Circulaire 2019/C/88 over de vrijstelling van het opleidingsbudget

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 05/09/2019 de circulaire 2019/C/88, een eerste commentaar op de wet van 07.04.2019 betreffende de sociale bepalingen van de jobsdeal (BS 19.04.2019 – Ed. 2).

1. Wat verandert er?
A. Situering

1. De werknemer die ontslagen wordt met betaling van een opzeggingsvergoeding krijgt de mogelijkheid om te vragen dat maximaal een derde van deze opzeggingsvergoeding zou worden uitbetaald in de vorm van een budget dat hij binnen 60 maanden na zijn ontslag aan opleiding kan besteden, om zijn inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te verhogen.


2. De werknemer die kiest voor een opleidingsbudget moet zijn werkgever daarvan schriftelijk op de hoogte brengen vooraleer zijn opzeggingsvergoeding wordt uitbetaald. Hij moet ook het bedrag vermelden dat hij als opleidingsbudget wil besteden (1).

(1) Art. 20, W 07.04.2019.


3. De koning stelt een lijst op met toegelaten uitgaven voor opleiding en, in overleg met de Gemeenschappen, een lijst met opleidingen die gevolgd kunnen worden.


4. De koning kan een regeling invoeren waarbij het opleidingsbudget wordt beheerd vanop een derdenrekening, volgens de door hem bepaalde modaliteiten, om vermenging met het nettoloon te vermijden.


5. Het bewijs dat het opleidingsbudget op een correcte en tijdige wijze is besteed, moet door de belastingplichtige worden geleverd volgens de door de koning bepaalde wijze.


B. Sociaal

6. Het opleidingsbudget wordt vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen in hoofde van de werknemer.


7. Er is een solidariteitsbijdrage van 25 % ten laste van de werkgever verschuldigd op het bedrag van het opleidingsbudget (2). Deze solidariteitsbijdrage is aftrekbaar als beroepskost in hoofde van de werkgever.


(2) Art. 21, W 07.04.2019.


C. Fiscaal

8. Het gedeelte van de opzeggingsvergoeding dat als opleidingsbudget wordt betaald of ter beschikking gesteld, wordt vrijgesteld van inkomstenbelastingen (3).

(3) Art. 24, W 07.04.2019 - Art. 38, § 1, eerste lid, 35°, WIB 92.


9. De vrijstelling is pas definitief wanneer het budget effectief correct en tijdig wordt besteed aan opleiding.


10. Uitgaven die als besteding worden aangemerkt in het kader van het opleidingsbudget zijn niet aftrekbaar als beroepskosten (4).

(4) Art. 26, W 07.04.2019 - Art. 53, 27°, WIB 92.


11. Het gedeelte van het opleidingsbudget dat niet tijdig en correct binnen de 60 maanden na het ontslag is besteed, wordt ten belope van 86,93 % aangemerkt als bezoldigingen van werknemers van het belastbaar tijdperk waarin de bestedingstermijn van 60 maanden verstrijkt of van het belastbare tijdperk waarin de belastingplichtige overlijdt als dit aan het verstrijken van de termijn voorafgaat (5).

(5) Art. 22, § 1, W 07.04.2019 - Art. 31ter, § 1, WIB 92.


12. Als het opleidingsbudget via een derdenrekening wordt beheerd, wordt 86,93 % van het saldo ervan bij vereffening van die derdenrekening als een bezoldiging aangemerkt van het belastbaar tijdperk waarin de derdenrekening wordt vereffend.


13. Op het belastbaar geworden opleidingsbudget zullen geen forfaitaire beroepskosten worden berekend (6).

(6) Art. 25, W 07.04.2019 - Art. 51, eerste lid, WIB 92.


14. De belasting op het belastbaar geworden opleidingsbudget wordt berekend tegen de gemiddelde aanslagvoet die van toepassing is op opzeggingsvergoedingen (7).

(7) Art. 26, W 07.04.2019 - Art. 171, 5°, a, WIB 92.


15. Een federale belastingvermeerdering is verschuldigd ter compensatie van de ten onrechte verleende vrijstelling van werknemersbijdragen (8).

(8) Art. 22, § 2, W 07.04.2019 - Art. 31ter, § 2, WIB 92.


16. Deze federale belastingvermeerdering is gelijk aan 13,07 % van het brutobedrag van het niet tijdig en niet correct bestede gedeelte van het opleidingsbudget, zonder beperking van het brutobedrag tot 86,93 percent.


17. De opbrengst van deze federale belastingvermeerdering wordt doorgestort aan de RSZ-Globaal Beheer (9).

(9) Art. 34, W 07.04.2019.


2. Voor wie?

18. Werknemers die worden ontslagen door hun werkgever met betaling van een opzeggingsvergoeding kunnen opteren voor de terbeschikkingstelling van een opleidingsbudget.


19. Ook werknemers van wie de opzeggingsvergoeding als bezoldiging van bedrijfsleiders onderworpen is aan de inkomstenbelasting kunnen opteren voor het opleidingsbudget.

Het eventueel belastbaar gedeelte van het opleidingsbudget zal dan als een bezoldiging van bedrijfsleiders worden aangemerkt.


20. Deze maatregelen zijn van toepassing in de personenbelasting en de belasting van niet-inwoners/natuurlijke personen.


3. Onder welke voorwaarden?

21. De werknemer of bedrijfsleider die wordt ontslagen met betaling van een opzeggingsvergoeding, moet zijn werkgever vóór de uitbetaling van de opzeggingsvergoeding schriftelijk laten weten welk bedrag hij wil omvormen in een opleidingsbudget.


22. Het opleidingsbudget moet door de werknemer tijdig worden besteed, dus uiterlijk tegen het einde van de zestigste maand die volgt op de dag van de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst door ontslag.


23. Het opleidingsbudget moet ook correct door de werknemer worden besteed aan uitgaven voor opleiding. Welke uitgaven in aanmerking komen en welke opleidingen in aanmerking komen, wordt door de koning bepaald bij een in ministerraad overlegd besluit.


24. De koning kan de manier bepalen waarop het bewijs moet worden geleverd dat het opleidingsbudget tijdig en correct is besteed.


4. Vanaf wanneer?

25. Het opleidingsbudget kan worden toegepast voor werknemers die vanaf 01.01.2022 worden ontslagen met betaling van een opzeggingsvergoeding.


26. Die datum kan worden vervroegd bij in ministerraad overlegd besluit.


5. Wetgeving

- Artikelen 20 tot 34 van de wet van 07.04.2019 betreffende de sociale bepalingen van de jobsdeal (Belgisch Staatsblad van 19.04.2019).

- Artikelen 31ter, 32, 38, 51, 53, 171, 175, 243, 243/1, 245, 290 en 294 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.


Bron: Fisconetplus

Mots clés