Circulaire 2020/C/105 over de grensbedragen inzake aanvullende pensioenen

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Vennootschapsbelasting publiceerde op 17/08/2020 de circulaire 2020/C/105.

Deze circulaire gaat over het belastingstelsel van de bijdragen gestort in uitvoering van een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood of van een aanvullende pensioentoezegging inzake een rust- en/of overlevingspensioen met het oog op de vorming van een rente of van een kapitaal:

- vaststelling van het wettelijk rustpensioen waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van het globaal bedrag van de toekenning bij leven dat gevestigd kan worden d.m.v. bijdragen die aftrekbaar zijn als beroepskosten;

- indexering van de lopende renten.

Bedragen van toepassing voor het jaar 2019.


Inhoudstafel

I. Inleiding
II. Grens van de brutobezoldigingen – wettelijk rustpensioen

A. Werknemers
B. Bedrijfsleiders die aan het sociaal statuut van de zelfstandigen onderworpen zijn

III. Indexering van de lopende renten


I. INLEIDING

1. Deze circulaire geeft, voor het jaar 2019, de bedragen die van toepassing zijn inzake de beperking van de toekenningen bij leven die kunnen worden verzekerd door middel van bijdragen die overeenkomstig artikel 59, WIB 92, als beroepskosten aftrekbaar zijn.


II. GRENS VAN DE BRUTOBEZOLDIGINGEN – WETTELIJK RUSTPENSIOEN
A. Werknemers

2. De in nr. 59/40 en 59/Bijlage/1, Com.IB 92, beoogde grens van de brutobezoldigingen die in aanmerking komen voor de vaststelling van het wettelijk rustpensioen, bedraagt 58.446,94 euro voor het jaar 2019.


B. Bedrijfsleiders die aan het sociaal statuut van de zelfstandigen onderworpen zijn

3. Het wettelijk rustpensioen van de bedrijfsleiders die aan het sociaal statuut van de zelfstandigen onderworpen zijn, mag worden geraamd op 25 % van hun bruto-inkomen, zonder dat het resultaat lager of hoger mag zijn dan respectievelijk het jaarlijks vast te stellen minimum- of maximumpensioen (zie nr. 3, circulaire nr. Ci.RH.243/563.402 van 03.08.2004).

4. Voor het jaar 2019 bedraagt het wettelijk minimumpensioen 14.838,59 euro. Het maximumpensioen is vastgesteld op 17.347,58 euro.


III. INDEXERING VAN DE LOPENDE RENTEN

5. Met betrekking tot de in nr. 59/Bijlage/2, Com.IB 92, uiteengezette berekening van het maximumbedrag van de indexering, gelden voor het jaar 2019 de volgende bedragen (zie ook de nrs. 59/67 en 68, Com.IB 92):

1° beperking van het aanvangsbedrag van de lopende jaarrente: 80.024,15 euro voor renten die in 2019 zijn ingegaan;

2° indexeringscoëfficiënten met betrekking tot de voor het jaar 2019 verschuldigde renten:



3° toe te voegen bedrag (m.b.t. vóór 1992 ingegane renten): 3.868,97 euro, voor renten betaald in 2019.

NAMENS DE MINISTER:
Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit,

Danny DELVAUX
Adviseur-generaal


Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

Circulaire 2024/C/82 over de gewijzigde CFC-regeling

Herstel van fiscale verliezen bij filialisatie: nieuwe bevestiging van de DVB

Circulaire 2024/C/83 betreffende de wijzigingen aangebracht op het vlak van procedure inkomstenbelastingen door de programmawet van 22.12.2023