De Europese Commissie heeft besloten België voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens discriminerende voorwaarden voor belastingvrijstelling voor rente op spaardeposito's.
De Commissie is van mening dat de Belgische belastingvrijstellingsregeling voor inkomsten uit spaardeposito's de toegang van in andere lidstaten van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte gevestigde dienstverrichters tot de Belgische bankenmarkt aan discriminerende voorwaarden onderwerpt. De thans geldende maatregel is derhalve in strijd met de vrijheid van dienstverrichting (artikel 56 VWEU en artikel 36 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte).
De Commissie heeft België in juli 2023 een met redenen omkleed advies gestuurd. Aangezien de Belgische autoriteiten geen passende maatregelen hebben genomen om gevolg te geven aan het met redenen omkleed advies van de Commissie, is de Commissie van mening dat de inspanningen van de autoriteiten tot op heden ontoereikend zijn geweest. Daarom daagt zij België voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het Hof van Justitie van de EU heeft de schending van bovengenoemde vrijheid door de Belgische wet bevestigd op 8 juni 2017 en 27 maart 2023, naar aanleiding van prejudiciële procedures.
Artikel 21, eerste lid, 5°, van het Belgische wetboek van de inkomstenbelastingen voorziet in een belastingvrijstelling voor inkomsten uit spaargelden van Belgische belastingbetalers die bij in België en andere lidstaten van de EU/EER gevestigde kredietinstellingen zijn gedeponeerd. De deposito's bij Belgische kredietinstellingen moeten voldoen aan bepaalde vereisten wat betreft de munt waarin zij luiden en de voorwaarden en methoden van terugneming en opneming, evenals wat betreft de structuur en het niveau en de wijze van berekening van de vergoeding ervan.
De deposito's bij buitenlandse kredietinstellingen moeten voldoen aan analoge vereisten zoals vastgesteld door de bevoegde autoriteiten in de andere lidstaten van de EU/EER waar zij zijn gevestigd. Artikel 2 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het wetboek van de inkomstenbelastingen stelt precieze vereisten vast waaraan spaardeposito's moeten voldoen. De vereisten zijn echter extreem restrictief en eigen aan de context van de Belgische nationale markt; in de praktijk kunnen buitenlandse spaardeposito's er niet aan voldoen. Bijgevolg genieten Belgische belastingbetalers de vrijstelling de facto alleen met betrekking tot inkomsten uit spaardeposito's bij Belgische kredietinstellingen.
In zijn arrest van 8 juni 2017 in het kader van een prejudiciële procedure heeft het Hof van Justitie van de EU geoordeeld dat artikel 56 VWEU en artikel 36 van de EER-Overeenkomst zich verzetten tegen de bovenbedoelde nationale wetgeving die in andere lidstaten gevestigde dienstverrichters discriminerende voorwaarden voor toegang tot de Belgische bankenmarkt oplegt. Op 23 juni 2022 werd het, in de praktijk, discriminerende karakter van de bovenbedoelde voorwaarden verder bevestigd door een arrest van het Belgische Hof van Cassatie. Voorts heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in een beschikking van 27 maart 2023 in het kader van een andere prejudiciële procedure (zaak C-34/22, VN/België) zijn juridisch standpunt inzake de onverenigbaarheid van de Belgische wetgeving met de vrijheid van dienstverrichting bevestigd.
Database van inbreukbeslissingen