde waarde van de effecten op de rekening over de referentieperiode) van de eerste effectenrekening beperkt worden daar de noemer (het aantal referentietijdstippen) groter zal zijn dan het geval waarin de effectenrekening meteen afgesloten wordt. Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van onderstaand voorbeeld.

VB3


De heer X zal op effectenrekening A JTER verschuldigd zijn op 2.250.000 euro (zijnde 9.000.000/4) in plaats van op 3 mio euro. Op deze manier wordt de dubbele heffing gemilderd. De heer X betaalt in dit scenario 3.375 EUR + 2.250 EUR = 5.625 EUR aan JTER.

Fiscaal misbruik of niet?

We wijzen er op dat de administratie van mening is dat het aanhouden van een effectenrekening - waarvan alle effecten zijn verkocht of getransfereerd - om “nulwaardes” te creeëren (en zo de belastbare basis van de JTER te verminderen) aanzien wordt als fiscaal misbruik (FAQ JTER nr. 102). Deze rechtshandelingen zouden bijgevolg als niet-tegenstelbaar aan de administratie kunnen worden beschouwd. In bovenstaande voorbeelden kan o.i. echter geargumenteerd worden dat de intentie niet is om de JTER te verminderen of eraan te ontsnappen maar om dubbele heffing te vermijden. Het is echter – gelet op wat in de FAQ wordt vermeld - misschien aangeraden om situaties te vermijden waarbij op kunstmatige wijze louter symbolische bedragen worden behouden gedurende een aantal peildata om het gemiddelde van de belastbare basis naar beneden te halen.

Bron: Tiberghien

Mots clés

Articles recommandés