De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 26/11/2020 de Circulaire 2020/C/151 over het begrip 'effectief actief' voor werklozen in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Deze circulaire verduidelijkt voor werklozen in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag het begrip 'effectief actief' dat als voorwaarde geldt voor de toepassing van het gunstig belastingstelsel van sommige aanvullende pensioenkapitalen – bewijs van aangepaste beschikbaarheid.
BIJLAGE: 1
I. Inleiding
II. Gunstig fiscaal regime
A. Aanslagvoet van 10 %
B. Beperking van de in aanmerking te nemen berekeningsgrondslag tot 80 % voor de vaststelling van de omzettingsrente
A. Algemeen principe
B. Gelijkgestelde periodes/niet gelijkgestelde periodes
A. Gelijkgestelde periodes
B. Niet gelijkgestelde periodes
C. Volledige periode van SWT
D. Aangepaste beschikbaarheid
1. Nieuwe werklozen in SWT
2. Bestaande werklozen in SWT
3. Werklozen in SWT in het kader van een erkenning van het bedrijf als zijnde in moeilijkheden of herstructurering met begindatum van de erkenningsperiode vóór 09.10.2014
4. Tijdelijke vrijstellingen van aangepaste beschikbaarheid
5. Bewijs van aangepaste beschikbaarheid
1. Deze circulaire verduidelijkt voor werklozen in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (1) het begrip 'effectief actief' dat als voorwaarde geldt voor de toepassing van het hierna besproken gunstig belastingstelsel van aanvullende pensioenkapitalen van werknemers.
(1) Hierna SWT.
2. Opdat sommige kapitalen en afkoopwaarden van aanvullende pensioenen in aanmerking zouden kunnen komen voor een gunstig fiscaal regime (2), is vereist dat die kapitalen ten vroegste bij het bereiken:
- van de wettelijke pensioenleeftijd
- of van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving
worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven.
(2) Hetzij de aanslagvoet van 10 %, hetzij de beperking van de in aanmerking te nemen berekeningsgrondslag tot 80 % voor de vaststelling van de omzettingsrente met betrekking tot kapitalen en afkoopwaarden die in aanmerking komen voor de omzetting in lijfrenten.
3. De kapitalen van aanvullende pensioenen (3) die niet belastbaar zijn volgens het omzettingsstelsel (4), zijn belastbaar tegen een aanslagvoet van 10 % (5) (6) in de mate dat zij gevormd zijn door werkgeversbijdragen en:
- bij leven ten vroegste bij het bereiken van:
* de wettelijke pensioenleeftijd
* of van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving
worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven
- of bij overlijden worden uitgekeerd na het bereiken van:
* de wettelijke pensioenleeftijd
* of van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving
en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven.
(3) Die inkomsten vormen als bedoeld in artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92).
(4) Als bedoeld in artikel 169, § 1, of 515bis, zevende lid, WIB 92.
(5) Toepassing artikel 171, 2°, b, tweede en derde streepje, WIB 92.
(6) Behoudens wanneer het stelsel van de volledige samentelling van de inkomsten voor de belastingplichtige voordeliger is.
4. De kapitalen van aanvullende pensioenen voor werknemers (7), die belastbaar zijn volgens het omzettingsstelsel (8), worden slechts ten belope van 80 % (9) in aanmerking genomen wanneer die kapitalen:
- bij leven ten vroegste bij het bereiken van:
* de wettelijke pensioenleeftijd
* of van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving
worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven
- of bij overlijden na het bereiken van:
* de wettelijke pensioenleeftijd
* of van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving
en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven.
(7) Namelijk de eerste schijf van 50.000 euro (basisbedrag; geïndexeerd bedrag aanslagjaar 2021: 82.780 euro) van het kapitaal van een aanvullend pensioen als bedoeld in artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c, WIB 92 waarop voorschotten op prestaties zijn opgenomen of dat heeft gediend voor het waarborgen van een lening of het weder samenstellen van een hypothecair krediet, in zover die voorschotten verleend of die leningen gesloten zijn voor het bouwen, het verwerven, het verbouwen, het verbeteren of het herstellen van de in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen enige woning die uitsluitend bestemd is voor het persoonlijk gebruik van de leningnemer en zijn gezinsleden.
(8) Toepassing artikel 169, § 1, tweede lid, WIB 92.
(9) Toepassing artikel 169, § 1, vierde lid, WIB 92.
5. Om aanspraak te kunnen maken op het gunstig fiscaal regime, moeten de werknemers in principe gedurende de volledige referentieperiode tot bij het bereiken van:
- de wettelijke pensioenleeftijd
- of van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving
effectief nog een beroepsactiviteit hebben uitgeoefend.
6. De referentieperiode is de periode vóór de wettelijke pensioenleeftijd of de leeftijd waarop voldaan is aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving die in aanmerking moet worden genomen om vast te stellen of iemand al dan niet effectief actief is gebleven tot die leeftijd. De referentieperiode wordt vastgesteld op 3 jaar. De verkrijger van de bedoelde kapitalen moet dus gedurende de laatste 3 jaren die onmiddellijk voorafgaan aan zijn wettelijke pensioenleeftijd of aan de leeftijd waarop voldaan is aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving ononderbroken effectief actief zijn gebleven.
7. Bepaalde periodes van inactiviteit of van mindere activiteit kunnen evenwel met periodes van activiteit worden gelijkgesteld.
8. In de bijlage 2, 'Interpretatie van het begrip effectief actief', van het bericht aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten m.b.t. de fiche 281.11 (inkomstenjaar 2019) (10), worden de periodes opgesomd die al dan niet kunnen worden gelijkgesteld met periodes van activiteit.
(10) Het bericht is beschikbaar op www.financien.belgium.be via de volgende linken: Experten & Partners > Sociale secretariaten en schuldenaars van inkomsten > Bericht aan schuldenaars > Pensioenen (fiche 281.11).
9. Vanaf 01.01.2015 zijn voornoemde periodes van inactiviteit of van mindere activiteit die met periodes van activiteit kunnen worden gelijkgesteld, aangevuld met de volgende periode:
- 'voor de periode tijdens dewelke betrokkenen werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag genieten voor zover zij aangepast beschikbaar zijn als bedoeld in artikel 56, § 3 van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende werkloosheidsreglementering. Aangepaste beschikbaarheid houdt onder meer in dat men ingeschreven blijft als werkzoekende en meewerkt aan een aangepaste begeleiding. Deze aangepaste begeleiding gebeurt door middel van een individueel actieplan.'
10. Die aanvulling is er gekomen naar aanleiding van een beslissing van de Groep van Tien om SWT gelijk te stellen met werkloosheid voor wat betreft de toepassing van voormeld gunstig fiscaal regime en het begrip 'effectief actief'.
11. De periode waarin een werkloze in SWT aangepast beschikbaar is gebleven (11) wordt dus vanaf 01.01.2015 gelijkgesteld met een periode waarin hij effectief actief is gebleven.
(11) In de zin van artikel 56, § 3 van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende werkloosheidsreglementering.
12. Tot vóór 01.01.2015 werd de periode waarin een werkloze zijn recht deed gelden op een werkloosheidsuitkering met bedrijfstoeslag, zelfs indien hij later dat recht opschortte om een beroepsactiviteit voltijds of deeltijds te hervatten, niet gelijkgesteld met een periode van effectieve activiteit.
13. Wordt daarentegen niet gelijkgesteld met een periode van activiteit, de periode van SWT of een deel van die periode (hoe miniem ook) waarin de werkloze in SWT:
- ambtshalve vrijgesteld is geweest van de verplichtingen verbonden aan de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
- vrijgesteld is geweest van de verplichtingen van aangepaste beschikbaarheid (12)
- of uitgesloten is geweest van het recht op werkloosheidsuitkeringen (13).
(12) Met uitzondering van de tijdelijke vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid als bedoeld in de artikelen 90 tot en met 97 van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering – zie nrs. 36-39.
(13) In toepassing van artikel 51 tot en met 54 of van titel II, hoofdstuk III, afdeling 2 (art. 56 tot 59decies) van het KB van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
14. De periode die in aanmerking moet worden genomen om uit te maken of een werkloze in SWT aangepast beschikbaar is gebleven, en dus effectief actief is gebleven, beperkt zich niet tot de referentieperiode (14). De aangepaste beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt moet namelijk worden beoordeeld over de volledige periode van SWT.
(14) Zie nr. 6.
15. Een werkloze in SWT die (hoe kort ook) een in het nr. 13 bedoelde vrijstelling heeft verkregen of uitgesloten is geweest van het recht op werkloosheidsuitkeringen, kan dus niet meer worden beschouwd als zijnde effectief actief gebleven tot aan de wettelijke pensioenleeftijd of de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving. Dit geldt ook wanneer hij bijvoorbeeld van bij aanvang van de referentieperiode afstand zou doen van die vrijstelling en gedurende de volledige referentieperiode wel aangepast beschikbaar zou blijven (15).
(15) Zie nrs. 26 en 32.
16. Aangepaste beschikbaarheid houdt onder meer in dat de werkloze in SWT:
- ingeschreven is/blijft als werkzoekende;
- passend werk of een passende opleiding moet aanvaarden;
- zijn werk niet mag verlaten zonder wettige reden;
- niet mag zijn ontslagen wegens een foutieve houding;
- zich moet aanbieden bij de gewestinstelling voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding of bij een werkgever, wanneer hij door de gewestinstelling was opgeroepen;
- moet meewerken aan een begeleidingsplan of inschakelingsparcours dat hem door de gewestinstelling voor arbeidsbemiddeling is aangeboden.
17. Daarnaast zal de gewestinstelling voor arbeidsbemiddeling de werkloze in SWT begeleiden in het kader van een individueel actieplan. Die instelling zal de werkloze in SWT een actieplan voorstellen uiterlijk 9 maanden na de aanvang van de werkloosheid.
18. De acties zijn aangepast aan de individuele competenties en ervaring van de werkloze in SWT. Het zal regelmatig worden opgevolgd. Na één jaar volgt een globale evaluatie.
19. De werkloze in SWT die zijn verplichtingen niet nakomt, kan tijdelijk of definitief worden uitgesloten van het recht op uitkeringen.
20. Vanaf 01.01.2015 moet elke werkloze in SWT in principe aangepast beschikbaar zijn tot de leeftijd van 65 jaar (16).
(16) Wanneer een werkloze in SWT zijn wettelijk pensioen opneemt voor de leeftijd van 65 jaar, is hij uiteraard geen SWT'er meer en dus ook niet meer gebonden aan enige verplichting in dat kader, zoals bijvoorbeeld de verplichting aangepast beschikbaar te zijn.
21. Daarop bestaan bepaalde uitzonderingen. Er moet in dat verband een onderscheid worden gemaakt tussen de zogenaamde 'nieuwe werklozen in SWT' en de zogenaamde 'bestaande werklozen in SWT'.
22. Vanaf 01.01.2015 zijn de zogenaamde 'nieuwe werklozen in SWT' in principe onderworpen aan de verplichting van aangepaste beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt tot de maand waarin zij de leeftijd van 65 jaar bereiken.
23. Met de 'nieuwe werklozen in SWT' worden bedoeld:
- de werklozen in SWT in de algemene stelsels die werden ontslagen na 31.12.2014, behalve zij die vóór 01.01.2015 hun rechten hebben vastgeklikt in het stelsel CAO 17 of SWT 58 jaar (ondertussen afgeschafte regeling)
- de werklozen in SWT in het kader van een erkenning van het bedrijf als zijnde in moeilijkheden of herstructurering met begindatum van de erkenningsperiode na 08.10.2014.
24. Wanneer de 'nieuwe werkloze in SWT' gedurende de volledige periode van SWT aangepast beschikbaar is gebleven, kan die periode worden gelijkgesteld met een periode waarin hij effectief actief is gebleven.
25. Evenwel is het mogelijk om een vrijstelling te vragen van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid, mits bepaalde voorwaarden met betrekking tot de leeftijd of de beroepsloopbaan zijn vervuld (17).
(17) Wie evenwel op SWT vertrekt wegens medische problemen kan de vrijstelling vragen zonder aan bijkomende voorwaarden te moeten voldoen.
26. De 'nieuwe werkloze in SWT' die een vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid heeft gevraagd en verkregen, kan evenwel niet worden beschouwd als zijnde effectief actief gebleven tot aan de wettelijke pensioenleeftijd of de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, zelfs niet wanneer hij later afstand zou doen van zijn vrijstelling en gedurende de volledige referentieperiode wel aangepast beschikbaar zou blijven.
27. De zogenaamde 'bestaande werklozen in SWT' zijn ambtshalve vrijgesteld van de verplichtingen verbonden aan de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Aangezien deze categorie van werklozen in SWT niet aangepast beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, kan deze periode van SWT niet worden gelijkgesteld met een periode waarin zij effectief actief zijn gebleven.
28. Met de 'bestaande werklozen in SWT' worden bedoeld:
- de werklozen in SWT in de algemene stelsels die werden ontslagen vóór 01.01.2015
- de werklozen in SWT in de algemene stelsels die werden ontslagen na 31.12.2014 maar hun rechten hebben vastgeklikt in het stelsel SWT CAO 17 of SWT 58 jaar (ondertussen afgeschafte regeling)
- de werklozen in SWT in het kader van een erkenning van het bedrijf als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering:
* met begindatum van de erkenningsperiode vóór 09.10.2014
* en de werknemer is op het einde van de opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode 58 jaar of heeft een beroepsverleden van 38 jaar.
29. Op het voorgaande bestaat evenwel een uitzondering. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (18) aanvaardt namelijk dat de 'bestaande werkloze in SWT' die:
- op voorhand (19) afstand doet van de ambtshalve toegekende vrijstelling van de verplichtingen verbonden aan de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
- en zich bovendien tijdig heeft ingeschreven als werkzoekende
onderworpen wordt aan de verplichtingen van aangepaste beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt tot de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.
(18) Hierna RVA.
(19) Vóór de aanvang van de periode waarvoor werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag zullen worden genoten.
30. Wanneer de 'bestaande werkloze in SWT' gedurende de volledige periode van SWT aangepast beschikbaar is gebleven, kan die periode worden gelijkgesteld met een periode waarin hij effectief actief is gebleven.
31. Wanneer hij evenwel gedurende de volledige periode van SWT op enig moment zou vrijgesteld zijn geweest van de verplichtingen verbonden aan de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, dan kan deze periode van SWT daarentegen niet worden gelijkgesteld met een periode waarin hij effectief actief is gebleven, zelfs niet wanneer hij gedurende de volledige referentieperiode wel aangepast beschikbaar zou zijn gebleven.
32. Het gaat hier om de categorie van werklozen in SWT in het kader van een erkenning van het bedrijf als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering:
- met begindatum van de erkenningsperiode vóór 09.10.2014,
- en die geen 58 jaar oud waren en geen 38 jaar beroepsverleden hadden op het einde van de periode gedekt door de opzeggingstermijn of de verbrekingsvergoeding.
33. Deze categorie van werklozen in SWT moet passief beschikbaar blijven en kan pas een vrijstelling van de verplichtingen verbonden aan de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt aanvragen vanaf het ogenblik dat zij ofwel 60 jaar worden ofwel 38 jaar beroepsverleden bewijzen.
34. Aangezien de werkloze in SWT niet gedurende de volledige periode van SWT aangepast beschikbaar is gebleven voor de arbeidsmarkt, kan deze periode van SWT niet worden gelijkgesteld met een periode waarin hij effectief actief is gebleven.
35. Zoals hiervoor reeds gesteld, worden de werklozen in SWT die gedurende de periode van SWT op enig moment:
- ambtshalve vrijgesteld zijn geweest van de verplichtingen verbonden aan de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
- of vrijgesteld zijn geweest van de verplichtingen van aangepaste beschikbaarheid
niet meer beschouwd als zijnde effectief actief gebleven tot bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd of van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving.
36. Hierop bestaat evenwel een uitzondering voor de tijdelijke vrijstellingen van aangepaste beschikbaarheid.
37. Het gaat hier meer bepaald om de tijdelijke vrijstellingen (20) van aangepaste beschikbaarheid voor:
- mantelzorg (palliatieve zorg, zware ziekte, …)
- beroepsopleiding
- opleiding betreffende de vorming en opleiding in een zelfstandig beroep
- studies met een volledig leerplan
- (andere dan de hiervoor vermelde) opleidingen en studies
- vrijwillige militaire inzet
- maanden juli en augustus voor de volledige werkloze die gedurende het schooljaar gewerkt heeft in een onderwijsinstelling die door een Gemeenschap is opgericht, gesubsidieerd of erkend
- verblijf in het buitenland om er zijn beroepservaring vrijwillig en onbezoldigd ten dienste te stellen.
(20) Als bedoeld in de artikelen 90 tot en met 97 van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering. Opgelet: deze materie werd in het kader van de zesde staatshervorming overgeheveld naar de Gewesten. In dat kader zijn verschillende van die artikelen door de Gewesten gewijzigd of opgeheven. De reglementaire basis voor één en ander bevindt zich dus ook in de volgende regelgeving:
- Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 21.12.2017 betreffende de vrijstellingen van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt wegens studies, beroepsopleidingen of stages (BS 04.01.2018 – erratum 31.01.2018);
- Vlaams Gewest: Besluit van de Vlaamse Regering van 23.12.2016 houdende wijziging van het KB van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, het koninklijk besluit van 11 maart 2003 tot vaststelling van de op de beroepsinlevingsovereenkomst toepasselijke minimumvergoeding en het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding (BS 30.01.2017);
- Duitstalige Gemeenschap: Besluit van de Regering van 13.12.2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden (BS 15.02.2019);
- Waals Gewest: momenteel nog geen aanpassingen.
38. Wanneer een werkloze in SWT een dergelijke tijdelijke vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid verkrijgt, wordt hij dus gedurende die periode van vrijstelling toch geacht aangepast beschikbaar te zijn gebleven.
39. De beoordeling of een werkloze in SWT al dan niet gedurende de volledige periode van SWT aangepast beschikbaar is gebleven (21), gebeurt door de RVA.
(21) In de zin van artikel 56, § 3 van het KB van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
40. Het bewijs van het vervullen van die voorwaarden (of het niet vervullen) wordt geleverd door een attest van de RVA (22).
(22) Zie bijlage.
41. De werkloze in SWT die dit attest wil bekomen, moet daarvoor de RVA contacteren. De RVA gaat niet op eigen initiatief voor elke werkloze in SWT een attest opmaken.
42. De werkloze in SWT kan het attest pas vragen na afloop van de periode van SWT (23). Het attest moet immers betrekking hebben op de volledige periode van SWT.
(23) Dit is het moment waarop de werkloze in SWT zijn rustpensioen opneemt.
43. Het attest wordt in twee exemplaren afgeleverd:
- de werkloze in SWT moet 1 exemplaar indienen bij de verzekeringsonderneming, de voorzorgsinstelling of de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening
- de werkloze in SWT moet 1 exemplaar ter beschikking houden van de belastingadministratie.
44. Zonder positief attest van de RVA, kan de werkloze in SWT geen aanspraak maken op het voormelde gunstig fiscaal regime.
45. Naast het positief attest van de RVA moet de werkloze in SWT ook nog het bewijs leveren aan de verzekeringsonderneming, voorzorgsinstelling of instelling voor bedrijfspensioenvoorziening dat hij zijn rustpensioen, naargelang het geval, ten vroegste heeft opgenomen bij het bereiken:
- van de wettelijke pensioenleeftijd
- of van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving.
46. In dit laatste geval, moet de werkloze in SWT ook nog eens het bewijs van een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving leveren. Hij kan daartoe bij de Federale pensioendienst een attest van loopbaanoverzicht opvragen (24).
(24) Zie in dat verband het nr. 14 van de circulaire nr. 2019/C/135 over de notie 'effectief actief' en 'volledig loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving' van 19.12.2019.
47. Immers, wanneer de werkloze in SWT zijn rustpensioen eerder zou hebben opgenomen, dan is hij niet effectief actief gebleven tot de in het nr. 45 bedoelde tijdstippen (25), en heeft hij dan ook geen recht op het voormelde gunstig fiscaal regime.
(25) Zie in dat verband het nr. 20, eerste streepje van de circulaire nr. 2019/C/135 over de notie 'effectief actief' en 'volledig loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving' van 19.12.2019.
Interne ref.: 710.292
Bron: Fisconetplus