De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 08/07/2020 de Circulaire 2020/C/94 over het belastingstelsel van de financiële uitkeringen in het kader van het crisis-overbruggingsrecht.
1. Deze circulaire bespreekt het belastingstelsel van de financiële uitkeringen verkregen in het kader van het COVID-19-crisisoverbruggingsrecht.
Onder COVID-19-crisisoverbruggingsrecht (hierna crisisoverbruggingsrecht) wordt verstaan het overbruggingsrecht dat in toepassing van de art. 3 en 4 van de wet van 23.03.2020 (1) is toegekend aan zelfstandigen die naar aanleiding van COVID-19 gedwongen zijn hun zelfstandige activiteit volledig of gedeeltelijk te onderbreken.
(1) W 23.03.2020 tot wijziging van de W 22.12.2016 houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen en tot invoering van tijdelijke maatregelen in het kader van COVID-19 ten gunste van zelfstandigen.
2. Het belastingstelsel van de financiële uitkeringen verkregen in het kader van het crisisoverbruggingsrecht is afhankelijk van de aard van de onderbroken activiteit in het kader waarvan de zelfstandige die uitkeringen heeft verkregen.
Het belastingstelsel van die uitkeringen is dus ook afhankelijk van de inkomstencategorie waartoe de inkomsten uit de onderbroken activiteit van de verkrijger behoren.
A. VERKRIJGERS VAN WINST OF BATEN
3. Als de verkrijger een activiteit heeft onderbroken waarvan de inkomsten als winst of baten bedoeld in art. 23, § 1, 1° of 2°, WIB 92, zijn aan te merken, zijn de financiële uitkeringen verkregen in het kader van het crisisoverbruggingsrecht in principe belastbaar als in art. 25, 6°, a of 27, tweede lid, 4°, a, WIB 92, bedoelde vergoedingen verkregen ter compensatie of naar aanleiding van een handeling die een vermindering van de beroepswerkzaamheid of van de winst of de baten tot gevolg kan hebben.
4. De door COVID-19 gedwongen onderbreking van de zelfstandige activiteit kan worden beschouwd als een gedwongen handeling bedoeld in art. 171, 4°, b, WIB 92. Daardoor zijn de financiële uitkeringen verkregen in het kader van het crisisoverbruggingsrecht afzonderlijk belastbaar tegen 16,5 % in zover ze (samen met de andere in art. 25, 6°, a of in art. 27, tweede lid, 4°, a, WIB 92, bedoelde vergoedingen) niet meer bedragen dan de belastbare nettowinst of -baten die in de vier jaren voorafgaand aan het jaar van de vermindering van de werkzaamheid uit de niet meer uitgeoefende werkzaamheid zijn verkregen (tenzij de gezamenlijke belasting met de andere inkomsten van de verkrijger voordeliger is). In de mate dat ze (samen met die andere vergoedingen) de belastbare nettowinst-of baten van die vier jaren overschrijden, zijn ze belastbaar tegen de progressieve aanslagtarieven.
B. VERKRIJGERS VAN BEZOLDIGINGEN VAN WERKNEMERS OF VAN BEDRIJFSLEIDERS
5. Als de verkrijger een activiteit heeft onderbroken waarvan de inkomsten zijn aan te merken:
- als bezoldigingen van werknemers bedoeld in art. 30, 1°, WIB 92 (een zelfstandige helper wiens inkomsten als bezoldigingen van werknemers belastbaar zijn)
- of als bezoldigingen van bedrijfsleiders bedoeld in art. 30, 2°, WIB 92 (een zelfstandige bedrijfsleider),
dan zijn de financiële uitkeringen verkregen in het kader van het crisisoverbruggingsrecht belastbaar als in art. 31, tweede lid, 4° of in art. 32, tweede lid, 2°, WIB 92, bedoelde vergoedingen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen.
C. VERKRIJGERS VAN BEZOLDIGINGEN VAN MEEWERKENDE ECHTGENOTEN
6. Als de verkrijger een activiteit heeft onderbroken waarvan de inkomsten zijn aan te merken als bezoldigingen van meewerkende echtgenoten bedoeld in art. 30, 3°, WIB 92, zijn de financiële uitkeringen verkregen in het kader van het crisisoverbruggingsrecht niet belastbaar. Er bestaat immers geen wettelijke bepaling die dergelijke inkomsten aan de inkomstenbelasting onderwerpt.
Bron: Fisconetplus