De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 19/12/2019 de circulaire 2019/C/135. Deze circulaire bespreekt het gunstig belastingstelsel van aanvullende pensioenkapitalen (tweede pijlerpensioenen) voor wie effectief actief is gebleven tot op het moment waarop hij een volledige loopbaan achter de rug heeft.
II. Wet van 27.02.2019 – wijzigingen van het WIB 92
1. Berekening van de belasting – bijzondere stelsels van aanslag
A. Omzetting van sommige kapitalen, vergoedingen en afkoopwaarden in lijfrente
III. Notie 'volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving'
1. Werknemers en bedrijfsleiders/loontrekkers
B. NIET gelijkgestelde periodes
2. Zelfstandigen en bedrijfsleiders die het statuut van zelfstandige hebben
B. NIET gelijk te stellen periodes
VIII. Recuperatie bedrijfsvoorheffing
1. Wie ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd (1) zijn aanvullend pensioenkapitaal (2) opneemt, kan aanspraak maken op een gunstig fiscaal regime wanneer hij minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven.
(1) In België is de wettelijke pensioenleeftijd 65 jaar. De wettelijke pensioenleeftijd wordt in 2025 verhoogd tot 66 jaar en in 2030 tot 67 jaar.
(2) Dat een inkomen vormt als bedoeld in artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92).
2. Dat gunstig fiscaal regime kan:
- ofwel de toepassing zijn van een afzonderlijke aanslagvoet van 10 % (3) op het deel van het pensioenkapitaal dat is gevormd door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming (4)
- ofwel de verlaging zijn van de in aanmerking te nemen berekeningsgrondslag tot 80 % voor de vaststelling van de omzettingsrente (5).
(3) In plaats van 16,5 %.
(4) Toepassing van artikel 171, 2°, b, tweede streepje, WIB 92.
(5) Toepassing van artikel 169, § 1, derde en vierde lid, WIB 92.
3. In de bestaande regeling moet men dus effectief actief gebleven zijn tot op het moment dat men de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt. Iemand die al een volledige loopbaan van 45 jaar achter de rug heeft, maar nog niet de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt bij de opname van zijn aanvullend pensioen kan geen aanspraak maken op dat gunstig fiscaal regime. Hij zal dus zwaarder worden belast dan iemand die geen volledige loopbaan gewerkt heeft maar wel tot de wettelijke pensioenleeftijd effectief actief gebleven is.
4. Het deel van het pensioenkapitaal dat is gevormd door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zal in dat geval dus niet tegen een afzonderlijke aanslagvoet van 10 % worden belast, maar wel tegen een afzonderlijke aanslagvoet (6) van:
- 20 % bij opname op de leeftijd van 60 jaar
- 18 % bij opname op de leeftijd van 61 jaar
- 16,5 % bij opname vanaf de leeftijd van 62 jaar of n.a.v. de pensionering.
(6) Behoudens wanneer het stelsel van de volledige samentelling van de inkomsten voordeliger is voor de belastingplichtige.
5. De in aanmerking te nemen berekeningsgrondslag voor de vaststelling van de omzettingsrente zal in dat geval evenmin worden verlaagd tot 80 %.
6. Om deze anomalie weg te werken, heeft de wetgever, voor de toepassing van voormeld fiscaal gunstregime van 10 % en de verlaging van de in aanmerking te nemen berekeningsgrondslag tot 80 % voor de vaststelling van de omzettingsrente, het criterium van een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving meegenomen (7).
(7) Wet van 27.02.2019 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wat de notie wettelijke pensioenleeftijd betreft (BS van 15.03.2019).
7. De betrokken artikelen van het WIB 92 zijn als volgt aangepast (de aanpassingen zijn in het vet aangeduid):
Artikel 169, § 1, WIB 92
§ 1. De hierna vermelde kapitalen worden voor de vaststelling van de belastbare grondslag slechts in aanmerking genomen tot het bedrag van de lijfrente die zou voortvloeien uit de omzetting van die kapitalen en afkoopwaarden volgens door de koning in Ministerraad overlegd besluit (1) vastgestelde coëfficiënten die niet meer dan 5 pct. mogen bedragen:
(1) Art. 73, KB/WIB 92.
1° de kapitalen die de aard hebben van een vergoeding tot geheel of gedeeltelijk herstel van een bestendige derving van beroepsinkomsten;
2° de kapitalen die worden vereffend bij het normaal verstrijken van het contract of bij het overlijden van de verzekerde evenals afkoopwaarden die worden vereffend in één der vijf jaren die aan het normaal verstrijken van het contract voorafgaan, voor zover het kapitalen en afkoopwaarden betreft die worden uitgekeerd uit hoofde van:
a. aanvullende pensioenen overeenkomstig artikel 52bis van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, zoals het van kracht was voordat het door artikel 70 van de programmawet van 24 december 2002, werd vervangen, of van aanvullende pensioenen als bedoeld in titel II, hoofdstuk I, afdeling 4, van de programmawet van 24 december 2002;
b. individueel gesloten levensverzekeringscontracten, andere dan in artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, c, bedoelde individuele verderzettingen van een pensioentoezegging en dan in artikel 14516, 3°, bedoelde spaarverzekeringscontracten, en dit tot het bedrag dat dient voor de wedersamenstelling of het waarborgen van een hypothecaire lening.
Hetzelfde omzettingsstelsel is van toepassing op de eerste schijf van 50.000 euro van het kapitaal of van de afkoopwaarde van een aanvullend pensioen als bedoeld in artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c/1, en 2°ter, waarop voorschotten op prestaties zijn opgenomen of dat heeft gediend voor het waarborgen van een lening of het weder samenstellen van een hypothecair krediet, in zover die voorschotten verleend of die leningen gesloten zijn voor het bouwen, het verwerven, het verbouwen, het verbeteren of het herstellen van de in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen enige woning die uitsluitend bestemd is voor het persoonlijk gebruik van de leningnemer en zijn gezinsleden.
In afwijking van het eerste lid, worden kapitalen van aanvullende pensioenen toegekend overeenkomstig artikel 52bis van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, zoals het van kracht was voordat het door artikel 70 van de programmawet van 24 december 2002, werd vervangen of van aanvullende pensioenen als bedoeld in titel II, hoofdstuk I, afdeling 4, van de programmawet van 24 december 2002, voor de vaststelling van de belastbare grondslag, slechts in aanmerking genomen tot het bedrag van de lijfrente die zou voortvloeien uit de omzetting van 80 pct. van die kapitalen volgens de in het eerste lid bedoelde coëfficiënten in zover ze:
- hetzij, bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of in zover ze worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;
- hetzij, bij leven ten vroegste bij het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of in zover ze worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan, en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven.
In afwijking van het tweede lid, wordt de eerste schijf waarop het omzettingsstelsel van toepassing is, slechts ten belope van 80 pct. in aanmerking genomen wanneer de in dat lid bedoelde kapitalen:
- hetzij, bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of wanneer ze worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;
- hetzij, bij leven ten vroegste bij het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of in zover ze worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan, en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven.
(…)
Artikel 171, 2°, b en 4°, f, WIB 92
In afwijking van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 156, zijn afzonderlijk belastbaar, behalve wanneer de aldus berekende belasting, vermeerderd met de belasting staat op de andere inkomsten, meer bedraagt dan de overeenkomstig de voormelde artikelen bepaalde belasting op de in de artikelen 17, § 1, 1° tot 3° en 90, eerste lid, 6° en 9°, vermelde inkomsten en op de meerwaarden op roerende waarden en titels die op grond van artikel 90, eerste lid, 1°, belastbaar zijn, vermeerderd met de belasting staat met betrekking tot het geheel van de andere belastbare inkomsten:
(…)
2° tegen een aanslagvoet van 10 pct.:
(…)
b. kapitalen en afkoopwaarden als vermeld in 4°, f, in zover:
- zij door persoonlijke bijdragen als vermeld in artikel 1451, 1°, zijn gevormd en worden vereffend in omstandigheden als bedoeld in 2° quater, 3° bis en 4°, f;
- het kapitalen betreffen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;
- het kapitalen betreffen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en bij leven ten vroegste bij het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan, en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;
(…)
4° tegen een aanslagvoet van 16,5 pct.:
(…)
f. kapitalen en afkoopwaarden die inkomsten vormen zoals bedoeld in artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c, wanneer ze niet belastbaar zijn overeenkomstig artikel 169, § 1, en ze aan de begunstigde worden uitgekeerd naar aanleiding van zijn pensionering of bij leven vanaf de leeftijd van 62 jaar, of naar aanleiding van het overlijden van de persoon van wie hij de rechtverkrijgende is, met uitzondering van:
- kapitalen of afkoopwaarden die gevormd zijn door persoonlijke bijdragen als vermeld in artikel 1451, 1°;
- kapitalen en afkoopwaarden die krachtens een individuele aanvullende pensioentoezegging, als bedoeld in de wet van 28.04.2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, worden toegekend ofwel aan een werknemer als bedoeld in artikel 31 wanneer er gedurende de looptijd van die individuele aanvullende pensioentoezegging in de onderneming geen collectieve aanvullende pensioentoezegging bestaat die beantwoordt aan de voorwaarden van de voornoemde wet, ofwel aan een bedrijfsleider als bedoeld in artikel 32 die, gedurende de looptijd van die individuele aanvullende pensioentoezegging, geen bezoldigingen heeft gekregen die beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 195, § 1, tweede lid;
- kapitalen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en die bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;
- het kapitalen betreffen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en bij leven ten vroegste bij het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan, en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;
- kapitalen die door werkgeversbijdragen zijn gevormd en worden uitgekeerd in omstandigheden als bedoeld in 3° bis, tweede streepje;
- kapitalen die door werkgeversbijdragen zijn gevormd en worden uitgekeerd in omstandigheden als bedoeld in 3° bis, b, tweede streepje;
(…)
Artikel 515bis, zevende lid, WIB 92
(…)
Wanneer de kapitalen die geheel of gedeeltelijk zijn gevormd door middel van persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood als vermeld in artikel 52, 9°, voordat het door artikel 78 van de wet van 28 december 1992 werd opgeheven, hetzij bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd of het bereiken van de leeftijd, waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan één van die leeftijden effectief actief is gebleven, hetzij wanneer ze worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd of de leeftijd waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan en de overledene tot één van die leeftijden effectief actief is gebleven, moet, in afwijking van het vierde lid, voor de omzetting van de eerste schijf van 50.000 euro van die kapitalen dezelfde berekeningswijze worden gebruikt als bedoeld in artikel 169, § 1, vierde lid. Het bedrag van 50.000 euro wordt jaarlijks en gelijktijdig aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast overeenkomstig artikel 178.
(…)
8. Voor de toepassing van voormeld fiscaal gunstregime gebruiken de fiscale bepalingen de notie 'volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving'. Die notie werd in overleg met de Federale Pensioendienst ingevuld. Onder een 'volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving' moet momenteel worden verstaan: een loopbaan van minstens 45 jaar waarvan elk jaar de voorwaarde vervult om in aanmerking genomen te worden voor het vervroegd pensioen.
9. Artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 23.12.1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26.07.1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bepaalt in dat verband het volgende: '… De in het eerste lid bedoelde kalenderjaren worden, naar gelang het geval, in aanmerking genomen op voorwaarde dat:
1° in de regeling voor zelfstandigen:
- de jaren gelegen vóór 1957 recht kunnen openen op pensioen;
- de jaren gelegen na 1956 tenminste twee kwartalen omvatten die recht kunnen openen op pensioen;
2° in de werknemersregeling en in de andere regelingen de pensioenrechten betrekking hebben op een tewerkstelling die overeenstemt met ten minste (één derde) van een voltijdse arbeidsregeling. Wanneer de tewerkstelling niet het volledige kalenderjaar omvat, is aan deze voorwaarde voldaan indien voor het kalenderjaar tenminste het equivalent van de vermelde minimum duur van tewerkstelling wordt bewezen. …'.
10. In de werknemersregeling gaat het dus om een loopbaanvoorwaarde van 45 jaar x 104 dagen (8). In de regeling voor zelfstandigen gaat het om een loopbaanvoorwaarde van 45 jaar x 2 kwartalen. Een kwartaal komt overeen met 78 dagen (= 312 dagen / 4).
(8) 1/3 van een voltijdse arbeidsregeling = 104 dagen, namelijk 52 weken x 6 (6-dagenstelsel) = 312 dagen/jaar x 1/3 = 104 dagen.
11. Wanneer een belastingplichtige in de loop van een kalenderjaar bijvoorbeeld een half jaar werknemer was en een half jaar zelfstandige, dan voldoet hij in beide stelsels aan de criteria om dat jaar te laten meetellen voor de loopbaanvoorwaarde van 45 jaar. Het is echter niet de bedoeling één jaar twee keer te laten tellen. Dit kalenderjaar mag dus maar één keer in aanmerking worden genomen voor de loopbaanvoorwaarde van 45 jaar (9).
(9) Zie artikel 2 van het koninklijk besluit van 21.03.1997 tot uitvoering van het artikel 4, § 2, vijfde lid van het koninklijk besluit van 23.12.1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26.07.1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
12. Een jaar met 1 kwartaal (78 dagen) als zelfstandige, aangevuld met 26 dagen als werknemer kan in aanmerking worden genomen voor de loopbaanvoorwaarde van 45 jaar, want 78 dagen + 26 dagen = 104 dagen.
13. Met de studieperiodes mag geen rekening worden gehouden voor de berekening van de loopbaan. Het gaat hier immers om de berekening van de loopbaan in het kader van de opening van het recht op een vervroegd rustpensioen.
14. Vragen over de notie 'volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving' behoren niet tot de bevoegdheid van de belastingadministratie, maar wel tot de bevoegdheid van de Federale Pensioendienst. In dat verband wordt opgemerkt dat belastingplichtigen bij de Federale Pensioendienst (10) een attest van loopbaanoverzicht kunnen opvragen om na te gaan of zij, in het kader van het hiervoor besproken gunstig fiscaal regime, al dan niet een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving hebben gepresteerd. Dat attest moet de betreffende verzekeringsonderneming, voorzorgsinstelling of instelling voor bedrijfspensioenvoorziening toelaten om een correcte inkomstenfiche 281.11 op te stellen en de correcte bedrijfsvoorheffing in te houden en door te storten in de Schatkist. De belastingplichtige moet, wanneer hem dat wordt gevraagd, een exemplaar van dat attest kunnen voorleggen aan de belastingadministratie, om aan te tonen dat het correcte belastingstelsel werd toegepast.
(10) Wanneer de belastingplichtige uitsluitend een loopbaan als zelfstandige heeft gepresteerd, zal hij een attest van loopbaanoverzicht moeten opvragen bij het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ). De Federale Pensioendienst kan wel een attest van loopbaanoverzicht bezorgen voor gemengde loopbanen (werknemer/ambtenaar + zelfstandige).
15. Aan de notie 'effectief actief' in het kader van de volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving moet dezelfde invulling worden gegeven als aan de notie 'effectief actief' in het kader van de wettelijke pensioenleeftijd.
16. Concreet betekent dit dat er ook een referentieperiode van 3 jaar vóór de leeftijd waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, in aanmerking moet worden genomen om vast te stellen of iemand al dan niet effectief actief is gebleven tot die leeftijd.
17. De verkrijger van die kapitalen en afkoopwaarden moet dus gedurende de laatste 3 jaren die onmiddellijk voorafgaan aan de leeftijd waarop hij voldoet aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving ononderbroken effectief actief zijn gebleven.
18. Om van het gunstig fiscaal regime te kunnen genieten, moeten de werknemers of bedrijfsleiders/loontrekkers gedurende de volledige referentieperiode tot bij het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, effectief nog een beroepsactiviteit hebben uitgeoefend.
19. Bepaalde periodes van inactiviteit of van mindere activiteit kunnen evenwel met periodes van activiteit gelijkgesteld worden. Dit is in het bijzonder het geval:
- voor de periode waarin het overlevingspensioen is verkregen voor zover daarnaast nog een eigen activiteit wordt uitgeoefend (ten belope van de toegelaten beroepswerkzaamheid);
- voor de periode tijdens dewelke de verkrijger zijn recht op halftijds brugpensioen heeft laten gelden en dat hij:
* ofwel reeds op 31.12.2011 van die regeling genoot;
* of vóór 28.11.2011 een akkoord gesloten had met zijn werkgever om zijn arbeidsprestaties te halveren en voor zover dat halftijds brugpensioen ingegaan is vóór 01.04.2012;
- voor de periode tijdens dewelke betrokkenen werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag genieten voor zover zij aangepast beschikbaar zijn als bedoeld in artikel 56, § 3, van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende werkloosheidsreglementering. Aangepaste beschikbaarheid houdt onder meer in dat men ingeschreven blijft als werkzoekende en meewerkt aan een aangepaste begeleiding. Deze aangepaste begeleiding gebeurt door middel van een individueel actieplan;
- voor de periode van tewerkstelling in een 'deeltijdse' arbeidsregeling;
- voor de periode tijdens dewelke betrokkenen werkloosheidsuitkeringen genieten en derhalve:
* onvrijwillig werkloos zijn en dus geen passende opleiding of betrekking die wordt aangeboden weigeren;
* beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt;
* actief meewerken aan begeleidings- of opleidingsacties die de VDAB of Actiris (BGDA) kan voorstellen;
* zelf actief naar werk zoeken via het raadplegen van werkaanbiedingen, spontaan te solliciteren, zich inschrijven bij interimkantoren, enz.;
- wanneer betrokkenen vóór de referentieperiode van 3 jaar hun voltijdse arbeidsprestaties of hun deeltijdse arbeidsregeling volledig schorsen in het kader van het voltijds tijdskrediet (11) of een andere loopbaanvermindering, maar gedurende de volledige referentieperiode van 3 jaar hun arbeidsprestaties terug volledig hervatten;
- wanneer betrokkenen ongeacht hun leeftijd, aanspraak hebben gemaakt op:
* het recht op 1/5de loopbaanvermindering (12);
* het recht op vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking (13);
* een andere loopbaanvermindering tot maximum de helft van de voltijdse betrekking;
- voor de periode van ontslag met recht op werkloosheidsuitkeringen: deze wordt gelijkgesteld met de periode tijdens dewelke betrokkenen werkloosheidsuitkeringen genieten (zie hoger);
- voor de periode van ontslag als betrokkenen opzeggingsvergoedingen genieten en bijgevolg geen recht hebben op werkloosheidsuitkeringen, voor zover:
* de werkloosheid voortvloeit uit omstandigheden onafhankelijk van de wil van betrokkenen (14);
* betrokkene als werkzoekende is ingeschreven en blijft (15) én
* beschikbaar is voor de arbeidsmarkt en actief zoekt naar werk (16);
- voor de periode van wettelijk jaarlijks verlof of de wettelijk voorziene inhaalrust;
- voor de periode van wettelijke ziekte- of invaliditeit, waarbij de arbeidsongeschiktheid niet de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot gevolg heeft en voor zover de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ziekte (andere dan beroepsziekte) of ongeval (andere dan arbeidsongeval);
- voor de periode waarin een vergoeding wordt verkregen voor tijdelijke, algehele arbeidsongeschiktheid of een vergoeding voor blijvende ongeschiktheid wanneer de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een arbeidsongeval, of waarin een vergoeding wordt verkregen voor volledige tijdelijke of volledige blijvende arbeidsongeschiktheid, wanneer de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een beroepsziekte.
(11) Cao 77bis of cao 103.
(12) Cao 77bis of cao 103.
(13) Cao 77bis of cao 103.
(14) Artikel 44, van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering (BS 31.12.1991).
(15) Artikel 58, § 1, 1ste lid, van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering (BS 31.12.1991).
(16) Artikelen 24, § 1, 3de lid, 5°; 56, § 1, en 58, § 1, 1ste lid, van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering (BS 31.12.1991).
20. Volgende periodes kunnen niet worden aangemerkt als zijnde periodes van effectieve activiteit:
- de periode vanaf wanneer het vervroegd pensioen is ingegaan vóór het bereiken van de leeftijd waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, zelfs indien de pensioenrechten gedurende de volledige referentieperiode van 3 jaar worden geschorst om bijvoorbeeld als uitzendkracht terug aan de slag te gaan tot het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving;
- de periode waarin het overlevingspensioen is verkregen en waarbij de eigen beroepsactiviteit volledig is stopgezet vóór het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving;
- wanneer betrokkenen na hun 62ste hun voltijdse arbeidsprestaties of hun deeltijdse arbeidsregeling volledig schorsen in het kader van het voltijds tijdskrediet of andere loopbaanvermindering;
- de periode tijdens de welke een ontslagen werknemer die niet voldoet aan de voorwaarden om te kunnen gebruik maken van het stelsel van de werkloosheid met bedrijfstoeslag (het vroegere 'voltijdse brugpensioen') een aanvullende of extrawettelijke werkloosheidsuitkering krijgt bovenop de wettelijke werkloosheidsuitkeringen (pseudo-brugpensioen, ook wel canada-dry genoemd);
- voor de periode tijdens dewelke betrokkenen werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag genieten, en gedurende (een gedeelte van) die periode ambtshalve vrijgesteld zijn geweest van de verplichtingen verbonden aan de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, of vrijgesteld zijn geweest van de verplichtingen van aangepaste beschikbaarheid (met uitzondering van de tijdelijke vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid als bedoeld in de artikelen 90 tot en met 97, van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering), zelfs indien vanaf de leeftijd van 62 jaar die vrijstelling wordt opgeheven en zij vervolgens aangepast beschikbaar blijven tot het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving.
21. Van de zelfstandige die:
- tot het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving,
- en minstens gedurende de drie onmiddellijk daaraan voorafgaande jaren, onafgebroken aangesloten was bij een sociaal verzekeringsfonds,
- en tijdens die periode effectief en volledig de in het kader van het sociaal statuut van de zelfstandigen in hoofdberoep verplicht verschuldigde sociale bijdragen heeft betaald,
mag worden aangenomen dat hij effectief actief is gebleven tot het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving
22. De periode vóór de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, waarin de zelfstandige activiteit volledig werd stopgezet ingevolge arbeidsongeschiktheid, en de arbeidsongeschiktheid is erkend door de adviserend geneesheer van het ziekenfonds waarbij de zelfstandige is aangesloten.
23. De periode vanaf wanneer het vervroegd pensioen is ingegaan vóór het bereiken van de leeftijd waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, zelfs indien de pensioenrechten gedurende de volledige referentieperiode van 3 jaar worden geschorst om bijvoorbeeld als uitzendkracht terug aan de slag te gaan tot het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving.
24. Het nieuwe gunstige belastingstelsel als bedoeld in artikel 171, 2°, b), derde gedachtestreepje, WIB 92, beoogt de kapitalen en afkoopwaarden als vermeld in artikel 171, 4°, f), WIB 92, die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en:
- bij leven ten vroegste bij het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven;
- of worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan, en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven.
25. De kapitalen en afkoopwaarden bedoeld in artikel 171, 4°, f), WIB 92, zijn de kapitalen en afkoopwaarden die inkomsten vormen zoals bedoeld in artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c, WIB 92.
26. De kapitalen geldend als pensioen die zonder voorafgaande stortingen zijn gevormd (17) zijn bedoeld in artikel 34, § 1, 1°, WIB 92 (18). Deze gratis kapitalen vallen bijgevolg niet onder het toepassingsgebied van het nieuwe gunstige belastingstelsel als bedoeld in artikel 171, 2°, b), derde gedachtestreepje, WIB 92 (19). Dergelijke kapitalen zijn naar gelang het geval belastbaar overeenkomstig artikel 171, 1°, h), 171, 4°, g), of 515octies, WIB 92.
(17) De zogenaamde 'gratis kapitalen' die voortvloeien uit een interne pensioenbelofte en die gefinancierd werden met:
- de aanleg van pensioenvoorziening in de balans van de vennootschap;
- een bedrijfsleidersverzekering (bij deze levensverzekering treedt de vennootschap op als verzekeringnemer en begunstigde, de bedrijfsleider enkel als verzekerde – de vennootschap ontvangt als begunstigde de verzekerde prestaties en kan op die manier haar interne pensioenbelofte nakomen).
(18) Zie in dat verband de voorbereidende parlementaire werkzaamheden bij de wet van 28.04.2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid - DOC 50, 1340/007 p. 13.
(19) En ook niet onder het toepassingsgebied van artikel 171, 2°, b), tweede gedachtestreepje, WIB 92. Zie in dat verband het arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 42/2007 van 15.03.2007.
27. Op het gedeelte van het aanvullend pensioenkapitaal dat is gevormd met werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming, en dat krachtens artikel 171, 2°, b, derde gedachtestreepje, WIB 92, afzonderlijk belastbaar is tegen een aanslagvoet van 10 %, is een bedrijfsvoorheffing verschuldigd van 10,09 % (20) (21).
(20) Zonder vermindering.
(21) Zie toepassingsregels van het nr. 4.10, B, van de bijlage III, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het WIB 92 (KB/WIB 92), zoals die voor inkomsten vanaf 01.01.2019 werd vervangen door de bijlage bij het KB van 07.12.2018 (BS 13.12.2018, Ed. 1 – erratum BS 24.12.2018, Ed. 1): 'Op kapitalen en afkoopwaarden die krachtens artikel 171, 2°, b tot d, of 515quater, § 1, b, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 afzonderlijk in de personenbelasting worden belast, is een bedrijfsvoorheffing verschuldigd van 10,09 % (zonder vermindering).'.
28. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 01.01.2019 en is van toepassing op de uitbetalingen van kapitalen gedaan vanaf 01.01.2019.
29. Voor de aanvullende pensioenkapitalen vereffend in voormelde omstandigheden (22), maar betaald of toegekend vóór de publicatie van deze wet (15.03.2019), doch vanaf 01.01.2019, was er op dat moment nog een bedrijfsvoorheffing verschuldigd van 16,66 % i.p.v. 10,09 %. Ingevolge de retroactieve inwerkingtreding van deze wet zijn voormelde kapitalen evenwel afzonderlijk belastbaar tegen een aanslagvoet van 10 % (23). De schuldenaars in de bedrijfsvoorheffing kunnen desgevallend de bestaande middelen (Finprof, bezwaar) gebruiken om de teveel ingehouden en gestorte bedrijfsvoorheffing terug te vragen.
(22) Als bedoeld in artikel 171, 2°, b), derde gedachtestreepje, WIB 92.
(23) Behoudens wanneer het stelsel van de volledige samentelling van de inkomsten voordeliger is voor de belastingplichtige.
30. Wanneer de schuldenaars in de bedrijfsvoorheffing de teveel ingehouden en gestorte bedrijfsvoorheffing daarentegen niet terugvragen, dan zal die bedrijfsvoorheffing worden verrekend met de uiteindelijk verschuldigde belasting. Wanneer de bedrijfsvoorheffing meer bedraagt dan de uiteindelijk verschuldigde belasting, wordt het verschil terugbetaald aan de belastingplichtige.
Bron: Fisconetplus