De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 09/04/2021
Deze circulaire geeft toelichting bij de niet-belastbaarheid van doctoraatsbeurzen toegekend aan doctorerende arts-specialisten in opleiding die tijdelijk worden ingezet in ziekenhuizen in de strijd tegen corona en hiervoor een financiële tegemoetkoming krijgen.
A. Doctoraatsbeurzen die universiteiten of federale wetenschappelijke instellingen met hun eigen middelen financieren
B. Doctoraatsbeurzen toegekend door wetenschappelijke instellingen die geen federale wetenschappelijke instelling zijn
1. Ten gevolge van de COVID-19-pandemie worden ook doctorerende arts-specialisten in opleiding tijdelijk ingezet in ziekenhuizen in de strijd tegen corona. Hiervoor krijgen zij een financiële tegemoetkoming, namelijk:
- een bruto forfaitaire vergoeding van 250 euro per maand voor de periode maart, april, mei en juni 2020 (1)
- de uitzonderlijke aanmoedigingspremie voor het ziekenhuispersoneel van 985 euro bruto voor de referentieperiode van 01.09.2020 tot en met 30.11.2020 (2).
(1) Koninklijk besluit van 30.10.2020 tot vaststelling van de nadere regels voor de toekenning van een uitzonderlijke federale financiële tegemoetkoming aan de ziekenhuizen in het kader van de coronavirus COVID-19 epidemie.
(2) Koninklijk besluit van 14.12.2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25.04.2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen.
2. Voor de doctorerende arts-specialisten in opleiding is de vraag gesteld of de niet-belastbaarheid van hun doctoraatsbeurs al dan niet in het gedrang komt omwille van die activiteit en de financiële tegemoetkoming daarvoor.
3. Wat betreft de voorwaarden inzake de niet-belastbaarheid van doctoraatsbeurzen moet een onderscheid worden gemaakt tussen:
- enerzijds, doctoraatsbeurzen toegekend door universiteiten en federale wetenschappelijke instellingen die zij met hun eigen middelen financieren (3)
- en, anderzijds, doctoraatsbeurzen toegekend door wetenschappelijke instellingen die geen federale wetenschappelijke instelling zijn;
het gaat hier bijvoorbeeld om doctoraatsbeurzen toegekend in het kader van een mandaat als FWO-aspirant of als FRS-FNRS-aspirant.
(3) Zie circulaires nrs. Ci.RH.241/467.677 van 06.02.1997, Ci.RH.241/467.677 van 08.10.2002, Ci.RH.241/467.677 van 13.05.2004, Ci.RH.241/596.009 van 07.04.2009.
4. Voor doctoraatsbeurzen die universiteiten en federale wetenschappelijke instellingen met hun eigen middelen financieren, geldt onder meer de voorwaarde dat de doctoraatsbursaal zich uitsluitend met onderzoek, buiten een arbeidsovereenkomst mag bezighouden (4) opdat die doctoraatsbeurs niet belastbaar zou zijn.
(4) Zie voorwaarde 4 van de circulaire nr. Ci.RH.241/467.677 van 08.10.2002.
5. Naast het feit dat de onderzoekswerkzaamheden buiten een arbeidsovereenkomst moeten worden uitgeoefend kan niet worden aanvaard dat de student, gelijktijdig met die werkzaamheden, eender welke begeleidingswerkzaamheid of andere werkzaamheid al dan niet bezoldigd door de universiteit, de federale wetenschappelijke instelling of een derde levert, en dit ongeacht de arbeidsduur.
6. Er wordt echter aanvaard dat de beursstudent zich tijdens het doctoraat bezighoudt met de begeleiding en het toezicht van praktijkwerken van studenten van de tweede cyclus. Die werkzaamheden maken immers integraal deel uit van hun onderzoeksopleiding. Zulke werkzaamheden moeten echter beperkt blijven tot maximum vier uur per week.
7. Wat voormelde voorwaarde betreft, aanvaardt de administratie evenwel (5) dat wanneer de doctorandus tegelijkertijd een bijkomende activiteit uitoefent, en die activiteit houdt hoegenaamd geen enkel verband met de als doctorandus uitgeoefende onderzoekswerkzaamheden, de uitoefening van die activiteit geen afbreuk doet aan een eventuele niet-belastbaarheid van een doctoraatsbeurs. Een doctorandus mag dus dergelijke activiteiten uitoefenen en de eruit voortvloeiende inkomsten ontvangen, zonder dat dit de niet-belastbaarheid van zijn doctoraatsbeurs op zich in het gedrang brengt. Uiteraard moet voor het overige wel aan alle andere in voornoemde circulaires vermelde voorwaarden worden voldaan.
(5) Zie circulaire nr. Ci.RH.241/596.009 van 07.04.2009.
8. In het voorliggende geval (6) kan er niet a priori worden gesteld dat er hoegenaamd geen verband is tussen die bijkomende activiteit en de als doctoraatsbursaal uitgeoefende onderzoekswerkzaamheden. Een dergelijke bijkomende activiteit kan dus in principe de niet-belastbaarheid van de doctoraatsbeurs in het gedrang brengen.
(6) Doctoraatsbursalen (arts-specialisten in opleiding) die tijdelijk worden ingezet in ziekenhuizen in de strijd tegen corona en hiervoor een financiële tegemoetkoming krijgen.
9. Evenwel, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden en noodwendigheden die hebben geleid tot de uitoefening van die bijkomende activiteit in casu, wordt aanvaard dat die activiteit geen afbreuk doet aan de niet-belastbaarheid van de doctoraatsbeurs, dit uiteraard voor zover voor het overige wel aan alle andere in voornoemde circulaires opgenomen voorwaarden is voldaan. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat de doctoraatsbeurzen aan arts-specialisten in opleiding die zich inzetten in de strijd tegen de COVID-19 pandemie, hierdoor hun niet-belastbaar karakter verliezen.
10. Deze administratieve tolerantie moet strikt beperkt blijven tot dit specifieke geval, en mag niet veralgemeend worden toegepast.
11. Deze doctoraatsbeurzen vallen niet onder het toepassingsgebied van voornoemde circulaires over de voorwaarden inzake de niet-belastbaarheid van doctoraatsbeurzen.
12. Die circulaires en de daarin opgenomen voorwaarden zijn immers uitsluitend van toepassing op doctoraatsbeurzen die universiteiten en federale wetenschappelijke instellingen met hun eigen middelen financieren.
13. Concreet betekent dit dat doctoraatsbeurzen toegekend in het kader van bijvoorbeeld een mandaat als FWO-aspirant of als FRS-FNRS-aspirant niet moeten beantwoorden aan de in voornoemde circulaires gestelde voorwaarden opdat die beurzen niet belastbaar zouden zijn.
14. Voor dergelijke doctoraatsbeurzen gelden de volgende voorwaarden opdat zij niet belastbaar zouden zijn:
- de doctoraatsbeurzen mogen niet rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met een beroepswerkzaamheid
- de doctoraatsbeurzen mogen geen geleverde prestaties bezoldigen
- de doctoraatsbeurzen worden toegekend aan studenten om hen in staat te stellen hun opleiding te vervolmaken (7).
(7) Zie in dat verband het nr. 38/37-39 van de commentaar op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (Com.IB 92).
15. Wanneer deze doctoraatsbeurzen beantwoorden aan de in nr. 14 opgesomde voorwaarden, kunnen zij noch als een beroepsinkomen worden aangemerkt, noch als een divers inkomen als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) en valt die beurs bijgevolg buiten het toepassingsgebied van de inkomstenbelastingen.
16. Concreet, en in tegenstelling tot hetgeen geldt voor doctoraatsbeurzen die universiteiten en federale wetenschappelijke instellingen met hun eigen middelen financieren, betekent dit onder meer dat wanneer bijvoorbeeld een aspirant zich naast zijn FWO-mandaat of FRS-FNRS-mandaat zou bezighouden met andere al dan niet bezoldigde werkzaamheden die verband houden met de als aspirant uitgeoefende onderzoekswerkzaamheden, de niet-belastbaarheid van zijn beurs toegekend in het kader van dat mandaat, niet in het gedrang komt, voor zover uiteraard aan de in nr. 14 opgesomde voorwaarden is voldaan.
17. In het voorliggende geval zal dus de niet-belastbaarheid van de onder deze titel beoogde doctoraatsbeurzen toegekend aan arts-specialisten in opleiding niet in het gedrang komen wanneer zij tijdelijk worden ingezet in ziekenhuizen in de strijd tegen corona en hiervoor een financiële tegemoetkoming krijgen (voor zover aan de in nr. 14 opgesomde voorwaarden is voldaan).
Bron: Fisconetplus