De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 29/04/2022 de Circulaire 2022/C/44 over de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor sportbeoefenaars'.
Bespreking van de wijzigingen aangebracht door de programmawet van 27.12.2021 aan de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor sportbeoefenaars'.
Inhoudstafel
A. Wijzigingen aangebracht door de programmawet van 27.12.2021
A.1. Wijziging van het percentage van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor sportbeoefenaars
A.2. Verhoging van 50 % naar 55 % van de bestedingsverplichting die van toepassing is op de niet in de Schatkist gestorte bedrijfsvoorheffing die werd ingehouden op de bezoldigingen van sportbeoefenaars van 26 jaar en ouder
A.3. Verplichting voor de sportbeoefenaars om inzake de bezoldiging waarop de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing wordt toegepast, sportprestaties te leveren voor de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing
III. Programmawet van 27.12.2021 (BS 31.12.2021)
IV. Gecoördineerde wettekst
V. Koninklijk besluit van 16.02.2022 tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de vrijstelling van doorstorten van bedrijfsvoorheffing als bedoeld in artikel 2756 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (BS 11.03.2022)
1. De programmawet van 27.12.2021 (BS 31.12.2021) (hierna PW 27.12.2021) heeft een aantal wijzigingen inzake de fiscale voordelen voor sportbeoefenaars en sportclubs doorgevoerd.
2. Voormelde PW 27.12.2021 heeft onder andere een aantal wijzigingen en verduidelijkingen aan de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor sportbeoefenaars bedoeld in artikel 2756, WIB 2' aangebracht.
3. Enerzijds heeft artikel 2, PW 27.12.2021 volgende wijzigingen aan de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor sportbeoefenaars bedoeld in artikel 2756, WIB 92' aangebracht:
- Het percentage van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing dat 80 % bedroeg voor de bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 01.01.2008, wordt voortaan vastgelegd op 75 %. De delegatie aan de koning om dit percentage te wijzigen, wordt opgeheven.
- De bestedingsverplichting die van toepassing is op de niet in de Schatkist gestorte bedrijfsvoorheffing die werd ingehouden op de bezoldigingen van sportbeoefenaars van 26 jaar en ouder, en die 50 % bedroeg, wordt opgetrokken tot 55 %.
- De bezoldigingen van sportbeoefenaars komen vanaf nu slechts in aanmerking voor de steunmaatregel in de mate dat de sportbeoefenaars aan wie deze bezoldigingen zijn betaald of toegekend, sportprestaties hebben geleverd voor de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing zelf (over het algemeen de werkgever) gedurende de periode waarop de vrijstelling betrekking heeft.
4. Anderzijds bevestigt voormeld artikel 2, PW 27.12.2021 op expliciete wijze de praktijk dat opdat de steunmaatregel toepassing kan vinden, de bedrijfsvoorheffing daadwerkelijk volledig moet zijn ingehouden op de betrokken bezoldigingen.
6. Voor de wijziging door artikel 2, a) van de PW 27.12.2021, legde artikel 2756, eerste lid, WIB 92 het percentage van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor sportbeoefenaars vast op 70 %.
7. Krachtens artikel 2756, zesde lid, WIB 92 kon dit percentage evenwel door de Koning gewijzigd worden op voorwaarde dat het zou liggen tussen 60 % en 80 %.
8. In uitvoering van deze delegatie, heeft artikel 951, KB/WIB 92, het percentage van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing uiteindelijk vastgelegd op 80 %.
9. Artikel 2, PW 27.12.2021 heft deze delegatie aan de Koning op (artikel 2, e), PW, 27.12.2021) en legt vanaf nu het percentage van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing vast op 75 % (artikel 2, a), PW 27.12.2021).
10. Voor de wijziging door artikel 2, c), PW 27.12.2021, onderwierp artikel 2756, tweede lid, WIB 92 deze vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing aan de voorwaarde dat uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd, 50 % van deze vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing wordt besteed aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars die de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben bereikt op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de vrijstelling wordt gevraagd.
11. Dat percentage wordt vanaf nu opgetrokken tot 55 %.
12. Artikel 2, d), PW 27.12.2021 voorziet in een beperking om misbruik inzake detachering tegen te gaan. Zie in dit verband de parlementaire vraag nr. 635 van dhr. Matheï d.d. 17.09.2021, Bulletin vragen en antwoorden, Kamer, zitting 2020-2021, n° 55-068, p. 159.
13. Bijgevolg komen voortaan enkel de bezoldigingen van sportbeoefenaars in aanmerking voor de toepassing van deze steunmaatregel in de mate dat deze sportbeoefenaars aan wie deze bezoldigingen zijn betaald of toegekend, sportprestaties hebben geleverd voor de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing zelf (doorgaans de werkgever) gedurende de periode waarop de vrijstelling betrekking heeft.
14. Indien de sportbeoefenaar wordt gedetacheerd naar een andere sportclub, komt de bedrijfsvoorheffing die werd ingehouden op de door de sportbeoefenaar ontvangen bezoldigingen die verband houden met deze detachering niet meer in aanmerking voor de toepassing van deze steunmaatregel.
15. Punt VI van bijlage IIIter, KB/WIB 92 werd aangevuld en de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing moeten voortaan ook het bewijs ter beschikking van de administratie houden dat gedurende de periode waarop de vrijstelling betrekking heeft, de sportbeoefenaars aan wie die bezoldigingen werden betaald of toegekend, sportprestaties hebben geleverd voor de voormelde schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing.
16. Deze wijzigingen zijn van toepassing op de bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 01.01.2022.
Afdeling 1 - Hervorming van fiscale voordelen voor sportbeoefenaars en sportclubs
Onderafdeling 1 - Hervorming van de bedrijfsvoorheffing
Artikel 2
In artikel 2756 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 4 mei 2007 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 februari 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in het eerste lid worden de woorden “70 pct.” vervangen door de woorden “75 pct.”;
b) het eerste lid wordt aangevuld met de woorden “, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen wordt ingehouden.”;
c) in het tweede lid worden de woorden “de helft van deze vrijstelling” vervangen door de woorden “55 pct. van deze vrijstelling”;
d) tussen het derde en het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
“De in het eerste en tweede lid bedoelde bezoldigingen komen enkel in aanmerking in de mate dat gedurende de periode waarop de vrijstelling betrekking heeft, de sportbeoefenaars aan wie deze bezoldigingen werden betaald of toegekend sportprestaties hebben geleverd voor de in het eerste lid bedoelde schuldenaar.”;
e) het zesde lid wordt opgeheven.
Artikel 3
Artikel 951, tweede lid, van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 2007, wordt opgeheven.
Artikel 12
…
De artikelen 2 en 3 zijn van toepassing op de bezoldigingen die vanaf 1 januari 2022 worden betaald of toegekend.
…
Artikel 2756, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92)
De schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing bedoeld in artikel 270, eerste lid, 1°, die bezoldigingen als bedoeld in artikel 30, 1°, betalen of toekennen aan sportbeoefenaars die op 1 januari van het jaar dat volgt op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd, niet de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt, worden ervan vrijgesteld 75 % van die bedrijfsvoorheffing in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen wordt ingehouden.
De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bedoeld in het eerste lid wordt eveneens toegekend wanneer ze bezoldigingen als bedoeld in artikel 30, 1°, betalen of toekennen aan niet in het eerste lid bedoelde sportbeoefenaars, op voorwaarde dat uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd, 55 % van deze vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt besteed aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars die de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben bereikt op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de vrijstelling wordt gevraagd.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt verstaan onder bedragen besteed aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars, de bezoldiging van personen belast met de opleiding, begeleiding of ondersteuning van deze jonge sportbeoefenaars in hun sportbeoefening en de bezoldiging van de jonge sportbeoefenaars. De bezoldiging van jonge sportbeoefenaars omvat de betaalde of toegekende bezoldiging tot maximaal van het achtvoud van het bedrag bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars en de ermee verband houdende kosten bedoeld in artikel 52, 3°.
De in het eerste en tweede lid bedoelde bezoldigingen komen enkel in aanmerking in de mate dat gedurende de periode waarop de vrijstelling betrekking heeft, de sportbeoefenaars aan wie deze bezoldigingen werden betaald of toegekend sportprestaties hebben geleverd voor de in het eerste lid bedoelde schuldenaar.
Bij het verstrijken van de voormelde termijn, moeten de niet overeenkomstig het tweede en derde lid bestede bedragen in de Schatkist worden gestort, verhoogd met nalatigheidsinteresten berekend overeenkomstig artikel 414.
Om de in het eerste en tweede lid bedoelde vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing te verkrijgen, moet de schuldenaar het bewijs dat de sportbeoefenaar in hoofde van wie de vrijstelling wordt gevraagd, beantwoordt aan de voorwaarden tijdens de hele periode waarop de vrijstelling betrekking heeft en dat de bedragen werkelijk overeenkomstig het tweede en derde lid werden besteed, ter beschikking houden van de Federale Overheidsdienst Financiën. De Koning bepaalt de nadere regels voor het leveren van dit bewijs.
(...)
Dit artikel is eveneens van toepassing op de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing bedoeld in artikel 270, eerste lid, 3°, die bezoldigingen als bedoeld in artikel 232, eerste lid, 2°, c, rechtstreeks betalen of toekennen aan sportbeoefenaars.
Artikel 1
In artikel 952, § 3, c, 8°, van het KB/WIB 92, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 juni 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 juli 2009, worden de woorden “80 pct.” vervangen door de woorden “75 pct.”.
Artikel 2
In bijlage IIIter van hetzelfde besluit, worden in punt VI., ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 juni 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 juli 2009, de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de bepaling onder 1° wordt aangevuld met een vijfde streepje, luidende:
“- het bewijs dat gedurende de periode waarop de vrijstelling betrekking heeft, de sportbeoefenaars aan wie die bezoldigingen werden betaald of toegekend, sportprestaties hebben geleverd voor de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing.”;
b) in de bepaling onder 2° wordt tussen het vierde en het vijfde streepje, een nieuw streepje ingevoegd, luidende:
“- het bewijs dat gedurende de periode waarop de vrijstelling betrekking heeft, de sportbeoefenaars aan wie die bezoldigingen werden betaald of toegekend, sportprestaties hebben geleverd voor de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing;”;
c) in de bepaling onder 2°, worden in het vroegere vijfde streepje, dat het zesde streepje wordt, de woorden “de helft” vervangen door de woorden “55 pct.”.
Artikel 3
Dit besluit is van toepassing op de bezoldigingen die vanaf 1 januari 2022 worden betaald of toegekend.
Artikel 4
De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Interne ref.: 732.093
Bron: Fisconetplus