Voor werkgevers zijn aandelenopties een gegeerde wijze om hun personeelsleden te belonen, aangezien voor deze vorm van verlonen een fiscaal voordelig regime mogelijk is wanneer personen de toegekende opties aanvaarden onder de toepassing van de wet van 26 maart 1999. In de praktijk blijkt echter dat werknemers niet steeds warm lopen voor deze vorm van verlonen aangezien er steeds een bepaald risico aan verbonden blijft. Wanneer het aandelenopties betreft op eigen aandelen van het bedrijf, is het immers op voorhand moeilijk in te schatten hoe het bedrijf zal presteren alsook of er winst zal worden behaald en hoeveel die zal bedragen. Ook wanneer het opties betreft aangeboden in de vorm van bancaire producten, bestaat het marktrisico nog steeds.
Om te pogen dit marktrisico te neutraliseren met als bedoeling ervoor te zorgen dat werknemers, consultants en bestuurders sneller geneigd zijn om de aan hen toegekende opties binnen het kader van de wet van 16 maart 1999 te aanvaarden, zijn er verschillende indekkingsmechanismen zoals de uitbetaling van een nettobedrag door de werkgever of de cashless exercice. Recent is daar, door een begin mei gepubliceerde voorafgaande beslissing, een nieuw mechanisme aan toegevoegd.
Aandelenopties fiscaal interessant
Om ons geheugen op te frissen, lijkt het relevant te herhalen wat aandelenopties zijn. Een algemeen kader hieromtrent vinden we terug in de wet van 26 maart 1999, hierna de “aandelenoptiewet”.1 Overeenkomstig artikel 41, 3° dient een aandelenoptie als volgt omschreven te worden: “het recht om, gedurende een welbepaalde termijn een bepaald aantal aandelen aan te kopen of, naar aanleiding van de verhoging van het kapitaal van een vennootschap op een bepaald aantal aandelen in te schrijven tegen een vastgestelde of een nog vast te stellen prijs”.
Wanneer aan een natuurlijk persoon die arbeidsprestaties verricht voor de vennootschap aandelenopties worden toegekend, wordt aldus aan deze persoon de mogelijkheid geboden om een vooraf bepaald aantal aandelen aan te kopen tegen een vooraf vastgestelde prijs, de zogenaamde uitoefenprijs.
Wanneer een natuurlijk persoon voor de aan hem toegekende aandelenopties wil genieten van het voordelige regime, en dus onder het toepassingsgebied van voormelde aandelenoptiewet wil vallen, moeten de aandelenopties binnen de 60 dagen schriftelijk worden aanvaard.
Vanuit sociaalrechtelijk en fiscaal oogpunt kunnen aandelenopties namelijk voordeliger zijn dan een cash uitbetaling aan de werknemer, consultant of bestuurder wanneer de ontvanger – natuurlijk persoon deze opties aanvaardt binnen het toepassingsgebied van voormelde aandelenoptiewet. Dit omwille van twee redenen: (1) op aandelenopties dient geen sociale zekerheid berekend te worden en (2) de belasting wordt berekend op een forfaitaire waardering van het toegekende voordeel, namelijk standaard 18 % van de onderliggende waarde van de aandelen op het moment van aanbieding, maar een halvering van dit percentage is mogelijk, afhankelijk van de looptijd van de uitoefenperiode.2
Dit verklaart ook meteen waarom heel wat bedrijven aan hun werknemers, consultants en bestuurders de mogelijkheid bieden om een bepaalde verloning, bijvoorbeeld een bonus, in de vorm van aandelenopties te ontvangen.
Echter, in dat geval dient men als natuurlijk persoon wel meteen de verschuldigde belasting op dit toegekende voordeel te betalen, namelijk op het moment dat men de aandelenopties heeft aanvaard. Bijgevolg wordt het uitoefenen van deze opties voor de betreffende persoon pas interessant eens de werkelijke waarde van de onderliggende aandelen boven de uitoefenprijs stijgt.
Risico op verlies in geval van waardeloos optieplan
Ondanks de sociaalrechtelijke en fiscale voordelen die verbonden kunnen zijn aan de toekenning van aandelenopties in vergelijking met de uitkering van een cash bedrag, merken veel bedrijven dat hun werknemers, consultants en bestuurders niet warm lopen voor aandelenopties. Dit heeft vaak te maken met het feit dat zij enerzijds niet altijd de mechaniek achter aandelenopties volledig begrijpen en anderzijds geen risico willen lopen om reeds de verschuldigde belasting te betalen op het forfaitaire voordeel, wanneer ze het inherente risico verbonden aan aandelenopties niet voldoende kunnen inschatten en dus niet zeker weten of ze de betaalde belastingen zullen kunnen recupereren.
Wanneer natuurlijke personen de voordelen willen benutten, en aldus de aandelenopties binnen de 60 dagen schriftelijk aanvaarden, is de desbetreffende belasting namelijk al verschuldigd op het ogenblik van toekenning van de aandelenopties.3 Op dat moment bestaat echter geen zekerheid dat de ontvanger van de opties op enig tijdstip in de toekomst, tijdens de voorziene uitoefenperiode, winst zal boeken bij de uitoefening van opties. Dit maakt dat er een bepaald risico ontstaat waardoor sommige mensen afhaken bij het voorstel om aandelenopties te ontvangen.
De aandelenopties zullen voor de betrokken personen pas winst opleveren indien de werkelijke waarde van de onderliggende aandelen uitstijgt boven de uitoefenprijs zoals vastgelegd bij de toekenning van de aandelenopties. Echter, wanneer de aandelenopties worden toegekend op een moment dat de onderliggende aandelen reeds sterk gestegen zijn, is de kans op winst eerder beperkt. Indien de waarde van de onderliggende aandelen daalt en niet boven de uitoefenprijs komt, levert het uitoefenen van de opties niets meer op. Toch zijn reeds belastingen betaald op de forfaitaire waardering.
Bijgevolg maakt de persoon in een dergelijk geval verlies, gezien de kost die hij reeds gedragen heeft in het kader van de betaalde belasting op de forfaitaire waardering op het ogenblik van de toekenning. Laat ons dit iets concreter maken aan de hand van een cijfervoorbeeld.
Stel dat werknemer A van zijn werkgever aandelenopties met een werkelijke waarde van 100 en een looptijd van 5 jaar ontvangt. Op het ogenblik van toekenning ontvangt werknemer A een voordeel van alle aard dat forfaitair wordt gewaardeerd tegen 9 %. Bijgevolg wordt werknemer A in dit voordeel belast op een waarde van 9. Op deze waarde is zowel personenbelasting als gemeentebelasting verschuldigd. Stel dat de desbetreffende werknemer met zijn reguliere loon reeds in de hoogste schijven valt, zal een belasting van 50 % plus gemeentebelasting hierop verschuldigd zijn. Indien de werknemer in een gemeente woont met een tarief van 7 %, is dus een belasting van 53,50 % verschuldigd. In concreto houdt dit in dat op de aandelenopties van 100 een belasting van 4,82 % zal worden toegepast. Bijgevolg dienen de onderliggende opties een waardestijging van minstens 4,82 % te ondergaan opdat de betrokken werknemer geen verlies zou lijden. Indien dit niet het geval is, zal werknemer A een verlies lijden ten belope van de door hem betaalde belasting of het verschil tussen de betaalde belasting en de waardestijging (als er een waardestijging is die niet hoog genoeg is om de betaalde belasting te dekken).4
Bovenstaande impliceert een risico van verlies en dat risico blijkt voor heel wat personen voldoende om de aandelenopties te weigeren en een uitbetaling in cash te verkiezen, ook al wordt deze laatste zwaarder belast. Zoals hierboven reeds vermeld, zal naast dit risico op verlies ook vaak meespelen dat de uiteengezette waardering en mechaniek om de belasting te berekenen voor personen die hier niet dagelijks mee bezig zijn, vaak onvoldoende transparant is en soms moeilijk te begrijpen is.
Risico op verlies omzeilen via indekkingsmechanismen
Vermits bovenstaande reeds een bekend probleem is, zijn er in de praktijk reeds verschillende mechanismen ontstaan om dit risico te omzeilen. Recent werd daar door de rulingcommissie mee ingestemd.
In onderstaande geven we eerst een korte uiteenzetting van de reeds bestaande mechanismen om nadien dieper in te gaan op de nieuwe praktijk die door de rulingcommissie werd goedgekeurd.
Een op vandaag courant gehanteerde techniek om aan de financieringsproblematiek tegemoet te komen, waarbij de persoon zelf een bepaald bedrag aan belastingen dient te betalen, ook al heeft hij op dat moment nog geen extra cashbonus in handen, is deze van de (gedeeltelijke) “cashless exercise”.
Daarbij verkoopt de toekenner van de opties of een door hem aangestelde makelaar, op het moment van de toekening van de opties, meteen een aantal van de onderliggende aandelen op de markt voor rekening van de optiehouder en maakt vervolgens, na aftrek van de uitoefenprijs, de verkoopprijs over aan de optiehouder. Het aantal uitgeoefende opties en aldus verkochte aandelen levert dan net genoeg cash op om de belastingschuld te neutraliseren5 . In dat geval heeft de werknemer, consultant of bestuurder ook meteen een aantal aandelen uiteraard niet meer in eigendom.
Een andere mogelijkheid is deze waarbij de werkgever een bedrag cash uitbetaalt aan de betreffende persoon waarvan het nettobedrag volstaat om de belasting verschuldigd op de aandelenopties te betalen. Op die manier dient de werknemer de belasting niet te betalen met zijn eigen financiële middelen. Echter dienen we te benadrukken dat dit een vrij duur mechanisme is, aangezien de cashuitbetaling volledig onderworpen zal zijn aan socialezekerheidsbijdragen en belastingen.
Rulingcommissie: uitbetaling cashbedrag in geval van niet-uitoefening
Uit bovenstaande opsomming van de technieken om het risico van verlies door de verschuldigde belasting te omzeilen, blijkt dat er steeds nadelen verbonden zijn aan de indekking. Bijgevolg gaat men in de praktijk dan ook op zoek naar nieuwe technieken waaraan geen of slechts minimale nadelen verbonden zijn, wanneer de persoon in kwestie de aandelenopties binnen de toepassing van de aandelenoptiewet aanvaardt.
Zo werd recent een nieuwe vorm van indekking voorgelegd aan de rulingcommissie. Deze techniek bestaat erin dat de werknemer, aan wie de aandelenopties worden toegekend, de belasting zelf betaalt met zijn eigen financiële middelen, en aldus wel nog in een principiële prefinanciering voorziet gezien hij op dat moment nog geen cash in handen krijgt. Echter, indien later blijkt dat de betrokken werknemer verlies zal lijden bij de uitoefening van zijn opties, zal hij een bedrag cash uitbetaald krijgen ter compensatie van de eerder betaalde belasting, met name een “zeker voordeel”.6
De rulingcommissie ging akkoord met deze vorm van indekking en heeft bevestigd dat deze uitbetaling niet als beroepsinkomen, noch als een ander belastbaar inkomen dient te worden beschouwd. Bijgevolg zal de cashuitbetaling op zich dus niet belastbaar zijn.
Een principieel kenmerk van deze techniek is immers dat het zeker voordeel dat wordt toegekend nooit meer mag bedragen dan het belastbare voordeel dat eerder forfaitair werd vastgesteld. De kans op verlies verdwijnt dus volledig, terwijl de kans op winst volledig blijft bestaan.7
Er zijn twee gevallen waarin een cashbedrag zal worden uitbetaald. In het eerste geval worden de aandelenopties niet uitgeoefend. Dan zal een uitbetaling volgen die gelijk is aan de belasting betaald bij de toekenning. In het tweede geval worden de aandelenopties wel uitgeoefend, maar is de gerealiseerde meerwaarde niet voldoende om de betaalde belasting te dekken. Dan is de cashuitbetaling gelijk aan het verschil tussen de betaalde belasting en de gerealiseerde meerwaarde. Bijgevolg zal in geen van beide gevallen de cashuitbetaling tot gevolg hebben dat de betrokken werknemer alsnog winst boekt. De bedoeling is louter en alleen de werknemer te verzekeren dat hij geen verlies kan lijden wanneer de aandelenopties later waardeloos blijken te zijn.
Praktisch kan het zeker voordeel enkel worden toegekend indien in de aanbieding een zogenaamde cascade is ingebouwd. Er worden in de eerste plaats aandelenopties zonder het zeker en vaststaande voordeel aangeboden. Wanneer de begunstigde dit aanbod schriftelijk weigert, kan hij desgewenst nog ingaan op het tweede aanbod dat wordt gedaan in dezelfde brief. Het gaat dan om het aanbod van een bepaald percentage van het aantal aandelenopties dat in het eerste aanbod dat werd geweigerd, ditmaal met een zeker en vaststaand voordeel.
Dit aanbod met cascadesysteem gebeurt door middel van een brief waarbij tevens een antwoordformulier is gevoegd. In dit formulier kan de begunstigde aangeven of hij de aandelenopties (al dan niet deels) weigert of aanvaardt.
Bovendien werd door de rulingcommissie bevestigd dat deze cashuitbetaling een uitgave is die verband houdt met de beroepswerkzaamheden van de betrokken werknemer en bijgevolg dus een aftrekbare kost impliceert in hoofde van de werkgever. Desondanks dient dit voordeel niet als een beroepsinkomen of enig ander inkomen in hoofde van de begunstigde te worden beschouwd. Bijgevolg is het niet nodig dat deze uitbetaling wordt opgenomen op een fiche dan wel op de aangifte wordt vermeld. Verder komt ook de toepassing van de verlaagde waardering niet in het gedrang, vermits de ruling uitdrukkelijk melding maakt dat de verlaagde tarieven nog steeds kunnen worden toegepast. Als laatste legt de rulingcommissie tevens de nadruk op het feit dat er geen sprake kan zijn van fiscaal misbruik in de zin van artikel 344 §1 van het wetboek inkomstenbelasting. Enerzijds omwille van het feit dat deze opzet wordt verantwoord door het HR-beleid en anderzijds omdat de tekst van artikel 344 §1 WIB niet kan worden toegepast inzake bijzondere wetten, zoals voormelde aandelenoptiewet.
Tot slot lijkt het nog van belang te benadrukken dat deze ruling het karakter van een ‘principiële gedragslijn’ heeft. Bijgevolg zullen gelijkaardige aanvragen op eenzelfde wijze worden beoordeeld door de rulingcommissie.
Conclusie
Het toekennen van aandelenopties aan natuurlijke personen, werknemers, consultants en bestuurders, kan dus in de toekomst voordeliger gebeuren wanneer een bedrijf de techniek, zoals nu bevestigd door de rulingcommissie, beslist toe te passen. Aangezien het risico dat mogelijk verbonden kan zijn met deze aandelenopties, zijnde dat belastingen moeten worden betaald ondanks het feit dat de betrokken werknemer geen voordeel meer haalt uit de aandelenopties, volledig wegvalt, lijkt dit nieuwe systeem een schot in de roos te zijn voor veel bedrijven die de aanvaardingsratio van toegekende aandelenopties willen verhogen en de psychologische drempel bij de medewerkers om de aandelenopties te aanvaarden binnen de toepassing van de aandelenoptiewet weg te nemen.
In vergelijking met de andere reeds gekende vormen van indekking zijn de meeste nadelen bij dit nieuwe mechanisme weggewerkt. Bijgevolg zullen ook mensen die minder risico willen lopen, meer geneigd zijn om er toch voor te kiezen om reeds voorafgaand bij toekenning van de aandelenopties reeds belasting te betalen, aangezien ze er zelf geen verlies bij kunnen lijden. Het risico dat ze nooit winst boeken, blijft weliswaar bestaan. Daardoor kan nog steeds gezegd worden dat wie die risico’s volledig wenst te vermijden nog steeds kan opteren voor een volledig bedrag in cash ofwel om de verschuldigde belastingen op hun aandelenopties pas te betalen wanneer zij daadwerkelijk overgaan tot het uitoefenen van de opties. Echter zullen zij in beide scenario’s een pak meer belastingen betalen dan hun collega’s die wel voor de aandelenopties en voorafgaande belastingbetaling zullen kiezen.
Bron : Dit artikel is verschenen in “Accountancy en fiscaliteit” terug te vinden in de databank Taxwin Expert.