De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting – Vennootschapsbelasting publiceerde op 01/09/2020 de circulaire 2020/C/112.
Deze circulaire bespreekt de tijdelijke maatregel genomen in het kader van de strijd tegen COVID-19 wat betreft de voorafbetalingen gedaan om een belastingvermeerdering te vermijden.
I. Inleiding
II. Wetgeving
III. Bespreking
A. Algemeen
B. Personenbelasting en belasting van niet-inwoners natuurlijke personen
1. Bedoelde belastingplichtigen
2. Uitgesloten belastingplichtigen
3. Verhoogde percentages voor VA 3 en VA 4
4. Impact op de bonificatie voor voorafbetaling van de belasting
C. Vennootschapsbelasting en belasting van niet-inwoners vennootschappen
1. Bedoelde belastingplichtigen
2. Uitgesloten belastingplichtigen
2.1. Uitsluitingen verbonden aan het gebruik van liquide middelen
2.2. Uitsluitingen omwille van betrekkingen met een zogenaamd 'belastingparadijs' (art. 307, § 1/2, WIB 92)
3. Verduidelijking voor gebroken boekjaren
4. Verhoogde percentages voor VA 3 en VA 4
1. Door de ernst van de situatie en de hoogdringendheid heeft de wetgever in het kader van de strijd tegen COVID-19 beslist om uitzonderlijke en tijdelijke fiscale maatregelen te nemen.
2. De tijdelijke maatregel die hier wordt besproken, is ingevoerd door art. 7 van de wet van 29.05.2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (hierna W 29.05.2020 – BS 11.06.2020).
Hij heeft betrekking op belastingplichtigen (zowel natuurlijke personen onderworpen aan de PB of aan de BNI/nat.pers., als rechtspersonen onderworpen aan de VenB of aan de BNI/ven.) die aan een belastingvermeerdering wegens geen of ontoereikende voorafbetalingen (hierna VA) kunnen worden onderworpen.
Omdat die belastingplichtigen door de crisis met liquiditeitsproblemen kunnen kampen, waardoor ze onvoldoende liquide middelen hebben om VA te doen in april 2020 (1ste vervaldag – hierna VA 1) of in juli 2020 (2de vervaldag – hierna VA 2), zijn de percentages van de voordelen verbonden aan de VA gedaan tegen de vervaldag in oktober 2020 (3de vervaldag – hierna VA 3) en tegen de vervaldag in december 2020 (4de vervaldag – hierna VA 4) verhoogd.
Voor de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de VenB en BNI/ven, stemmen de vervaldagen van de VA 1, VA 2, VA 3 en VA 4 overeen met de tiende dag van de vierde, de zevende en de tiende maand, en de twintigste dag van de laatste maand van het boekjaar, wanneer het belastbare tijdperk niet overeenstemt met het kalenderjaar (zie art. 66 KB/WIB 92). De vervaldagen van de VA 1 of VA 2 vallen dus niet noodzakelijk in het tijdperk waarvoor de wetgever de gevolgen van de crisis door COVID-19 op de liquide middelen van belastingplichtigen heeft willen afzwakken. De afsluitingsdatum van het boekjaar werd dus in aanmerking genomen om de belastingplichtigen te bepalen die voor de tijdelijke maatregel in aanmerking komen.
3. Het betrokken artikel van de W 29.05.2020 luidt als volgt:
Artikel 7
Voor de toepassing van de artikelen 159, 218, 243 en 246 van hetzelfde Wetboek worden de bedragen van de voorafbetalingen, die betrekking hebben op het derde en vierde kwartaal van het boekjaar, die zijn gedaan
ten laatste de tiende dag van de tiende maand van het boekjaar en de twintigste dag van de laatste maand van het boekjaar wanneer deze voorafbetalingen betrekking hebben op een belastbaar tijdperk dat afsluit tussen 30 september 2020 en 31 januari 2021 inbegrepen, vermenigvuldigd met respectievelijk 2,25 en 1,75 maal de basisrentevoet.
Het eerste lid is niet van toepassing op vennootschappen die in de periode van 12 maart 2020 tot en met de laatste dag van het betreffende belastbaar tijdperk een inkoop van eigen aandelen of een kapitaalvermindering,
daaronder begrepen de in artikel 537 van hetzelfde Wetboek bedoelde kapitaalverminderingen, verrichten of dividenden als bedoeld in artikel 18 van hetzelfde Wetboek, daaronder begrepen de in de artikelen 184quater, 537 en 541 van hetzelfde Wetboek bedoelde uitkeringen van liquidatiereserves, maar met uitsluiting van de in artikel 186 van hetzelfde Wetboek bedoelde uitgekeerde dividenden, betalen of toekennen.
Het eerste lid is enkel van toepassing op vennootschappen die in de periode van 12 maart 2020 tot en met de laatste dag van het betreffende belastbaar tijdperk aan de personen bedoeld in artikel 3:6, § 3, tweede lid, 6°,
van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen geen variabele remuneratie betalen.
Het eerste lid wordt niet toegepast om het in artikel 175, 2°, van hetzelfde Wetboek bedoelde bedrag van de voorafbetalingen die nodig zijn om de vermeerdering wegens geen of ontoereikende voorafbetalingen te vermijden, te bepalen.
Het eerste lid is niet van toepassing op een belastingplichtige die, in de periode van 12 maart 2020 tot en met de laatste dag van het betreffende belastbare tijdperk, ofwel:
- een rechtstreekse deelneming aanhoudt in een vennootschap die gevestigd is in een Staat die is opgenomen op één van de lijsten waarnaar wordt verwezen in artikel 307, § 1/2, van hetzelfde Wetboek of een Staat die is opgenomen in de lijst in artikel 179 van het KB/WIB 92;
- betalingen heeft gedaan aan vennootschappen die gevestigd zijn in één van de in het eerste streepje bedoelde Staten, voor zover deze betalingen in de loop van die periode een totaalbedrag vormen van ten minste 100 000 euro, en niet werd aangetoond dat deze betalingen werden verricht in het kader van werkelijke en oprechte verrichtingen die het gevolg zijn van rechtmatige financiële of economische behoeften.
4. De tijdelijke maatregel heeft als doel om de VA 3 en VA 4 op te waarderen via een verhoogd percentage, opdat de belastingplichtigen die pas in oktober en/of december 2020 de verschuldigde belasting voor inkomstenjaar 2020 kunnen voorafbetalen, niet met een hoge vermeerdering wegens onvoldoende VA zouden worden geconfronteerd (Parl. doc., Kamer, 2019-2020, 55-1174/001, blz. 11 en 12).
In de praktijk heeft die opwaardering van de VA 3 en VA 4 dus als doel om de belastingvermeerdering teniet te doen of te beperken als er VA zijn gedaan in de loop van het 3de en het 4de kwartaal.
5. Dat verhoogde percentage is gelijk aan het percentage van de vermeerdering zelf voor de VA 3 (nl. 2,25 %) en aan 7/9 (1,75/2,25) van het percentage van de vermeerdering zelf voor de VA 4 (nl. 1,75 %).
6. Bedoeld zijn: de natuurlijke personen, rijksinwoners of niet-inwoners, die aan een belastingvermeerdering wegens geen of ontoereikende VA kunnen worden onderworpen, d.w.z. de belastingplichtigen die gezamenlijk belastbare beroepsinkomsten verkrijgen uit een werkzaamheid als:
- bedrijfsleider
- uitbater van een handels-, nijverheids- of landbouwonderneming
- beoefenaars van een vrij beroep, ambt, post of andere (zelfstandige) winstgevende bezigheid
- meewerkende echtgenoot,
in de mate dat de belasting op die inkomsten niet als voorheffing is geheven en in het jaar waarin die inkomsten zijn verkregen niet bij voorafbetaling is voldaan.
Die vier categorieën van belastingplichtigen worden hierna aangeduid als 'zelfstandige(n)'.
7. Van de maatregel is uitgesloten: elke 'zelfstandige' die in de periode van 12 maart tot en met 31 december 2020 ofwel:
- een rechtstreekse deelneming aanhoudt in een vennootschap gevestigd in een zogenaamd 'belastingparadijs' (1)
- betalingen heeft gedaan aan vennootschappen gevestigd in een zogenaamd 'belastingparadijs' (1) voor een totaalbedrag van ten minste 100.000 euro, behalve als hij aantoont dat die betalingen zijn gedaan in het kader van werkelijke en oprechte verrichtingen die het gevolg zijn van rechtmatige financiële of economische behoeften.
(1) Onder zogenaamd 'belastingparadijs' wordt verstaan: elke staat opgenomen op de Belgische lijst van staten zonder of met een lage belasting (zie art. 179, KB/WIB 92) en elke staat die inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen als 'niet-coöperatief' wordt beschouwd en is opgenomen op de OESO-lijst van landen die door het Mondiaal Forum inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen in belastingaangelegenheden, wordt aangemerkt als een staat die niet effectief of substantieel de standaard op het gebied van de uitwisseling van inlichtingen op verzoek toepast. Dit is het geval voor landen waarvan de rating van het Mondiaal Forum 'non-compliant' of 'partially compliant' is (zie http://www.oecd.org/tax/transparency/documents/exchange-of-information-on-request-ratings.htm).
8. Aangezien de in art. 161, WIB 92, bedoelde basisrentevoet voor 2020 gelijk is aan de minimumrentevoet van 1 %, bedragen de verhoogde percentages van de voordelen verbonden aan VA 3 en VA 4 respectievelijk 2,25 % (2,25 x 1 %) en 1,75 % (1,75 x 1 %).
9. De percentages die volgens de tijdelijke maatregel VA zijn verhoogd en de oude percentages (die van toepassing blijven op de uitgesloten belastingplichtigen bedoeld in nr. 7) zijn opgenomen in de tabel hieronder:
10. De verhoging van het tarief van het voordeel verbonden aan VA 3 en VA 4 mag geen invloed hebben op de bonificatie waar natuurlijke personen volgens art. 175 tot 177, WIB 92, recht op hebben als ze het niet door een verrekenbare voorheffing, een forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting of een belastingkrediet, of door 'verplichte' VA gedekte deel van de verschuldigde belasting vrijwillig op voorhand betalen ('vrijwillige' VA).
De tijdelijke maatregel inzake VA is immers genomen om de vermeerdering wegens geen of ontoereikende VA ('verplichte' VA) teniet te doen of te milderen voor 'zelfstandigen' die kampen met liquiditeitsproblemen.
Het is niet de bedoeling dat natuurlijke personen die over voldoende liquiditeiten beschikken om VA te doen gespreid over het volledige jaar 2020 en naast beroepsinkomsten die aan de vermeerdering onderworpen zijn ook nog andere belastbare inkomsten behalen, meer bonificatie wegens VA zouden kunnen krijgen. Om te bepalen welk deel van de VA nog voor de bonificatie in aanmerking kan worden genomen, zal dan ook geen rekening worden gehouden met de verhoogde percentages voor de VA in oktober en december 2020 (Parl. doc., Kamer, 2019-2020, 55-1174/001, blz. 12 en 13).
11. Twee categorieën van belastingplichtigen komen in aanmerking:
- de binnenlandse vennootschappen die onderworpen zijn aan de VenB zoals bedoeld in de art. 179 en 179/1, WIB 92
- de buitenlandse vennootschappen die onderworpen zijn aan de BNI/ven zoals bedoeld in de art. 227, 2° en 227/1, WIB 92.
12. Aangezien de versoepeling is bedoeld voor bedrijven die liquiditeitsproblemen kunnen ondervinden, worden vennootschappen die:
- een inkoop van eigen aandelen zullen hebben verricht,
- een kapitaalvermindering zullen hebben verricht, of
- dividenden zoals bedoeld in art. 18, WIB 92, zullen hebben betaald of toegekend,
in de periode van 12.03.2020 tot en met de laatste dag van het betreffende belastbare tijdperk, ervan uitgesloten.
Bij de inkoop van eigen aandelen, is het moment van de verkrijging van de eigen aandelen bepalend en niet de eventuele toekenning van een dividend op een later moment overeenkomstig art. 186, WIB 92 (Parl. doc., Kamer, 2019-2020, 55 1174/005, blz. 19).
Alleen de inkoopverrichtingen die worden uitgevoerd in de periode van 12.03.2020 tot en met de laatste dag van het betreffende belastbare tijdperk, worden van de tijdelijke maatregel uitgesloten.
Onder 'kapitaalvermindering' verstaat de wetgever ook de kapitaalverminderingen zoals bedoeld in art. 537, WIB 92.
Niet alleen de in art. 18, WIB 92, bedoelde dividenden worden bedoeld, maar ook de dividenden die voortkomen uit een aantasting van de liquidatiereserves zoals bedoeld in de art. 184quater en 541, WIB 92.
13. De versoepeling inzake VA is ook niet van toepassing op vennootschappen die, in de periode van 12.03.2020 tot en met de laatste dag van het betreffende belastbare tijdperk, variabele remuneraties betalen aan personen zoals bedoeld in art. 3:6, WVV.
14. De versoepeling is niet van toepassing op elke vennootschap die, in de periode van 12.03.2020 tot en met de laatste dag van het betreffende belastbare tijdperk, zich in een van de twee in nr. 7 genoemde situaties bevindt.
15. De tijdelijke maatregel is alleen van toepassing op vennootschappen die hun boekjaar afsluiten tussen 30.09.2020 en 31.01.2021. Bijgevolg kunnen in principe alle vennootschappen, die zich op de vervaldag van de VA 1 of VA 2 in een gelijkaardige situatie bevinden, het voordeel genieten.
16. Aangezien voor 2020 de basisrentevoet inzake VenB 3 % bedraagt (die rentevoet mag inzake VenB nooit lager zijn dan de minimum rentevoet van 3 % - art. 218, § 1, tweede lid, WIB 92), bedragen de aangepaste rentevoeten verbonden aan het voordeel van de VA 3 en VA 4 respectievelijk 6,75 % (2,25 x 3 %) en 5,25 % (1,75 x 3 %).
17. De percentages die volgens de tijdelijke maatregel VA zijn verhoogd en de oude percentages (die van toepassing zijn op de uitgesloten belastingplichtigen bedoeld in de nrs. 12 tot 14) zijn opgenomen in de tabel hieronder:
18. Voorbeeld
Een vennootschap die actief is in de detailhandel en haar boekjaar afsluit op 31 december, zal voor het boekjaar 2020 (aj. 2021) 15.000 euro VenB verschuldigd zijn. De vennootschap betaalt begin oktober en half december 2020 telkens 7.500 euro vooraf.
Zonder de maatregel zou bij de vennootschap een vermeerdering worden toegepast van 225 euro of (15.000 x 6,75 %) – ((0 x 9 %) + (0 x 7,5 %) + (7.500 x 6 %) + (7.500 x 4,5 %)).
Door de maatregel zal de vermeerdering worden teruggebracht tot 112,50 euro of (15.000 x 6,75 %) – ((0 x 9 %) + (0 x 7,5 %) +(7.500 x 6,75 %) + (7.500 x 5,25 %)).
19. De tijdelijke maatregel is in werking getreden op 11.06.2020 (art. 30, W 29.05.2020).
20. In de PB en de BNI/nat.pers. geldt ze alleen voor de VA 3 en VA 4 van 2020.
21. In de VenB en de BNI/ven. is de maatregel, zoals vermeld in nr. 15, alleen van toepassing op vennootschappen die hun boekjaar afsluiten tussen 30.09.2020 en 31.01.2021.
Bron: Fisconetplus