De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 24/04/2019 de circulaire 2019/C/30 betreffende de Forfaitaire waardering van het voordeel van alle aard voor de kosteloze terbeschikkingstelling van gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan aan werknemers of bedrijfsleiders (art. 18, § 3, 2, KB/WIB 92). Commentaar op het koninklijk besluit van 07.12.2018 (BS 27.12.2018).
De forfaitaire waardering van de voordelen van alle aard voor de kosteloze terbeschikkingstelling van gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan wijzigt voor de voordelen betaald of toegekend vanaf 01.01.2019. (1)
(1) Zie ook de circulaire 2018/C/57 van 15.05.2018.
De nieuwe waardering bedraagt 100/60 van het geïndexeerde kadastrale inkomen, vermenigvuldigd met 2. (2)
(2) Art. 18, § 3, 2, KB/WIB 92, zie randnummer 8.
Deze waardering geldt ongeacht of de terbeschikkingstelling gebeurt door een natuurlijk persoon dan wel door een rechtspersoon.
Bovendien verdwijnt het onderscheid tussen de bepaling van het voordeel naargelang het kadastrale inkomen van het gebouwd onroerend goed of het gedeelte ervan al dan niet 745 euro overschrijdt. (3)
(3) Art. 18, § 3, 2, vijfde lid, WIB 92, is zelf niet gewijzigd; door de nieuwe bepaling wordt in dit vijfde lid het zinsdeel'behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 euro' evenwel zinledig.
Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het vastgestelde voordeel, zoals voorheen, met 2/3 verhoogd.
De forfaitaire waardering is van toepassing voor werknemers en bedrijfsleiders die de beschikking krijgen over een gebouwd onroerend goed of een gedeelte ervan uit hoofde of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid.
Deze wijzigingen zijn van toepassing op de vanaf 01.01.2019 betaalde of toegekende voordelen.
Koninklijk besluit van 07.12.2018 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de voordelen van alle aard voor de kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen (BS 27.12.2018).
Artikel 18, § 3, 2, KB/WIB 92, dat voor de vanaf 01.01.2019 betaalde of toegekende voordelen luidt als volgt:
'Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/90 van het kadastrale inkomen van ongebouwde onroerendegoederen of gedeelten daarvan.
Voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan wordt het voordeel forfaitair vastgesteld op 100/60 van het kadastrale inkomen, vermenigvuldigd met 2.
Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.
Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.
Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 euro, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.'
Bron: Fisconetplus