De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Vennootschapsbelasting publiceerde op 10/06/2021 de Circulaire 2021/C/56 met betrekking tot de belasting van inkomsten van bepaalde instellingen voor collectieve belegging van het type 'obligaties' in het geval van dakfondsen.
Deze circulaire heeft betrekking op de toepassingsmodaliteiten van art. 19bis, WIB 92, in het geval dat een ICB rechten aanhoudt van andere ICB (ICB van het type 'dakfonds').
I. Inleiding
II. Toepassingsgebied van de maatregel: belegging van meer dan 10 % van het vermogen in schuldvorderingen
1. Modaliteiten om de deelfondsen in aanmerking te nemen
2. Berekening van het percentage van beleggingen in schuldvorderingen (Asset Test)
3. Uitsluiting op basis van de uitkeringsvoorwaarde
III. Bepaling van het belastbaar inkomen
1. In aanmerking te nemen situatie van elk deelfonds
2. Gevolgen van de uitkering van een dividend door een deelfonds
1. Deze circulaire bespreekt de toepassingsmodaliteiten van art. 19bis, WIB 92 (1), met betrekking tot het toepassingsgebied van die maatregel en de bepaling van de belastbare grondslag in het specifieke geval van instellingen voor collectieve belegging (ICB) die beleggen in schuldvorderingen door middel van andere onderliggende ICB (deelfondsen).
(1) Art. 19bis, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 101, PW 25.12.2017 (BS 29.12.2017), is van toepassing op de inkomsten die worden betaald of toegekend voor vanaf 01.01.2018 verworven rechten van deelneming in een ICB (zie art. 103, PW 25.12.2017).
2. Art. 19bis, § 1, eerste lid, WIB 92, bepaalt dat interest eveneens omvat de inkomsten in het bedrag verkregen, ingeval van overdracht onder bezwarende titel van aandelen, ingeval van inkoop van eigen rechten van deelneming of ingeval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het eigen vermogen van een ICB waarvan meer dan 10 % van het vermogen rechtstreeks of onrechtstreeks is belegd in schuldvorderingen (…).
Bovendien verwijst art. 19bis, § 1, vijfde lid, WIB 92, voor het begrip 'schuldvorderingen' naar art. 2, § 1, 3°, a), van het KB van 27.09.2009 tot uitvoering van art. 338bis, § 2, WIB 92, dat enigerlei schuldvordering beoogt, al dan niet gedekt door hypotheek of voorzien van een winstdelingsclausule en met name de opbrengsten van overheidspapier en obligatieleningen.
3. Voor de berekening van de drempel van beleggingen in schuldvorderingen van een ICB van het type 'dakfonds', moet er rekening worden gehouden met alle deelfondsen ongeacht:
1) ze over een Europees paspoort beschikken,
2) het eigen percentage van beleggingen in schuldvorderingen,
3) ze van het kapitalisatie type of het distributie type zijn.
4. Er wordt aan herinnerd dat het percentage van beleggingen in schuldvorderingen in de eerste plaats wordt bepaald in functie van de beleggingspolitiek zoals die is neergelegd in het fondsreglement of in de statuten van de instelling (2). Bij ontstentenis daarvan zal dat percentage worden bepaald in functie van de feitelijke samenstelling van de beleggingsportefeuille van de ICB (3).
(2) Er kan niet worden uitgesloten dat art. 344, WIB 92, van toepassing is als er zou worden vastgesteld dat de feitelijke samenstelling van de portefeuille duidelijk niet in overeenstemming is met de beleggingspolitiek zoals die is neergelegd in het fondsreglement of in de statuten.
(3) Zie art. 19bis, § 1, zesde en zevende lid, WIB 92: "Het in het eerste lid bedoelde percentage van 10 % wordt bepaald aan de hand van de beleggingspolitiek zoals die in het fondsreglement of de statuten van de betrokken instelling is neergelegd en, bij ontstentenis daarvan, op basis van de feitelijke samenstelling van de beleggingsportefeuille van de instelling.
Bij gebrek aan informatie over het voormelde percentage van het vermogen van de ICB dat is belegd in schuldvorderingen, wordt dit percentage geacht 100 % te bedragen".
5. Om te bepalen welke onrechtstreekse beleggingen in schuldvorderingen van het dakfonds er in aanmerking moeten worden genomen, moeten de respectievelijke bijdragen van ieder deelfonds aan de Asset Test van dat dakfonds worden opgeteld.
Wanneer het percentage van beleggingen in schuldvorderingen van een deelfonds niet is gekend, dan is de regel zoals bedoeld in art. 19bis, § 1, laatste lid, WIB 92, van toepassing voor dat deelfonds. Dat betekent dat het percentage van beleggingen in schuldvorderingen van dat deelfonds wordt geacht 100 % te bedragen voor haar bijdrage aan de Asset Test van het dakfonds.
Voorbeeld 1
6. Een deelfonds dat, - gelet op de beleggingspolitiek zoals die blijkt uit de statuten of het fondsreglement, of bij ontstentenis daarvan, op basis van de feitelijke samenstelling van de beleggingsportefeuille -, uitsluitend belegt in andere beleggingen dan schuldvorderingen (zoals hiervoor bedoeld) valt de facto buiten het toepassingsgebied van art. 19bis, WIB 92. In dat verband is het toegelaten dat de liquiditeiten die bijkomstig worden aangehouden door zo een fonds niet in aanmerking worden genomen. Het betreft in het bijzonder de liquiditeiten om kosten te betalen, om de uitstap van investeerders te regelen en de beschikbare fondsen.
7. Voor de berekening van de Asset Test op basis van de feitelijke samenstelling van de portefeuille, moet als volgt worden gehandeld:
1) de samenstelling van de onderliggende activa wordt geregistreerd op twee verschillende data, nl. die van het halfjaarlijks en van het jaarlijks verslag van de ICB. De toetsing gebeurt op basis van de 2 laatste beschikbare verslagen (een halfjaarlijks en een jaarlijks verslag)
2) het percentage van elk onderliggend actief wordt bepaald aan de hand van de boekwaarde van dat actief ten opzichte van de totale boekwaarde van de ICB
3) vervolgens wordt het gemiddelde van de bekomen percentages berekend en afgerond tot de hogere of lagere eenheid naargelang het deel van de eenheid al dan niet 50 % bedraagt.
Het aldus bekomen percentage van de beleggingen in schuldvorderingen blijft geldig gedurende 12 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de vijfde maand die volgt op de afsluiting van het boekjaar van de ICB.
8. Als er een Asset Test moet worden berekend en wanneer die niet wordt gegeven door het deelfonds, staat de administratie toe dat het dakfonds, op zijn initiatief en verantwoordelijkheid, een eigen berekening maakt van de Asset Test van het bedoelde deelfonds. Die berekening gebeurt aan de hand van de feitelijke samenstelling van de portefeuille zoals die blijkt uit betrouwbare en geschreven documenten die van de het betrokken deelfonds afkomstig zijn (het gecontroleerde jaarlijks en halfjaarlijks verslag of, in voorkomend geval, voor een eerste periode die de publicatie van de jaarrekening voorafgaat, de prospectus met de informatie voor de beleggers en die goedgekeurd is door de toezichthouder).
Afrondingsregel voor de Asset Test
9. Om te bepalen of een ICB al dan niet binnen het toepassingsgebied valt van art. 19bis, WIB 92, rekening houdend met haar drempel van beleggingen in schuldvorderingen wordt:
- in principe het resultaat van de Asset Test niet afgerond;
- in uitzonderlijke gevallen het resultaat van de Asset Test afgerond:
Voor wat betreft de rechten van deelneming van een ICB die vanaf 01.01.2018 zijn verworven:
1. als de Asset Test van één van beide verslagen lager is dan 10 % en
2. als de gemiddelde Asset Test (niet afgerond) gelijk is aan of lager is dan 10,49 %,
dan wordt de gemiddelde Asset Test afgerond naar de lagere eenheid (oftewel 10 %).
Voor wat betreft de rechten van deelneming van een ICB die vóór 01.01.2018 (4) zijn verworven:
1. als de Asset Test van één van beide verslagen lager is dan 25 % en
2. als de gemiddelde Asset Test (niet afgerond) gelijk is aan of lager is dan 25,49 %,
dan wordt de gemiddelde Asset Test afgerond naar de lagere eenheid (oftewel 25 %).
In die gevallen valt de ICB niet binnen het toepassingsgebied van art. 19bis, WIB 92.
(4) Zie art. 19bis, § 1, eerste lid, WIB 92, vóór de wijziging ervan door art. 101, PW 25.12.2017 dat van toepassing is op de inkomsten van rechten van deelneming van een ICB die vanaf 01.01.2018 zijn verworven (zie art. 103, PW 25.12.2017).
Gelet op het zeldzame karakter van die uitzonderingen op het algemene principe, is het toegestaan dat de gemiddelde afgeronde Asset Test wordt gebruikt voor de bepaling van het belastbaar inkomen op forfaitaire wijze (5) (6).
(5) Belastbare grondslag zoals bedoeld in art. 19bis, § 2, eerste lid, WIB 92.
(6) Zou kunnen bedoeld zijn een ICB die [1] aandelen of rechten van deelneming heeft uitgegeven voor en na 01.01.2018 en [2] waarvan de afgeronde Asset Test (in de gevallen die door de uitzondering worden bedoeld) 25 % bedraagt (voor een niet afgeronde Asset Test van 25,20 %). De aandelen of rechten van deelneming die zijn uitgegeven voor 01.01.2018 zullen buiten het toepassingsgebied vallen. Voor de aandelen of rechten van deelneming die vanaf 01.01.2018 zijn uitgegeven, kan de afgeronde Asset Test van 25 % worden gebruikt voor de berekening van het forfaitair belastbaar inkomen.
10. Voor een ICB van het type 'dakfonds', is de hiervoor bedoelde afrondingsregel zowel van toepassing op het niveau van die ICB als op het niveau van de deelfondsen, ook al worden die deelfondsen stelselmatig in aanmerking genomen voor de bepaling van de Asset Test van de ICB.
Met andere woorden, een deelfonds waarvan de afgeronde Asset Test kleiner of gelijk is aan 10 % (of 25 %), kan niet worden uitgesloten van de berekening van de Asset Test van het dakfonds. Die afgeronde Asset Test kan worden gebruikt om de bijdrage ervan te bepalen aan de Asset Test en aan het belastbaar inkomen van het dakfonds.
Home country rule
11. Inzake de Spaarrichtlijn (7), liet de 'Home country rule' toe dat voor de bepaling van zowel het percentage in schuldvorderingen als het belastbare gedeelte van het inkomen, de uitbetalende instanties konden verwijzen naar de gegevens die worden verstrekt door de ICB die zijn gevestigd in een lidstaat, in naleving van de regels van het land waarin ze zijn gevestigd.
(7) Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 03.06.2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling.
Aangezien onder andere de wijzigingen van art. 19bis, WIB 92 (8), zou het gebruik van de 'Home country rule' in principe niet meer mogen worden toegelaten voor de toepassing van die bepaling.
(8) Toepassing van de bepaling op de ICB zonder paspoort, op diegene die zijn gevestigd buiten de EER; invoering van de algemene informatie uitwisseling op basis van de Richtlijn inzake wederzijdse bijstand (Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 09.12.2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied), opheffing van de spaarrichtlijn; wijziging van de belastbare basis.
12. Het internationale karakter van de sector van de ICB heeft echter een invloed op die bepaling en kan, voor de bepaling van de Asset Test van het deelfonds dat in het buitenland is gevestigd, het gebruik nog rechtvaardigen van de gegevens die door die ICB worden verstrekt in naleving van de regels van het land waarin ze is gevestigd.
Bijgevolg:
- als het deelfonds een Asset Test voorlegt, die wordt berekend op de manier zoals die is voorgeschreven voor de toepassing van de Spaarrichtlijn (9), kan die Asset Test in aanmerking worden genomen (10)
- als het deelfonds dat in het buitenland is gevestigd, geen Asset Test publiceert, kan de berekening van het percentage van de investeringen in schuldvorderingen worden bepaald aan de hand van het jaarlijks en halfjaarlijks verslag van dat deelfonds die zijn opgemaakt in naleving van de plaatselijke wetgeving.
(9) Zoals die bestond vóór de opheffing ervan door de Richtlijn 2015/2060 van de Raad van 10.11.2015.
(10) De 'minimis regel' is hier zonder voorwerp; de buitenlandse ICB die minder dan 15 % van hun vermogen investeren in schuldvorderingen kunnen niet de facto uit het toepassingsgebied worden gesloten van art. 19bis, WIB 92.
13. Voor een dakfonds, wordt de uitsluiting van het toepassingsgebied van art. 19bis, WIB 92, op basis van de uitkeringsvoorwaarde (11), enkel beoordeeld op het niveau van dat dakfonds.
(11) Zie art. 19bis, § 1, eerste, tweede en derde lid, WIB 92.
De voorwaarde om de jaarlijkse uitkering te voorzien van alle inkomsten die werden verkregen, na aftrek van de bezoldigingen, commissies en kosten, wordt geacht voldaan te zijn wanneer de statuten van de ICB (of het fondsreglement) de jaarlijkse uitkering van de netto-opbrengst voorzien (met inbegrip van de inkomsten van investeringen in aandelen of rechten van deelneming).
Echter, aangezien de belasting zoals voorzien in art. 19bis, WIB 92, uitsluitend slaat op de inkomsten uit schuldvorderingen, kan er eveneens van uitgegaan worden dat er aan de uitkeringsvoorwaarde is voldaan wanneer de netto inkomsten van die schuldvorderingen die worden ontvangen door het dakfonds, nl. de interesten en (gerealiseerde) meerwaarden, worden uitgekeerd.
14. Voor het dakfonds, stemt het belastbaar inkomen overeen met de stijging van het inkomen '19bis' van dat fonds (Belgische TIS, Belgische Taxable Income per Share), gedurende de bezitsperiode van het effect door de belegger.
Met andere woorden, het betreft het positieve verschil tussen de Belgische TIS die wordt vastgesteld op de datum dat de belegger uit het fonds stapt en de Belgische TIS die wordt vastgesteld op de datum dat de belegger in het fonds is gestapt. In voorkomend geval zal dat verschil worden beperkt tot de werkelijk verwezenlijkte meerwaarde.
15. In dat opzicht stemt de Belgische TIS van het dakfonds overeen met de som van de dagelijkse aangroei van het inkomen '19bis' dat op de hiernavolgende wijze wordt berekend.
16. Voor de bepaling van de belastbare grondslag van het dakfonds, moet er rekening worden gehouden met de rechtstreekse en onrechtstreekse beleggingen in schuldvorderingen.
Wat de onrechtstreekse beleggingen betreft, moeten alle deelfondsen in aanmerking worden genomen ongeacht (12):
- ze over een Europees paspoort beschikken,
- het eigen percentage van beleggingen in schuldvorderingen,
- of ze van het kapitalisatie type of het distributie type zijn.
(12) Een deelfonds dat uitsluitend investeert in aandelen valt de facto buiten het toepassingsgebied van art. 19bis, WIB 92.
17. Voor wat betreft de onrechtstreekse beleggingen in schuldvorderingen, meent de administratie dat het verantwoord is om een optelling te maken van de '19bis' inkomsten van elk deelfonds.
Het inkomen '19bis' wordt voor elk deelfonds bepaald volgens één van de twee voorgeschreven methodes. Bijgevolg moet er rekening worden gehouden met:
- de Belgische TIS, t.t.z. het belastbaar inkomen zoals bepaald overeenkomstig art. 19bis, § 1, vierde lid, WIB 92,
- of, bij ontstentenis, het forfaitair inkomen zoals bepaald overeenkomstig art. 19bis, § 2, WIB 92, (methode van de Asset Test die wordt toegepast voor het deelfonds).
Het is bijgevolg toegestaan om een verschillende methode te gebruiken in functie van de bijzondere situatie van elk deelfonds (mogelijkheid tot combinatie).
In principe zal er per deelfonds een vaste keuze zijn voor de ene of de andere methode.
18. Voor de bepaling van het werkelijk inkomen '19bis', gebeurt de berekening van de Belgische TIS lijn per lijn.
Wanneer het deelfonds de Belgische TIS berekent, wordt de bijdrage van dat deelfonds aan de Belgische TIS van het dakfonds bepaald door de Belgische TIS van het deelfonds te vermenigvuldigen met het aantal aandelen of rechten van deelneming van dat deelfonds dat door het dakfonds wordt aangehouden, om vervolgens dat resultaat te delen door het aantal aandelen of rechten van deelneming dat door het dakfonds is uitgegeven (volledige transparantie).
Voorbeeld:
Een fonds A investeert door 2 deelfondsen X en Y, waarvan de Belgische TIS respectievelijk gelijk is aan 500 en 900 euro.
In de veronderstelling dat A, die 120 aandelen heeft uitgegeven, 30 aandelen aanhoudt van X en 40 aandelen van Y, wordt de bijdrage van de deelfondsen aan de Belgische TIS van A als volgt bepaald:
(500 x 30) + (900 x 40) = (15.000 + 36.000) = 51.000 / 120 = 425 euro
Wanneer het deelfonds de Belgische TIS niet berekent, zijn de volgende principes van toepassing:
1) als het percentage beleggingen in schuldvorderingen van een deelfonds niet gekend is, wordt dat percentage geacht 100 % te bedragen voor wat betreft de bijdrage van dat deelfonds aan het inkomen '19bis' van het dakfonds.
2) als het inkomen '19bis' van een deelfonds op forfaitaire wijze wordt bepaald en op basis van de Asset Test bij ontstentenis (100 %), zal het eventuele negatieve resultaat dat wordt bekomen, op nul worden gebracht voor de bepaling van de bijdrage van dat deelfonds aan het inkomen '19bis' van het dakfonds. Die begrenzing is bijgevolg niet van toepassing op de deelfondsen:
- die hun werkelijk inkomen '19bis' berekenen (in toepassing van art. 19bis, § 1, vierde lid, WIB 92),
- waarvoor de Asset Test is bepaald (zie de nrs. 7 en 8 hiervoor).
19. Er wordt bovendien opgemerkt dat:
- de 'Europese TIS' (het gedeelte interesten zoals bepaald voor de toepassing van de Spaarrichtlijn) kan niet als referentie inkomen worden gebruikt in de plaats van de 'Belgische TIS' aangezien dat die begrippen niet overeenstemmen. Als de Belgische TIS van een deelfonds niet is bepaald, zal het gedeelte van dat deelfonds in het inkomen '19bis' op forfaitaire wijze worden berekend,
- de bepaling van de belastbare grondslag op forfaitaire wijze en het gevolg van een gebrek aan informatie over het percentage beleggingen in schuldvorderingen zijn dezelfde of het nu gaat om een ICB naar Belgisch of buitenlands recht.
Voorbeeld 2
20. Een dakfonds X houdt onrechtstreeks een portefeuille van beleggingen in schuldvorderingen aan via 4 deelfondsen A, B, C en D.
Volgens de beleggingspolitiek zoals die is opgenomen in de statuten, investeert D uitsluitend in aandelen. Er wordt bijgevolg geen rekening gehouden met die ICB voor de berekening van het inkomen '19bis' (buiten toepassingsgebied).
Het inkomen '19bis' zal overeenstemmen met het verschil tussen de Belgische TIS van het fonds X die is berekend op de datum dat de belegger uit het fonds stapt en de Belgische TIS die is bepaald op de datum dat die belegger in het fonds is gestapt.
NIW van X op 16.01.2020 : 400
NIW van X op 17.01.2020 : 468
Globaal resultaat op het niveau van X: (468 - 400) = 68
∆ Belgische TIS van X over de periode = 45 = (11 + 9 + 25 + 0)
(13) Zie nr. 18. De ICB A en B worden niet bedoeld door de begrenzing.
(14) Zie nr. 18, derde lid, 2.
Voorbeeld 3
21. Zelfde uitgangssituatie als in voorbeeld 2.
NIW van X op 16.01.2020: 400
NIW van X op 17.01.2020: 435
Globaal resultaat op het niveau van X: (435 - 400) = 35
∆ Belgische TIS van X over de periode = 21 = (3 + 18 + 0 + 0)
(15) Zie nr. 18. De ICB A en B worden niet bedoeld door de begrenzing.
(16) Zie nr. 18, derde lid, 2.
Voorbeeld 4
22. Zelfde uitgangssituatie als in voorbeeld 2.
NIW van X op 16.01.2020: 400
NIW van X op 17.01.2020: 434
Globaal resultaat op het niveau van X: (434 - 400) = 34
∆ Belgische TIS van X over de periode = 16 (-5 - 4 + 25 + 0)
(17) Zie nr. 18. De ICB A en B worden niet bedoeld door de begrenzing.
(18) Zie nr. 18, derde lid, 2.
Voorbeeld 5
23. Zelfde uitgangssituatie als in voorbeeld 2.
NIW van X op 16.01.2020 : 400
NIW van X op 17.01.2020 : 446
Globaal resultaat op het niveau van X: (446 - 400) = 46
∆ Belgische TIS van X over de periode = 21 (11 - 5 + 15 + 0)
(19) Zie nr. 18, tweede lid.
24. In voorkomend geval zal het dividend dat wordt uitgekeerd door een deelfonds in rekening worden gebracht op het niveau van het dakfonds voor het gedeelte van dat dividend dat uit schuldvorderingen bestaat.
Als het dividend voortkomt van een obligatiefonds dat volledig binnen het toepassingsgebied van art. 19bis, WIB 92, valt, zal het in zijn geheel worden beschouwd als een interest op het niveau van het dakfonds.
Als het dividend voortkomt van een aandelenfonds, zal het niet beschouwd worden als een interest zoals bedoeld in art. 19bis, WIB 92.
Als het dividend voortkomt van een gemengd fonds (obligaties/aandelen), zal het op het niveau van het dakfonds worden geventileerd in functie van zijn Asset Test (wanneer de Asset Test van het dakfonds niet is gekend, zal het volledige dividend geacht worden interest te zijn), of in voorkomend geval, volgens het aandeel inkomen '19bis' dat het werkelijk bevat (zie meer bepaald art. 321bis, WIB 92).
25. Er wordt vastgesteld dat de uitkering van een dividend uiteindelijk in principe geen invloed heeft op de Belgische TIS van het dakfonds, aangezien die uitkering de Belgische TIS en de NIW van het deelfonds verlaagt.
NAMENS DE MINISTER:
Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit,
Danny DELVAUX
Adviseur-generaal
Interne ref.: 713.684
Bron: Fisconetplus