De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 06/05/2022 de Circulaire 2022/C/47 over de regeling houdende invoering van een bijzonder belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen en ingekomen onderzoekers.
Commentaar op de programmawet van 27.12.2021 over de regeling houdende invoering van een bijzonder belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen en ingekomen onderzoekers.
BIJLAGEN: 4
I. Inleiding
II. Bijzonder belastingstel voor de ingekomen belastingplichtigen (BBIB)
A. Principe
B. Ingekomen belastingplichtige
1. Rechtstreekse aanwerving in het buitenland
2. Terbeschikkingstelling binnen een multi-nationale groep
1. Algemeen
2. Situatie van de ingekomen belastingplichtige
2.1. Beoordelingsperiode van 60 maanden
2.2. Geen rijksinwoner zijn geweest
2.3. Niet gewoond hebben binnen een afstand van 150 kilometer van de Belgische grens
2.4. Niet onderworpen zijn geweest aan de BNI/nat.pers. voor beroepsinkomsten in België
3. Minimale bezoldigingsdrempel
3.1. Algemeen
3.2. Moment van beoordeling
3.3. In aanmerking te nemen bezoldiging
3.4. Pro rata van de minimale bezoldigingsdrempel
3.5. Indexering van de minimale bezoldigingsdrempel
4. Akkoord van de administratie
D. Eigen kosten van de werkgever
1. Algemeen
2. Terugkerende uitgaven
2.1. Algemeen
2.2. Beoogde uitgaven
2.3. Begrenzing
3. Andere uitgaven die rechtstreeks voortkomen uit de tewerkstelling in België
3.1. Algemeen
3.2. Kosten uit de verhuis naar België
3.3. Kosten met betrekking tot de inrichting van de woning
3.4. Schoolgeld voor de kinderen
3.5. Bewijs
4. Eigen kosten van de werkgever die niet voortkomen uit de tewerkstelling in België
E. Duur van het BBIB
F. Aanvraag BBIB
1. Nieuwe aanvraag BBIB
2. Aanvraag verlenging BBIB
3. Aan de aanvraag BBIB toe te voegen bijlage
4. Beslissing van de administratie
G. Nominatieve lijst
H. Wijziging van werkgever of vennootschap
I. BBIB bij niet-rijksinwoners
J. Beëindiging van het BBIB
K. Inwerkingtreding
L. Optie voor het BBIB
III. Bijzonder belastingstelsel voor de ingekomen onderzoekers (BBIO)
A. Principe
B. Onderzoeker
C. Ingekomen onderzoeker
1. Rechtstreekse aanwerving in het buitenland
2. Terbeschikkingstelling binnen een multinationale groep
1. Algemeen
2. Situatie van de ingekomen onderzoeker
2.1. Beoordelingsperiode van 60 maanden
2.2. Geen rijksinwoner zijn geweest
2.3. Niet gewoond hebben binnen een afstand van 150 kilometer van de Belgische grens
2.4. Niet onderworpen zijn geweest aan de BNI/nat.pers. voor beroepsinkomsten in België
3. Akkoord van de administratie
E. Eigen kosten van de werkgever
1. Algemeen
2. Terugkerende uitgaven
2.1. Algemeen
2.2. Beoogde uitgaven
2.3. Begrenzing
3. Andere uitgaven die rechtstreeks voortkomen uit de tewerkstelling in België
3.1. Algemeen
3.2. Kosten uit de verhuis naar België
3.3. Kosten met betrekking tot de inrichting van de woning
3.4. Schoolgeld voor de kinderen
3.5. Bewijs
4. Eigen kosten van de werkgever die niet voortkomen uit de tewerkstelling in België
F. Duur van het BBIO
G. Aanvraag BBIO
1. Nieuwe aanvraag BBIO
2. Aanvraag verlenging BBIO
3. Aan de aanvraag BBIO toe te voegen bijlage
4. Beslissing van de administratie
H. Nominatieve lijst
I. Wijziging van werkgever
J. BBIO bij niet-rijksinwoners
K. Beëindiging van het stelsel
L. Inwerkingtreding
M. Optie voor het BBIO
IV. Wetgeving
V. Programmawet van 27.12.2021 over de regeling houdende invoering van een bijzonder belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen en ingekomen onderzoekers
1. De programmawet van 27.12.2021 (verder W 27.12.2021) (1) voerde de volgende nieuwe belastingstelsels in:
- een bijzonder belastingstelsel voor de ingekomen belastingplichtigen (verder afgekort als BBIB)
- een bijzonder belastingstelsel voor de ingekomen onderzoekers (verder afgekort als BBIO).
(1) Art. 13 tot 16 van de programmawet van 27.12.2021 (BS 31.12.2021, 1ste editie – Numac: 2021043625).
2. Deze circulaire bespreekt die nieuwe belastingstelsels, welke in werking treden op 01.01.2022 en van toepassing zijn op de in aanmerking komende inkomende belastingplichtigen en inkomende onderzoekers die in dienst treden in België vanaf 01.01.2022 (2).
(2) Art. 17, W 27.12.2021.
Deze circulaire bespreekt ook de keuzemogelijkheid die wordt voorzien voor belastingplichtigen die zich op 01.01.2022 sinds maximum 5 jaar in een situatie bevinden van ingekomen belastingplichtige of onderzoeker (3).
(3) Art. 18 en 19, W 27.12.2021.
3. De nieuwe belastingstelsels:
- hebben principieel tot doel gekwalificeerd personeel vanuit het buitenland naar België aan te trekken
- zijn gestoeld op het begrip 'eigen kosten van de werkgever' die specifiek zijn voor ingekomen belastingplichtigen en onderzoekers, met een (gedeeltelijk) forfaitaire berekening die moet zorgen voor een administratieve eenvoud
- zijn beperkt in de tijd, wat zorgt voor een grotere transparantie en voorspelbaarheid voor de werkgever en de begunstigde
- zijn in principe van toepassing in de personenbelasting, behalve wanneer de ingekomen belastingplichtigen en ingekomen onderzoekers zelfs na hun aankomst in België hun fiscale woonplaats in hun woonstaat hebben behouden en in België worden aangemerkt als niet-rijksinwoner.
4. Het invoeren van de nieuwe stelsels in het WIB 92, valt samen met het uitdoven van het bijzondere aanslagstelsel voor sommige buitenlandse kaderleden (hierna 'het oude belastingstelsel') (4).
(4) Circulaire nr. Ci.RH.624/325.294 van 08.08.1983.
5. De circulaire 2022/C/9 (5) heft het oude belastingstelsel op en voorziet in een overgangsregeling voor buitenlandse kaderleden die vóór 01.01.2022 in België in dienst zijn getreden en genoten van het oude belastingstelsel.
(5) Circulaire 2022/C/9 van 21.01.2022.
6. In hoofde van ingekomen belastingplichtigen die bezoldigingen van werknemers of bezoldigingen van bedrijfsleiders verkrijgen, wordt het ten laste nemen van bepaalde kosten door de werkgever of de vennootschap beschouwd als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever binnen de voorwaarden en binnen de grenzen van artikel 32/1, WIB 92 (6).
(6) Artikel 32/1, § 1, eerste lid, WIB 92.
7. Voor de toepassing van het BBIB wordt onder bedrijfsleider verstaan:
- een natuurlijke persoon die een mandaat of soortgelijke functies zoals bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1°, WIB 92, uitoefent en belast is met het dagelijks bestuur van de onderneming
of
- in de onderneming een functie of werkzaamheid als bedoeld in artikel 32, eerste lid, 2° WIB 92, uitoefent,
uitgezonderd
een natuurlijke persoon die een dergelijk mandaat, functie of werkzaamheid uitoefent:
- in de eigen onderneming waarvan hij oprichter of medeoprichter is
of
- waarin hij aandelen bezit die 30 % of meer van het kapitaal van die vennootschap vertegenwoordigen (7).
(7) Art. 32/1, § 1, derde lid, WIB 92.
8. Het BBIB zal wel enkel kunnen worden toegepast door bedrijfsleiders die betrokken zijn bij de dagelijkse leiding van de onderneming.
9. Bestuurders die uitsluitend deel uitmaken van een raad van toezicht bv. komen niet in aanmerking voor het stelsel.
Hetzelfde geldt voor bedrijfsleiders die de onderneming hebben opgericht of een groot deel van het aandelenpakket van een onderneming in handen hebben.
Er is geen bijzonder stelsel nodig om hun aanstelling of ter beschikking stelling te faciliteren.
10. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen werknemers of bedrijfsleiders die:
- rechtstreeks worden aangeworven in het buitenland
- ter beschikking worden gesteld binnen een multinationale groep.
11. Voor de toepassing van het BBIB wordt onder ingekomen belastingplichtige verstaan de werknemer of bedrijfsleider die
- rechtstreeks wordt aangeworven in het buitenland door
* een binnenlandse vennootschap (8)
* een Belgische inrichting (9) van een buitenlandse vennootschap of
* een in artikel 1:6, § 2, van het Wetboek van de vennootschappen en verenigingen bedoelde vereniging met rechtspersoonlijkheid (10),
- teneinde er een in België belastbare bezoldigde activiteit uit te oefenen (11).
(8) Als bedoeld in art. 2, § 1, 5°, b, WIB 92.
(9) Als bedoeld in art. 229, WIB 92.
(10) Worden bedoeld:
- de vereniging zonder winstoogmerk, afgekort VZW
- de internationale vereniging zonder winstoogmerk, afgekort IVZW.
(11) Art. 32/1, § 2, eerste lid, 1°, WIB 92.
12. De uitdrukking 'rechtstreeks in het buitenland aangeworven' heeft tot doel dat het BBIB wordt toegepast wanneer er een werkrelatie ontstaat tussen
- een belastingplichtige die in het buitenland woont
en
- de werkgever of de vennootschap in België.
13. Het bestaan van de werkrelatie moet juridisch kunnen worden aangetoond:
- voor werknemers:
* aan de hand van een met de Belgische werkgever gesloten arbeidsovereenkomst
- voor bedrijfsleiders:
* aan de hand van een mandaat van bestuurder, vereffenaar of van een gelijkaardige functie, dat door de Belgische vennootschap aan de bedrijfsleider is gegeven of
* aan de hand van een opdracht tot het vervullen van een leidende functie of een leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard.
14. Het feit dat die werkrelatie tot stand komt door tussenkomst van een derde (bijvoorbeeld, een headhunter) heeft geen belang.
15. Voor de toepassing van het BBIB wordt naast de rechtstreekse aanwerving in het buitenland onder ingekomen belastingplichtige ook verstaan de werknemer of bedrijfsleider die:
- door een buitenlandse onderneming die deel uitmaakt van een multinationale groep
- ter beschikking wordt gesteld van
* één of meer binnenlandse vennootschappen (12)
* één of meer Belgische inrichtingen (13) van een buitenlandse vennootschap die tot dezelfde multinationale groep behoort, of
* van een in artikel 1:6, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde vereniging met rechtspersoonlijkheid (14),
- teneinde er een in België belastbare bezoldigde activiteit uit te oefenen (15).
(12) Als bedoeld in art. 2, § 1, 5°, b, WIB 92.
(13) Als bedoeld in art. 229, WIB 92.
(14) Worden bedoeld:
- de vereniging zonder winstoogmerk, afgekort VZW
- de internationale vereniging zonder winstoogmerk, afgekort IVZW.
(15) Art. 32/1, § 2, eerste lid, 2°, WIB 92.
16. Onder 'multinationale groep' wordt voor de toepassing van het BBIB elke groep verstaan die:
- twee of meer ondernemingen omvat die inwoner zijn van verschillende rechtsgebieden, of
- een onderneming omvat die inwoner is van het ene rechtsgebied en in een ander rechtsgebied aan belasting onderworpen is ter zake van de werkzaamheden die met behulp van een Belgische of buitenlandse inrichting worden uitgeoefend (16).
(16) Art. 32/1, § 2, tweede lid, WIB 92.
17. De terbeschikkingstelling zal moeten aangetoond worden (bv. door de aanpassing van de arbeidsovereenkomst).
18. Het BBIB geldt voor ingekomen belastingplichtigen.
Bovendien dienen de volgende voorwaarden cumulatief te worden vervuld in hoofde van de ingekomen belastingplichtige:
1° in de loop van 60 maanden voorafgaand aan de indiensttreding in België,
- geen rijksinwoner zijn geweest
- noch gewoond hebben binnen een afstand van 150 kilometer van de grens
- noch onderworpen zijn geweest aan de belasting van niet-inwoners (natuurlijke personen) (BNI/nat.pers.) voor beroepsinkomsten in België
2° van de werkgever of vennootschap (17), een bezoldiging ontvangen voor de in België geleverde prestaties die meer bedraagt dan 75.000 euro per kalenderjaar
3° het akkoord verkrijgen van de administratie in het kader van de bij art. 32/1, § 8, WIB 92, bepaalde procedure (18).
(17) Als bedoeld in art. 32/1, § 2, eerste lid, 1° of 2°, WIB 92.
(18) Art. 32/1, § 3, eerste lid, WIB 92.
19. Het BBIB stelt geen enkele voorwaarde op het vlak van:
- het opleidingsniveau
Er is dus geen diplomavereiste.
- de nationaliteit
De ingekomen belastingplichtige kan de Belgische, buitenlandse of de dubbele nationaliteit hebben.
- het tijdelijk karakter van de tewerkstelling in België.
De toepassing van het BBIB is immers beperkt in de tijd.
20. De eerste voorwaarde verwijst naar de voorwaarden met betrekking tot de situatie van de ingekomen belastingplichtige, welke wordt beoordeeld in de loop van een periode van 60 maanden voorafgaand aan de indiensttreding in België.
21. Deze methode, gebaseerd op een referentieperiode uitgedrukt in aantal maanden, laat toe dat alle belastingplichtigen die kandidaat zijn voor het BBIB op dezelfde wijze worden behandeld, ongeacht of ze hun functie in België opnemen in het begin of op het einde van een jaar.
22. Voorbeeld
Een belastingplichtige neemt zijn functie op in België:
- op 01.02.2022
De referentieperiode is: van 01.02.2017 tot 31.01.2022.
- op 15.10.2022
De referentieperiode is: van 15.10.2017 tot 14.10.2022.
23. De belastingplichtige mag tijdens de referentieperiode geen rijksinwoner (19) zijn geweest.
(19) In de zin van art. 2, § 1, 1°, WIB 92.
24. Deze regel is hoofdzakelijk gerechtvaardigd door de bijzondere geografische ligging van België, dat een klein en ingesloten land is, wat zou kunnen leiden tot misbruik.
Zo heeft de kilometergrens bijvoorbeeld tot doel te vermijden dat een inwoner van Rijsel zou kunnen genieten van het BBIB voor een tewerkstelling in Kortrijk. Een soortgelijke kilometerregel is van toepassing in Luxemburg en in Nederland.
25. Voorbeeld
Mevrouw B is sinds 01.01.2010 een inwoner van Duitsland.
Zij woonde:
- van 01.01.2010 tot 30.09.2017
in Berlijn
- van 01.10.2017 tot 30.06.2019
in Aken
- vanaf 01.07.2019
in München.
Op 01.04.2022 treedt zij in België in dienst bij een Belgische vennootschap.
Mevrouw B woonde tijdens de referentieperiode op minder dan 150 km van de Belgische grens. Het BBIB kan niet van toepassing zijn, ook al had zij tijdens de volledige referentieperiode (van 01.04.2017 tot 31.03.2022) de hoedanigheid van niet-rijksinwoner.
26. De ingekomen belastingplichtige mag tijdens de referentieperiode niet onderworpen geweest zijn aan de BNI/nat.pers. voor beroepsinkomsten in België.
27. Alleen de aan de BNI/nat.pers. onderworpen beroepsinkomsten vormen een belemmering.
28. Vormen dus bijvoorbeeld geen belemmering:
- aan de BNI/nat.pers. onderworpen inkomsten die niet de aard van beroepsinkomsten hebben (bvb. onroerende inkomsten)
- niet aan de BNI/nat.pers. onderworpen beroepsinkomsten (bv. beroepsinkomsten die niet in België werden behaald of verkregen)
- door de partner verkregen of behaalde beroepsinkomsten (bv. uit hoofde van een tewerkstelling in België).
29. Voorbeeld
De heer C woont sinds 01.10.2005 in Amsterdam en is een inwoner van Nederland.
Hij heeft tijdens de referentieperiode geen in de BNI/nat.pers. belastbare beroepsinkomsten in België behaald of verkregen, maar verhuurt verschillende in België gelegen onroerende goederen waarvan hij eigenaar is.
De heer C is voor die onroerende inkomsten onderworpen aan de BNI/nat.pers.
Het BBIB kan van toepassing zijn, mits aan alle overige voorwaarden is voldaan.
30. De ingekomen belastingplichtige moet van de werkgever of vennootschap (20) een bezoldiging ontvangen voor de in België geleverde prestaties die meer bedraagt dan 75.000 euro per kalenderjaar (21).
(20) Als bedoeld in artikel 32/1, § 2, eerste lid, 1° of 2°, WIB 92.
(21) Art. 32/1, § 3, eerste lid, 2°, WIB 92.
31. De minimale bezoldigingsdrempel wordt beoordeeld:
- op het moment van de indiening van de aanvraag tot het genieten van het BBIB (22)
en
- gedurende de volledige toepassingsperiode van het BBIB (23)
Het is in de praktijk evenwel niet altijd mogelijk om bij het begin van het belastbare tijdperk met zekerheid te bepalen of de drempel voor het lopende jaar zal worden bereikt.
Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de drempel niet effectief wordt bereikt bij wijziging van het arbeidsregime.
Bijgevolg moet de drempelvoorwaarde in elk geval beoordeeld worden na afloop van elk jaar dat het BBIB wordt toegepast.
(22) Art. 32/1, § 3, vijfde lid, WIB 92.
(23) De toepassing van het BBIB wordt beëindigd wanneer in de loop van de in art. 32/1, § 7, WIB 92, bedoelde periode niet langer is voldaan aan de in art. 32/1, § 2 of § 3, eerste lid, 2°, WIB 92, vermelde voorwaarden (art. 32/1, § 4, WIB 92).
32. Voorbeeld
Een werknemer is in België tewerkgesteld door een Belgische vennootschap. Hij ontvangt voor de in België geleverde prestaties een brutobezoldiging van 85.000 euro per kalenderjaar.
Vanaf juli 2024 werkt hij deeltijds.
De bezoldigingen voor zijn tewerkstelling in België zakken voor het jaar 2024 beneden de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro per kalenderjaar.
Artikel 32/1, § 3, derde en vierde lid, WIB 92, voorziet in welke gevallen de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro per jaar wordt geprorateerd (zie '3.4. Pro rata van de minimale bezoldigingsdrempel' hierna).
De wijziging van het arbeidsstelsel (van voltijdse tewerkstelling naar deeltijdse tewerkstelling) is geen stopzetting van de opdracht in België en valt ook niet onder de andere situaties waarvoor een pro rata is voorzien.
Een pro rata kan in dit voorbeeld dan ook niet worden toegepast.
Het BBIB wordt in het gegeven voorbeeld beëindigd, gezien niet langer is voldaan aan de in art. 32/1, § 3, eerste lid, 2°, WIB 92, bedoelde voorwaarde, namelijk de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro per kalenderjaar.
De normale regels van de personenbelasting of BNI/nat.pers. gelden vanaf 01.01.2024.
33. De bezoldiging die voor de minimale bezoldigingsdrempel in aanmerking wordt genomen, omvat
- de brutobezoldiging voor de in België geleverde prestaties, vóór aftrek van sociale zekerheidsbijdragen.
Worden evenwel niet in aanmerking genomen om te beoordelen of de minimale bezoldigingsdrempel is behaald:
- de opzeggingsvergoedingen,
- vergoedingen tot herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen en
- de bij toepassing van artikel 38, WIB 92, vrijgestelde bezoldigingen.
Ook de terugbetalingen van de in artikel 32/1, § 5, WIB 92, bedoelde terugkerende uitgaven zijn door de wet expliciet uitgesloten (zie punt D, 2. 'Terugkerende uitgaven', hierna) (24).
(24) Art. 32/1, § 3, tweede lid, WIB 92.
34. Op het moment van de indiening van de aanvraag wordt met voormelde brutobezoldiging voor de in België geleverde prestaties de jaarlijkse brutobezoldiging bedoeld die op het moment van de indiening van de aanvraag zeker en vaststaand is.
35. Bonussen en andere gratificaties waarvan men op dat ogenblik nog niet zeker is omdat bepaalde voorwaarden nog moeten worden vervuld (bijvoorbeeld het al dan niet halen van een target) kunnen op dat ogenblik niet in de jaarlijkse brutobezoldiging worden opgenomen.
36.Een bonus of andere gratificatie waarvan het zeker is dat die wordt toegekend en waaraan dus geen toekomstige voorwaarde is gekoppeld, komt wel in aanmerking (zie ook voorbeeld hierna).
37. Daarna wordt de minimale bezoldigingsdrempel getoetst aan de werkelijk verkregen brutobezoldiging voor de geleverde prestaties in België (met inbegrip van de werkelijk verkregen bonussen en gratificaties).
38. De beoordeling gebeurt in elk geval na afloop van elk jaar dat het BBIB wordt toegepast (zie ook nr. 31).
39. Voorbeeld
Een in het buitenland aangeworven werknemer heeft jaarlijks recht op de volgende vergoedingen (alle vergoedingen hebben betrekking op de in België geleverde prestaties):
Vergoedingen | Bedragen |
Basisloon (vóór inhouding van sociale bijdragen) | 5.000 euro/maand of |
Dubbel vakantiegeld (vóór inhouding van sociale bijdragen) | 4.600 euro |
Eindejaarspremie die niet afhankelijk wordt gesteld van toekomstige gebeurtenissen (vóór inhouding van sociale bijdragen) | 5.000 euro |
Bonus CAO 90 (als bedoeld in art. 38, § 1, eerste lid, 24°, WIB 92) | 2.000 euro |
VAA bedrijfswagen (vóór inhouding van sociale bijdragen) | 2.500 euro (op jaarbasis) |
Tussenkomst werkgever in maaltijdcheques (als bedoeld in art. 38, § 1, eerste lid, 25°, WIB 92) | 1.520 euro (op jaarbasis) |
Eco-cheques (als bedoeld in art. 38, § 1, eerste lid, 25°, WIB 92) | 250 euro (op jaarbasis) |
Werkgeversbijdrage aanvullend pensioen (als bedoeld in art. 38, § 1, eerste lid, 18°, WIB 92) | 3.000 euro (op jaarbasis) |
Prestatiebonus die varieert in functie van het jaarloon (vóór inhouding van sociale bijdragen) | 3.000 euro tot 15.000 euro |
De bezoldigingen die in aanmerking worden genomen voor de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro per jaar:
- 60.000 euro bruto basisloon
- 4.600 euro bruto vakantiegeld
- 5.000 euro bruto eindejaarspremie
- 2.500 euro VAA bedrijfswagen
- 3.000 tot 15.000 euro bruto prestatiebonus (*)
zijnde in totaal 75.100 euro (indien rekening wordt gehouden met een minimale prestatiebonus van 3.000 euro).
(*) In de veronderstelling dat de bruto prestatiebonus zou variëren tussen 0 euro tot 15.000 euro, kan op het moment van de aanvraag van het BBIB geen rekening worden gehouden met de prestatiebonus voor het bepalen van de grens van meer dan 75.000 euro per jaar. De prestatiebonus is op dat moment geenszins verworven en afhankelijk van toekomstige gebeurtenissen. In die veronderstelling wordt de minimale bezoldigingsdrempel niet bereikt. Het statuut BBIB kan dan niet worden toegekend.
De eventuele terugbetalingen van kosten eigen aan de werkgever worden buiten beschouwing gelaten.
40. Salary split (gesplitste bezoldiging voor werknemers die in meerdere landen werken voor dezelfde werkgever).
De minimale bezoldigingsdrempel slaat op de bezoldiging voor de in België geleverde prestaties.
Voor een ingekomen belastingplichtige met een salary split moet de drempelvoorwaarde worden beoordeeld door enkel rekening te houden met de bezoldigingen voor de in België geleverde prestaties.
41. Voorbeeld
Een ingekomen belastingplichtige wordt rechtstreeks tewerkgesteld bij een Belgische vennootschap, met het doel om zowel een in België belastbare (60 %) als een in het buitenland belastbare (40 %) bezoldigde activiteit uit te oefenen.
Voor de beoordeling van de minimumdrempel wordt enkel rekening gehouden met de bezoldigingen voor de in België geleverde prestaties.
Bij de aanvraag zal voor de beoordeling in principe rekening gehouden worden met de contractueel voorziene splitsing, die vervolgens jaarlijks aan de hand van de werkelijk in België geleverde prestaties moet worden getoetst.
Aankomst in België, vertrek uit België, einde van het BBIB
42. Voor het jaar:
- van aankomst in België
- van vertrek uit België
- jaar waarin het BIBB einde neemt (door stopzetting van de opdracht van de belastingplichtige in België of door het bereiken van de maximumperiode (25))
wordt de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro per kalenderjaar pro rata berekend op basis van het aantal dagen dat de arbeidsverhouding in België dat jaar heeft bestaan en aan de voorwaarden voor de toepassing van het BBIB is voldaan (26).
(25) Als bedoeld in art. 32/1, § 7, WIB 92.
(26) Art. 32/1, § 3, derde lid, WIB 92.
43. Voorbeeld
Een in het buitenland aangeworven werknemer wordt vanaf 01.05.2022 in België tewerkgesteld door een Belgische vennootschap.
De minimale bezoldigingsdrempel voor het kalenderjaar 2022 bedraagt:
75.000 euro * 245 dagen /365 dagen = 50.342,47 euro.
Onderbreking van de werkzaamheid, zonder doorbetaling van de bezoldiging
44. In het geval dat de ingekomen belastingplichtige zijn werkzaamheid moet onderbreken en zijn bezoldiging niet wordt doorbetaald, wordt de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro pro rata berekend op basis van het aantal dagen waarop de ingekomen belastingplichtige zijn beroepswerkzaamheid wel kon uitoefenen (27).
(27) Art. 32/1, § 3, vierde lid, WIB 92.
45. Voorbeeld
Een in het buitenland aangeworven werkneemster heeft 15 weken moederschapsverlof, zijnde 105 dagen, opgenomen.
De werkgever betaalt de bezoldiging tijdens deze periode niet door.
Het aantal dagen waarop de werkneemster haar beroepswerkzaamheid in België wel kon uitoefenen bedraagt 260 dagen.
De minimale bezoldigingsdrempel wordt in dit geval als volgt berekend:
75.000 euro * 260 dagen / 365 dagen = 53.424,65 euro.
46. De koning kan de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro om de drie jaar en voor het eerst voor het inkomstenjaar 2024 aanpassen aan de stijging van de afgevlakte gezondheidsindex (28).
Hiertoe wordt het in artikel 32/1, § 3, eerste lid, 2°, WIB 92, vermelde bedrag vermenigvuldigd met het cijfer van de afgevlakte gezondheidsindex voor de maand september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor het nieuwe bedrag voor het eerst van toepassing zal zijn en gedeeld door het cijfer van de afgevlakte gezondheidsindex voor de maand september 2020 (107,85).
Het aldus bekomen bedrag wordt afgerond tot het hogere of lagere honderdtal naargelang het cijfer van de tientallen al dan niet 5 bereikt (29).
(28) Zoals bedoeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24.12.1993 ter uitvoering van de wet van 06.01.1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30.03.1994 houdende sociale bepalingen.
(29) Art. 32/1, § 3, zesde lid, WIB 92.
47. De werkgever of vennootschap moet een aanvraag BBIB indienen.
Het BBIB kan slechts van toepassing zijn wanneer voor die aanvraag een akkoord van de administratie is verkregen (30).
(30) Art. 32/1, § 3, eerste lid, 3°, WIB 92.
48. Voor de toepassing van het BBIB wordt onder 'eigen kosten van de werkgever' verstaan:
- in het geval van een werknemer:
de eigen kosten van de werkgever
- in het geval van een bedrijfsleider:
de eigen kosten van de vennootschap waarbinnen een mandaat of soortgelijke functies worden uitgeoefend (31).
(31) Art. 32/1, § 1, tweede lid, WIB 92.
49. Binnen het BBIB kunnen volgende uitgaven worden aangemerkt als terugbetalingen van eigen kosten van de werkgever (32):
- het ten laste nemen van
* eenmalige kosten naar aanleiding van de verhuis
* de inrichtingskosten van de woning in België en
* het schoolgeld in België voor de kinderen van de ingekomen belastingplichtige of van zijn partner
en
- het ten laste nemen van alle andere terugkerende uitgaven die rechtstreeks voortkomen uit de tewerkstelling in België (hierna 'terugkerende uitgaven').
(32) Art. 32/1, § 5 en § 6, WIB 92.
50. Het ten laste nemen, bovenop de bezoldiging, door de werkgever of de vennootschap, hetzij rechtstreeks, hetzij onder de vorm van specifieke terugbetalingen, van terugkerende uitgaven die rechtstreeks voortkomen uit de ter beschikking stelling of de tewerkstelling in België, wordt aangemerkt als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever tot een bedrag van 30 % van de in artikel 32/1, § 3, tweede lid, WIB 92, omschreven bezoldiging (33).
(33) Art. 32/1, § 5, eerste lid, WIB 92.
51. Beoogd zijn alle door de werkgever of de vennootschap ten laste genomen regelmatig terugkerende uitgaven die rechtstreeks voortkomen uit de ter beschikkingstelling of tewerkstelling in België, met uitzondering van het schoolgeld in België voor de kinderen van de ingekomen belastingplichtige of van zijn partner. Deze laatste kosten zijn beoogd in artikel 32/1, § 6, WIB 92.
52. De aldus bedoelde regelmatig terugkerende uitgaven omvatten (niet-limitatieve opsomming):
- de bijkomende kosten verbonden aan de huisvesting in België ten opzichte van het land van herkomst
- de bijkomende kosten verbonden aan de levensduurte in België ten opzichte van het land van herkomst
- de kosten van privéreizen naar het land van herkomst voor de ingekomen belastingplichtige, zijn partner en de kinderen van zijn gezin
- de kosten verbonden aan de verplaatsing naar het land van herkomst ter gelegenheid van de geboorte, het huwelijk of het overlijden van een familielid van de ingekomen belastingplichtige of van zijn partner.
53. Het maximumbedrag bedraagt 30 % van de in art. 32/1, § 3, tweede lid, WIB 92, omschreven bezoldiging.
Voor de bespreking van de betrokken bezoldigingen wordt verwezen naar nrs. 33-41.
54. Voorbeeld
In het voorbeeld onder nr. 39 neemt de werkgever 20.000 euro als terugkerende uitgaven die rechtstreeks voortkomen uit de tewerkstelling in België ten laste.
Het maximumbedrag bedraagt 22.530 euro (75.100 euro x 30 %).
De ten laste genomen terugkerende uitgaven worden als eigen kosten van de werkgever beschouwd.
55. De afspraak om dergelijke kosten te vergoeden door de werkgever of de vennootschap wordt contractueel vastgelegd.
Dat betekent concreet dat er een terugbetaling van die kosten moet zijn bovenop de afgesproken brutobezoldiging.
Het is bijgevolg niet mogelijk om een fictieve aftrek ten belope van maximaal 30 % op de bezoldigingen toe te passen.
56. Voorbeeld
Brutobezoldiging voor in België geleverde prestaties | 100.000 euro per jaar |
Terugbetaling terugkerende uitgaven | 25.000 euro per jaar |
Totaal | 125.000 euro per jaar |
Berekening maximale terugbetaling kosten eigen aan de werkgever 100.000 euro x 30 % = 30.000 euro.
De terugbetaling kan dus worden aangemerkt als een kost eigen aan de werkgever (mits aan alle overige wettelijke voorwaarden is voldaan).
57. De werkgever of vennootschap kan ook terugkerende kosten ingevolge de tewerkstelling in België ten laste nemen voor:
- een bedrag dat lager is dan 30 % van de in aanmerking te nemen bezoldigingen. De 30 % is immers een bovengrens.
- een bedrag dat kan variëren van werknemer tot werknemer. Het onderscheid dat tussen de werknemers wordt gemaakt mag niet prestatiegebonden zijn.
- een bepaald nominaal bedrag. Het nominaal bedrag mag uiteraard de bovengrens van 30 % niet overschrijden.
Onderbreking van de werkzaamheid, zonder doorbetaling van de bezoldiging
58. Wanneer de ingekomen belastingplichtige zijn werkzaamheid moet onderbreken en zijn bezoldiging niet wordt doorbetaald, maar de terugkerende uitgaven (34) ingevolge een contractuele verplichting toch verder ten laste worden genomen door de werkgever of de vennootschap, wordt de bezoldiging waarop het 30 %-plafond wordt berekend, bepaald alsof de werkzaamheid niet werd onderbroken (35).
(34) Als bedoeld in art. 32/1, § 5, eerste lid, WIB 92.
(35) Art. 32/1, § 5, laatste lid, WIB 92.
59. Voorbeeld
In het voorbeeld onder nr. 39 neemt de werkneemster 15 weken moederschapsverlof, zijnde 105 dagen.
De werkgever betaalt de bezoldiging tijdens deze periode niet door.
Het aantal dagen waarop de werkneemster haar beroepswerkzaamheid in België wel kon uitoefenen bedraagt 260 dagen.
Ingevolge een contractuele verplichting worden de terugkerende uitgaven van 20.000 euro per jaar ook tijdens de periode van het moederschapsverlof door de werkgever verder ten laste genomen.
De werkgever neemt geen andere kosten ten laste.
De terugbetaling van 20.000 euro valt onder het maximumbedrag van de terugkerende uitgaven (22.530 euro, zijnde 75.100 euro x 30 %) (36).
(36) Als bedoeld in art. 32/1, § 5, eerste tot derde lid, WIB 92.
Hoewel de bezoldiging tijdens het moederschapsverlof niet wordt doorbetaald, worden de terugkerende uitgaven wel doorbetaald. Deze terugbetaling en de beoordeling van het maximumbedrag ervan wordt behandeld alsof de werkzaamheid niet werd onderbroken.
Wanneer aan alle voorwaarden van het BBIB is voldaan, wordt de terugbetaling van de terugkerende uitgaven verder aangemerkt als een eigen kost van de werkgever.
Er wordt opgemerkt dat het minimumbedrag van de bezoldigingen (van meer dan 75.000 euro) wel wordt geprorateerd (zie nr. 44-45).
60. Het hiervoor bedoelde bedrag dat als eigen kosten van de werkgever wordt aanvaard, is beperkt tot een absoluut plafond van 90.000 euro per jaar (37).
(37) Art. 32/1, § 5, tweede lid, WIB 92.
Indexering
61. De koning kan het voormelde grensbedrag van 90.000 euro om de 3 jaar en voor het eerst voor het inkomstenjaar 2024 aanpassen aan de stijging van de afgevlakte gezondheidsindex overeenkomstig de regels zoals vermeld bij nr. 46 van deze circulaire (38).
(38) Art. 32/1, § 5, derde lid, WIB 92.
Aankomst in België, vertrek uit België, einde van het BBIB
62. Voor het jaar:
- van aankomst in België
- van vertrek uit België
- waarin het BBIB einde neemt (door stopzetting van de opdracht van de belastingplichtige in België of door het bereiken van de maximumtermijn van het BBIB (39))
wordt het maximumbedrag (40) pro rata bepaald op basis van het aantal dagen dat de arbeidsverhouding in België dat jaar heeft bestaan en aan de voorwaarden van het BBIB is voldaan (41).
(39) Als bedoeld in art. 32/1, § 7, WIB 92.
(40) maximumbedrag van 90.000 euro per kalenderjaar.
(41) Art. 32/1, § 5, vierde lid, WIB 92.
63. Wanneer de werkgever terugkerende kosten ingevolge de tewerkstelling in België ten laste zou nemen voor een bedrag dat hoger is dan het grensbedrag, is het excedent belastbaar als bezoldiging.
64. Naast het ten laste nemen van terugkerende uitgaven worden binnen het BBIB enkel nog de volgende terugbetalingen aangemerkt als terugbetalingen van eigen kosten van de werkgever:
de kosten die door de werkgever of de vennootschap, hetzij rechtstreeks, hetzij onder de vorm van specifieke terugbetalingen, zijn gedragen in de mate dat deze kosten tot doel hebben om het volgende te dekken (limitatieve lijst):
1° de verhuiskosten naar België
2° de inrichtingskosten van de woning in België
3° het schoolgeld voor de kinderen van de ingekomen belastingplichtige of zijn partner die met hun ouders of een van hen verhuizen (42).
(42) Art. 32/1, § 6, eerste lid, WIB 92.
65. De eerste twee soorten kosten zijn eenmalige kosten.
66. De kosten die voortvloeien uit de verhuis van de ingekomen belastingplichtige naar België omvatten enkel (limitatieve lijst):
- de kosten van één reis om een nieuwe verblijfplaats in België te zoeken
- de reiskosten van de ingekomen belastingplichtige zelf, van zijn partner en de kinderen die tot zijn gezin behoren
- de kosten voor het demonteren, verpakken, laden, vervoeren, ontladen, uitpakken en monteren van het meubilair dat toebehoort aan de ingekomen belastingplichtige
- in voorkomend geval, de hotelkosten van de ingekomen belastingplichtige, zijn partner en van de kinderen die tot zijn gezin behoren gedurende de eerste 3 maanden na de indiensttreding in België (43).
(43) Art. 32/1, § 6, tweede lid, WIB 92.
67. De kosten die veroorzaakt zijn door de verhuizing van de ingekomen belastingplichtige naar België, zoals die limitatief zijn opgesomd in de wet, worden als eigen kosten van de werkgever aangemerkt.
68. Die kosten bevatten, ter verduidelijking, met name niet (niet-limitatieve lijst):
- de kosten verbonden aan de verplaatsing van huisdieren
- de kosten voor de opslag van meubilair dat toebehoort aan de ingekomen belastingplichtige of aan zijn gezinsleden
- de kosten wegens opzegging van de huurovereenkomst voor het vroegere woonhuis in het buitenland
- de kosten voor de verkoop van of de verwezenlijkte minderwaarde op de woning in het land van herkomst, noch enige andere roerende minderwaarde (bijvoorbeeld, op huisraad of op een voertuig).
De terugbetaling of ten laste neming van dergelijke persoonlijke uitgaven maken een belastbaar voordeel van alle aard uit.
69. De kosten die verband houden met de inrichting van de woning in België gedaan in de eerste 6 maanden na aankomst in België omvatten enkel de kosten die zijn gemaakt:
- voor de aankoop van materiaal dat bestemd is om in de woning in België te blijven (bijvoorbeeld verf, behangpapier, ingebouwde verlichting, enz.)
- voor de aankoop van huishoudtoestellen volgens de geldende normen in België (44).
(44) Art. 32/1, § 6, derde lid, WIB 92.
70. Voormelde kosten van inrichting van de woning die als eigen kosten van de werkgever worden aanvaard zijn bovendien beperkt tot een absoluut plafond van 1.500 euro (45).
71. De koning kan dit bedrag om de drie jaar en voor het eerst voor het inkomstenjaar 2024 aanpassen aan de stijging van de afgevlakte gezondheidsindex overeenkomstig de regels vermeld in nr. 46 (45).
(45) Art. 32/1, § 6, vierde lid, WIB 92.
72. De kosten verbonden aan de inrichting van de woning in België, zoals die limitatief zijn opgesomd in de wet, worden als eigen kosten van de werkgever aangemerkt.
73. De terugbetaling of ten laste neming van andere inrichtingskosten (bv. inrichtingskosten die worden gedaan na de eerste zes maanden) maken in principe een belastbaar voordeel van alle aard uit.
74. Het schoolgeld voor de kinderen van de ingekomen belastingplichtige of zijn partner die met hun ouders of een van hen verhuizen, wanneer ze volgens de Belgische wetgeving de leerplichtige leeftijd hebben en als dusdanig kleuteronderwijs, lager onderwijs of secundair onderwijs volgen in België in een privéschool of een internationale school wordt als eigen kosten van de werkgever aangemerkt.
75. De kosten die in aanmerking komen zijn beperkt tot het inschrijvingsgeld, met uitsluiting van alle andere kosten.
76. Ter verduidelijking van het begrip leerplichtige leeftijd:
voor de minderjarige is er leerplicht gedurende de periode van dertien jaar die aanvangt met het schooljaar dat begint in het jaar waarin hij de leeftijd van 5 jaar bereikt en eindigt op het einde van het schooljaar in het jaar tijdens hetwelk hij 18 jaar wordt (46).
(46) Art. 1, § 1, eerste lid, W 29.06.1983 betreffende de leerplicht.
77. Het komt aan de belastingplichtige toe om de werkelijkheid en het bedrag van deze kosten te bewijzen aan de hand van bewijskrachtige stukken of, indien dit niet mogelijk is, op basis van alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed (47).
(47) Art. 32/1, § 6, laatste lid, WIB 92.
78. Het systeem van de in art. 32/1, § 5 en § 6, WIB 92, bedoelde 'kosten eigen aan de werkgever ingevolge de tewerkstelling in België' kan 'samen' bestaan, zonder dubbel gebruik uit te maken, met het 'klassieke' systeem van eigen kosten van de werkgever (48), dat toegepast mag blijven voor de kosten die niet zijn bedoeld in het BBIB en wel kunnen worden aangemerkt als een dergelijke terugbetaling van eigen kosten van de werkgever (bijvoorbeeld representatiekosten, vergoedingen die verbonden zijn aan thuiswerk, enz.).
(48) Als bedoeld in art. 31, tweede lid, 1°, in fine, WIB 92 en art. 32, tweede lid, 1°, WIB 92.
79. Het BBIB is van toepassing gedurende de periode van de opdracht van de belastingplichtige in België, met een maximum van 5 jaar (49).
(49) Art. 32/1, § 7, eerste lid, WIB 92.
80. Indien de tewerkstelling van de belastingplichtige in België de maximumduur van 5 jaar overschrijdt, wordt de toepassing van het BBIB verlengd met 3 jaar voor zover dat:
1° de werkgever of de vennootschap aan de in art. 32/1, § 2, WIB 92, bedoelde voorwaarden blijft voldoen
en
2° de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro (50) bereikt blijft (51).
(50) Als vermeld in art. 32/1, § 3, eerste lid, 2°, WIB 92.
(51) Art. 32/1, § 7, tweede lid, WIB 92.
De verlenging van het BBIB moet binnen de wettelijke termijnen worden aangevraagd en zijn goedgekeurd.
81. In geval van wijziging van werkgever of vennootschap tijdens de duur van het BBIB geldt een bijzondere regeling (zie nrs. 93-99).
82. Om te kunnen genieten van het BBIB, moet de werkgever of de vennootschap via elektronische weg een aanvraag indienen bij de door de administrateur-generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit aangeduide dienst.
Het formulier en de bijlagen moeten in één enkele pdf binnen de drie maanden na de indiensttreding van de ingekomen belastingplichtige in België worden bezorgd:
- ofwel via e-mail naar impatriates@minfin.fed.be
- ofwel via www.myminfin.be.
83. De aanvraag moet worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden vanaf de indiensttreding van de belastingplichtige in België.
De regering heeft besloten de hiervoor vermelde termijn om te vormen tot een vervaltermijn die ten vroegste op 31.07.2022 kan komen te vervallen.
84. De koning bepaalt de vorm en inhoud van het formulier dat hiertoe moet worden ingevuld (52).
(52) Art. 32/1, § 8, eerste lid, WIB 92 en art. 17/1, KB/WIB 92.
Het koninklijk besluit van 05.03.2022 (zie bijlage) bepaalt welke gegevens en vermeldingen het aanvraagformulier voor het BBIB bevatten.
Het formulier kan via de internetsite van de FOD Financiën (https://financien.belgium.be/nl/ondernemingen/personeel_en_loon/ingekomen-belastingplichtigen-en-onderzoekers) worden gedownload en wordt tevens als bijlage toegevoegd.
85. De aanvraag tot verlenging van het BBIB wordt via elektronische weg gedaan door de werkgever of de vennootschap bij de door de administrateur-generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit aangeduide dienst uiterlijk 3 maanden na het verstrijken van de eerste termijn van 5 jaar. De wijze van indiening via elektronische weg zal op een later tijdstip worden meegedeeld.
86. De koning bepaalt de vorm en de inhoud van het formulier dat hiertoe moet worden ingevuld (53). Dit koninklijk besluit is op het ogenblik van de publicatie van deze circulaire nog niet gepubliceerd.
(53) Art. 32/1, § 8, tweede lid, WIB 92.
87. In bijlage bij de aanvraag BBIB (zowel bij een nieuwe aanvraag als bij een aanvraag om verlenging) moet een door de betrokken werknemer of bedrijfsleider ondertekend attest worden gevoegd, dat zijn akkoord met de aanvraag voor de toepassing van het BBIB bevestigt (54).
(54) Art. 32/1, § 8, derde lid, WIB 92.
88. Het spreekt vanzelf dat de belastingplichtige voor wie het voordeel van het BBIB wordt gevraagd, daarmee akkoord moet gaan. Bijgevolg moet een attest in die zin bij de aanvraag worden gevoegd.
89. De aanvraag zelf moet echter door de werkgever of vennootschap gebeuren. De ingekomen werknemer of bedrijfsleider kan dus zelf geen aanvraag indienen.
90. De administratie spreekt zich uit binnen een termijn van 3 maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. De belastingplichtige en de werkgever of de vennootschap worden schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing van de administratie (55).
(55) Art. 32/1, § 8, vierde lid, WIB 92.
91. In geval van een positief antwoord van de administratie, is het BBIB van toepassing op de bezoldigingen die door de ingekomen belastingplichtige worden verkregen vanaf zijn indiensttreding in België (56).
(56) Art. 32/1, § 8, laatste lid, WIB 92
92. Ten laatste op 31 januari van elk kalenderjaar deelt de werkgever of de vennootschap een nominatieve lijst van de werknemers en bedrijfsleiders, die in de loop van het voorafgaande jaar dit stelsel genoten, mee aan de administratie die belast is met de vestiging van de belasting.
De koning bepaalt de vorm waarin deze mededeling aan de bevoegde administratie wordt gedaan (57). Dit koninklijk besluit is op het ogenblik van de publicatie van deze circulaire nog niet gepubliceerd.
(57) Art. 32/1, § 3, laatste lid, WIB 92.
93. Wanneer de werknemer of bedrijfsleider in de periode van het BBIB (58) wijzigt van werkgever of vennootschap, kan de nieuwe werkgever of vennootschap een nieuwe aanvraag voor de toepassing van dit BBIB indienen (59).
In dat geval kan het BBIB opnieuw worden toegekend aan de ingekomen belastingplichtige, voor zover dat:
1° de werkgever of de vennootschap aan de in art. 32/1, § 2, WIB 92, vermelde voorwaarden blijft voldoen
2° de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro (60) wordt bereikt
3° de totale duur van de toepassing van het BBIB in hoofde van de belastingplichtige niet meer bedraagt dan 5 jaar, in voorkomend geval te verlengen met 3 jaar, te rekenen vanaf de eerste tewerkstelling in België (61).
(58) Als bedoeld in art. 32/1, § 7, WIB 92.
(59) Zoals omschreven in art. 32/1, § 8, WIB 92.
(60) Vermeld in art. 32/1, § 3, eerste lid, 2°, WIB 92.
(61) Art. 32/1, § 9, WIB 92.
94. Met deze bepaling wordt de volgende situatie beoogd:
- een ingekomen belastingplichtige is in België tewerkgesteld, onder het BBIB-statuut
- gedurende de periode van de opdracht in België (met een maximum van 5 jaar, in voorkomend geval verlengd met 3 jaar) verandert hij van werkgever of vennootschap
- het betreft opnieuw een tewerkstelling in België bij:
* een binnenlandse vennootschap
* een Belgische inrichting van een buitenlande vennootschap
* een in artikel 1:6, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde vereniging met rechtspersoonlijkheid
of een ter beschikkingstelling van
* één of meer binnenlandse vennootschappen
* één of meer Belgische inrichtingen van een buitenlandse vennootschap die tot dezelfde multinationale groep behoort, of
* van een in artikel 1:6, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde vereniging met rechtspersoonlijkheid
- de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro wordt bereikt.
In dat geval kan het BBIB opnieuw van toepassing zijn, mits aan alle voorwaarden is voldaan en binnen de wettelijke grenzen.
De voorwaarden met betrekking tot de situatie van de ingekomen belastingplichtige (te beoordelen in de loop van een periode van 60 maanden voorafgaand aan de indiensttreding in België) worden niet opnieuw beoordeeld naar aanleiding van de wijziging van werkgever of vennootschap. De belastingplichtige mag dus bv. intussen rijksinwoner geworden zijn.
Artikel 32/1, § 9, WIB 92, is van toepassing wanneer een werknemer of bedrijfsleider in de loop van de in artikel 32/1, § 7, WIB 92, bedoelde periode wijzigt van werkgever of vennootschap. Het moet dus gaan om opeenvolgende tewerkstellingen (zonder onderbreking).
Bij ontslag kan men echter niet altijd anticiperen op een volgende tewerkstelling. Om de ingekomen belastingplichtige toe te laten om alsnog te wijzigen van werkgever of vennootschap wordt, om pragmatische redenen, aanvaard dat er in dat geval wel een periode van beroepsmatige inactiviteit mag zijn tussen beide tewerkstellingen.
De termijn van 5 jaar (eventueel verlengd met 3 jaar) wordt in geen geval geschorst en blijft dus doorlopen.
Pro-rata van de minimale bezoldigingsdrempel en het plafond van 90.000 euro
95. Worden beoordeeld in verhouding tot de tewerkstelling bij de respectievelijke werkgevers of vennootschappen in de loop van het jaar:
- de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro
- het grensbedrag van 90.000 euro voor terugkerende kosten (62).
(62) Art. 32/1, § 9, derde lid, WIB 92.
Aanvraag
96. De aanvraag dient te gebeuren volgens art. 32/1, § 8, WIB 92 (zie nr. 82-84).
Voorbeelden
97. Voorbeeld 1
- 01.09.2022
Eerste rechtstreekse aanwerving in het buitenland bij de Belgische vennootschap 'X', met het oog op een tewerkstelling in België.
De toepassing van het BBIB werd door de administratie toegestaan, en dit vanaf 01.09.2022.
- 01.11.2025
De belastingplichtige wijzigt van werkgever en treedt in dienst van de Belgische vennootschap 'Y'.
Januari – oktober 2025
De toepassing van het BBIB kan behouden blijven, waarbij rekening wordt gehouden met een minimale bezoldigingsdrempel van:
304 dagen /365 dagen * 75.000 euro, hetzij 62.465,75 euro.
Het absolute plafond van 90.000 euro wordt op dezelfde wijze verminderd.
November – december 2025
Vanaf 01.11.2025 kan, voor zover aan alle voorwaarden is voldaan, het BBIB op basis van een nieuwe aanvraag ingediend door de Belgische vennootschap 'Y' worden bekomen, waarbij rekening wordt gehouden met een minimale bezoldigingsdrempel van:
61 dagen /365 dagen * 75.000 euro hetzij 12.534,25 euro.
Het absolute plafond van 90.000 euro wordt op dezelfde wijze verminderd.
Jaar 2027
Het BBIB wordt stopgezet ten laatste op 31.08.2027 (5 jaar na de aanvankelijke indiensttreding in België, namelijk 01.09.2022), met een eventuele verlenging van 3 jaar tot 31.08.2030.
Voor het laatste jaar waarin het stelsel van toepassing is wordt het maximumbedrag van 90.000 euro en de minimale bezoldigingsdrempel van 75.000 euro eveneens geprorateerd (63).
(63) Art. 32/1, § 3, derde lid en § 5, vierde lid, WIB 92.
98. Voorbeeld 2
Idem als voorbeeld 1, met een periode van werkloosheid tijdens het jaar 2025.
- 01.09.2022
Eerste rechtstreekse aanwerving in het buitenland bij de Belgische vennootschap 'X', met het oog op een tewerkstelling in België.
De toepassing van het BBIB werd door de administratie toegestaan, en dit vanaf 01.09.2022.
- 01.08.2025
De belastingplichtige wordt ontslagen.
- 01.11.2025
De belastingplichtige wijzigt van werkgever en treedt in dienst van de Belgische vennootschap 'Y'.
Januari – juli 2025
De toepassing van het BBIB kan behouden blijven, waarbij rekening wordt gehouden met een minimale bezoldigingsdrempel van:
212 dagen /365 dagen * 75.000 euro, hetzij 43.561,64 euro.
Het absolute plafond van 90.000 euro wordt op dezelfde wijze verminderd.
November – december 2025
Idem als voorbeeld 1
Jaar 2027
Idem als voorbeeld 1.
99. Voorbeeld 3
- 01.09.2022
Eerste rechtstreekse aanwerving in het buitenland bij de Belgische vennootschap 'X', met het oog op een tewerkstelling in België.
De toepassing van het BBIB werd door de administratie toegestaan, en dit vanaf 01.09.2022.
- 01.11.2025
De belastingplichtige wijzigt van werkgever en treedt in dienst van de Belgische vennootschap 'Y'. Zijn brutoloon voldoet niet aan de minimale bezoldigingsdrempel.
- 01.08.2026
De belastingplichtige wijzigt van werkgever en treedt in dienst van de Belgische vennootschap 'Z'. Zijn brutoloon voldoet aan de minimale bezoldigingsdrempel.
Januari – oktober 2025
De toepassing van het BBIB kan behouden blijven, waarbij rekening wordt gehouden met een minimale bezoldigingsdrempel van:
304 dagen /365 dagen * 75.000 euro, hetzij 62.465,75 euro.
Het absolute plafond van 90.000 euro wordt op dezelfde wijze verminderd.
Vanaf november 2025
Het BBIB werd beëindigd bij de stopzetting van de opdracht in België (voor werkgever 'X') en kan niet opnieuw van toepassing zijn, gezien de minimale bezoldigingsdrempel bij werkgever 'Y' niet wordt bereikt.
Er kan geen positieve beslissing worden gegeven voor een eventuele nieuwe aanvraag voor de tewerkstelling bij werkgever 'Z'.
100. Indien een ingekomen belastingplichtige moet worden aangemerkt als een niet-rijksinwoner, wordt de toepassing van het BBIB bijkomend afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat hij jaarlijks een door de fiscale administratie van zijn woonstaat afgeleverd attest ter beschikking houdt van de Belgische belastingadministratie, waarin wordt bevestigd dat hij in die staat als fiscaal inwoner onderworpen is aan een inkomstenbelasting.
Een dergelijk attest moet ook gevoegd worden bij de aanvraag BBIB (64).
(64) Art. 240ter, eerste lid, WIB 92.
101. In dit geval zijn de bezoldigingen die voor de minimumbezoldigingsvoorwaarde in aanmerking worden genomen, de soortgelijke bezoldigingen die effectief aan de belasting van niet-inwoners worden onderworpen (65).
(65) Art. 240ter, tweede lid, WIB 92.
102. Voor de vaststelling van de hoedanigheid van de ingekomen belastingplichtige gelden de gewone regels (66).
(66) Art. 2, § 1, 1° ; 3 en 4, WIB 92.
103. Het BBIB wordt vóór de normale einddatum (zijnde de periode van de opdracht in België, met een maximum van 5 jaar, eventueel verlengd met 3 jaar) beëindigd wanneer niet langer is voldaan aan:
- de in art. 32/1, § 2, WIB 92, vermelde voorwaarden
- de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro (67).
(67) Art. 32/1, § 4, WIB 92.
104. Wanneer in de loop van de periode van 5 jaar (eventueel verlengd met 3 jaar) waarvoor het BBIB werd toegekend, niet langer is voldaan aan de voormelde voorwaarden is de toepassing van het BBIB definitief verloren.
Wanneer het BBIB wordt beëindigd en de belastingplichtige in België blijft werken, verliest hij het voordeel van het nieuwe stelsel en wordt hij belast volgens de gewone regels van de personenbelasting of de BNI/nat.pers..
105. De bepalingen met betrekking tot het BBIB treden in werking op 01.01.2022 en zijn van toepassing op de in aanmerking komende ingekomen belastingplichtigen die in dienst treden in België vanaf 01.01.2022 (68).
(68) Art. 17, W 27.12.2021.
106. De belastingplichtigen die:
- op 01.01.2022
zich sinds maximum 5 jaar in een situatie bevinden zoals bedoeld in artikel 32/1, § 2, eerste lid, WIB 92 (kwalificeren als ingekomen belastingplichtige)
en
- vanaf een eerste affectatie in België voldoen aan de volgende voorwaarden:
* in de loop van de 60 maanden voorafgaand aan de indiensttreding in België:
* van de in art. 32/1, § 2, eerste lid, 1° of 2°, WIB 92, bedoelde werkgever of vennootschap een bezoldiging ontvangen voor de in België geleverde prestaties die meer bedraagt dan 75.000 euro per kalenderjaar (de minimale bezoldigingsdrempel van meer dan 75.000 euro wordt niet negatief geïndexeerd)
* het akkoord verkrijgen van de administratie in het kader van de procedure tot het bekomen van het BBIB kunnen opteren voor de toepassing van het BBIB (69).
(69) Art. 18, § 1, eerste lid, W 27.12.2021.
In dat geval is het BBIB van toepassing vanaf 01.01.2022 en dit voor de overige duur van de periode van de opdracht van de belastingplichtige in België, met een maximum van 5 jaar (eventueel verlengd met 3 jaar), te rekenen vanaf de eerste affectatie in België (70).
(70) Art. 18, § 1, tweede lid, W 27.12.2021.
107. Voorbeeld 1
Een belastingplichtige wordt vanaf 01.08.2018 in België onder het oude stelsel tewerkgesteld en voldoet aan de voorwaarden om te opteren voor het BBIB.
Het BBIB is in voorkomend geval van toepassing van 01.01.2022 tot 31.07.2023 (eventueel verlengbaar met 3 jaar).
108. Voorbeeld 2
Een belastingplichtige wordt vanaf 01.08.2018 onder het oude stelsel tewerkgesteld maar woont op 75 kilometer van de Belgische grens.
Voor deze werknemer kan niet worden geopteerd voor de toepassing van het BBIB.
Het oude stelsel blijft van toepassing tot 31.12.2023 (mits aan alle voorwaarden is voldaan).
109. Impact op bestaande arbeidsovereenkomsten
In het kader van het nieuwe stelsel geldt als regel dat maximaal 30 % van de in art. 32/1, § 3, tweede lid, WIB 92, bedoelde bezoldiging als een vergoeding voor eigen kosten van de werkgever ten laste mag worden genomen, met een absoluut plafond van 90.000 euro per kalenderjaar (zie randnr. 50-62).
Die vergoeding komt bovenop de bezoldiging en heeft betrekking op de terugkerende kosten.
Dit gegeven moet contractueel zijn overeengekomen.
Bestaande arbeidsovereenkomsten zullen dus aan dit nieuwe stelsel moeten worden aangepast wanneer voor de toepassing van het BBIB wordt gekozen. Dit is immers veelal het geval voor bestaande overeenkomsten wanneer niet expliciet voorzien is in een dergelijke vergoeding bovenop de bezoldiging.
De partijen moeten zich ervan bewust zijn dat een aanpassing van de eerder overeengekomen brutobezoldiging ook gevolgen kan hebben voor alle andere aan de belastbare brutobezoldiging gerelateerde maatregelen, zoals de opbouw van aanvullende pensioenen (de zogenaamde 80 %-regel) en aan de brutobezoldiging gerelateerde beloningen en uitkeringen zoals het pensioen, het vakantiegeld en sociale verzekeringsuitkeringen.
110. Om de hiervoor vermelde optie uit te oefenen, moet de werkgever of de vennootschap uiterlijk op 31.07.2022 via elektronische weg een aanvraag indienen bij de door de administrateur generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit aangewezen dienst.
111. De koning bepaalt de vorm en de inhoud van het formulier dat hiertoe moet worden ingevuld (71).
(71) Art. 18, § 2, eerste lid, W 27.12.2021.
112. Bij de aanvraag moet een door de betrokken werknemer of bedrijfsleider ondertekend attest worden gevoegd dat zijn akkoord met de aanvraag voor de toepassing van het BBIB bevestigt (72).
(72) Art. 18, § 2, tweede lid, W 27.12.2021.
113. De administratie spreekt zich uit binnen een termijn van 3 maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. De belastingplichtige en de werkgever of vennootschap zullen schriftelijk op de hoogte gesteld worden van de beslissing van de administratie (73).
(73) Art. 18, § 2, derde lid, W 27.12.2021.
114. In het geval van een positief antwoord, zal het BBIB van toepassing zijn op de bezoldigingen die vanaf 01.01.2022 worden verkregen door de ingekomen belastingplichtige (74).
(74) Art. 18, § 2, vierde lid, W 27.12.2021.
115. Voor diegenen die geen rechtsgeldige aanvraag hebben gedaan of indien er een negatief antwoord volgt op de aanvraag tot kanteling van het oude stelsel naar het BBIB, geldt een overgangsmaatregel van twee jaar, zoals voorzien in de circulaire 2022/C/9 van 21.01.2022.
116. In hoofde van ingekomen onderzoekers die bezoldigingen van werknemers verkrijgen, wordt het ten laste nemen van bepaalde kosten door de werkgever beschouwd als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever binnen de voorwaarden en binnen de grenzen voorzien in art. 32/2, WIB 92 (75).
(75) Art. 32/2, § 1, WIB 92.
117. De bedrijfsleiders zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van het BBIO, dit in tegenstelling tot het BBIB.
118. Het BBIO heeft als bedoeling om als werknemer bepaalde experts aan te trekken om te werken in België. Het gaat hier effectief over het aanvaarden van onderzoekers en geen leidinggevenden in de zin van bestuurders die belast zijn met de werking van het bedrijf.
119. Voor de toepassing van het BBIO wordt onder onderzoeker, elke werknemer verstaan die:
- alleen of in groep, uitsluitend of hoofdzakelijk onderzoeksactiviteiten verricht met wetenschappelijk, fundamenteel, industrieel of technisch karakter, binnen een laboratorium dat of een onderneming die een of meerdere programma's inzake onderzoek en ontwikkeling voert
en die
- in het bezit is van een in artikel 32/2, § 2, vijfde lid, WIB 92, bedoeld diploma
of
een relevante beroepservaring van minstens 10 jaar kan aantonen (76).
(76) Art. 32/2, § 2, derde lid, WIB 92.
120. In het kader van het BBIO is het begrip 'onderzoeker' gedefinieerd op basis van de aard van de activiteiten die hij voert binnen de vennootschap waar hij is tewerkgesteld of ter beschikking gesteld.
121. Met een uitsluitende of hoofdzakelijke activiteit wordt in dit geval een tijdsbesteding bedoeld van minstens 80 % van de werktijd (77).
Deze 80 %-grens laat toe dat een onderzoeker die aan het hoofd staat van een onderzoeksteam en zelf ook een onderzoeker is, niet wordt uitgesloten wanneer deze onderzoeker kleinere administratieve taken vervult ingevolge het aansturen van zijn team.
De 80 %-grens werd niet ingevoerd om werknemers toe te laten die naast hun gewone activiteit ook onderzoeksactiviteiten uitvoeren.
De werknemer moet dus in principe uitsluitend onderzoeksactiviteiten uitvoeren, met een marge van 20 % van de werktijd voor andere activiteiten.
(77) Art. 32/2, § 2, vierde lid, WIB 92.
122. Het in art. 32/2, § 2, derde lid, 2°, WIB 92, bedoelde diploma is een diploma van doctor of master in de studiegebieden van (limitatieve lijst)
- de exacte of toegepaste wetenschappen
- de burgerlijke ingenieurswetenschappen
- de medische wetenschappen
- de dierengeneeskunde
- de farmaceutische wetenschappen
- de architectuurwetenschappen
- de landbouwwetenschappen (78).
(78) Art. 32/2, § 2, vijfde lid, WIB 92.
123. Het diploma waarvan sprake in het kader van het BBIO moet zijn verkregen binnen één of meerdere kennisvelden waarvan de lijst als bijlage is toegevoegd.
124. De relevante beroepservaring moet ook betrekking hebben op de in de wet vermelde vakgebieden. Deze beroepservaring kan worden aangetoond aan de hand van het CV, referenties van vroegere werkgevers, publicaties, gegeven opleidingen, …
125. Voor het aantonen van de 10 jaar relevante beroepservaring is een CV alleen niet voldoende. De gegevens vermeld op het CV dienen door andere stukken te worden ondersteund.
126. Een werknemer met een bachelordiploma in de onder nr. 122 vermelde studiegebieden en die geen 10 jaar relevante beroepservaring heeft, komt niet voor het BBIO in aanmerking.
127. De onderzoeker moet beschikken over een kwalificerend diploma, of over een relevante ervaring van 10 jaar in die domeinen. Deze diplomavereiste verklaart waarom geen enkele voorwaarde inzake minimumbezoldiging wordt gesteld in het kader van het BBIO, dat zich op dit punt onderscheidt van het BBIB voorzien in het nieuwe artikel 32/1, WIB 92.
128. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen onderzoekers die:
- rechtstreeks worden aangeworven in het buitenland
- ter beschikking worden gesteld binnen een multinationale groep
129. Voor de toepassing van het BBIO wordt onder ingekomen onderzoeker verstaan de onderzoeker die
- rechtstreeks wordt aangeworven in het buitenland
- door
* een binnenlandse vennootschap (79)
* een Belgische inrichting (80) van een buitenlandse vennootschap
of
* een in artikel 1:6, § 2, van het Wetboek van de vennootschappen en verenigingen bedoelde vereniging met rechtspersoonlijkheid (81),
- teneinde er een in België belastbare bezoldigde activiteit uit te oefenen (82).
(79) Als bedoeld in art. 2, § 1, 5°, b, WIB 92.
(80) Als bedoeld in art. 229, WIB 92.
(81) Worden bedoeld:
- de vereniging zonder winstoogmerk, afgekort VZW
- de internationale vereniging zonder winstoogmerk, afgekort IVZW.
(82) Art. 32/2, § 2, eerste lid, 1°, WIB 92.
130. De uitdrukking 'rechtstreeks in het buitenland aangeworven' heeft tot doel dat het BBIO wordt toegepast wanneer er een werkrelatie ontstaat tussen:
- een onderzoeker die in het buitenland woont
en
- de werkgever in België.
131. Het bestaan van de werkrelatie moet juridisch kunnen worden aangetoond aan de hand van een met de Belgische werkgever gesloten arbeidsovereenkomst.
132. Het feit dat die werkrelatie tot stand komt door tussenkomst van een derde (bijvoorbeeld, een headhunter) heeft geen belang.
133. Voor de toepassing van het BBIO wordt naast de rechtstreekse aanwerving in het buitenland onder ingekomen onderzoeker ook verstaan de onderzoeker die
- door een buitenlandse onderneming die deel uitmaakt van een multinationale groep
- ter beschikking wordt gesteld van
* één of meer binnenlandse vennootschappen (83)
* één of meer Belgische inrichtingen (84) van een buitenlandse vennootschap die tot dezelfde multinationale groep behoort, of
* van een in artikel 1:6, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde vereniging met rechtspersoonlijkheid (85),
- teneinde een in België belastbare bezoldigde activiteit uit te oefenen (86).
(83) Als bedoeld in art. 2, § 1, 5°, b, WIB 92.
(84) Als bedoeld in art. 229, WIB 92.
(85) Worden bedoeld:
- de vereniging zonder winstoogmerk, afgekort VZW
- de internationale vereniging zonder winstoogmerk, afgekort IVZW.
(86) Art. 32/2, § 2, eerste lid, 2°, WIB 92.
134. Onder 'multinationale groep' wordt voor de toepassing van het BBIO elke groep verstaan die:
- twee of meer ondernemingen omvat die inwoner zijn van verschillende rechtsgebieden, of
- een onderneming omvat die inwoner is van het ene rechtsgebied en in een ander rechtsgebied aan belasting onderworpen is ter zake van de werkzaamheden die met behulp van een Belgische of buitenlandse inrichting worden uitgeoefend (87).
(87) Art. 32/2, § 2, tweede lid, WIB 92
135. De terbeschikkingstelling zal moeten aangetoond worden (bv. door de aanpassing van de arbeidsovereenkomst).
136. Het BBIO geldt voor ingekomen onderzoekers.
Bovendien dienen de volgende voorwaarden cumulatief te worden vervuld in hoofde van de ingekomen onderzoeker:
1° in de loop van 60 maanden voorafgaand aan de indiensttreding in België,
- geen rijksinwoner zijn geweest
- noch gewoond hebben binnen een afstand van 150 kilometer van de Belgische grens
- noch onderworpen zijn geweest aan de BNI/nat.pers. voor beroepsinkomsten in België
2° het akkoord verkrijgen van de administratie van de bij art. 32/2, § 8, WIB 92, bepaalde procedure (88).
(88) Art. 32/2, § 3, eerste lid, WIB 92.
137. Het BBIO stelt geen enkele voorwaarde op het vlak van:
- de minimumbezoldiging
De diplomavereiste of vereiste aan een relevante beroepservaring van minstens 10 jaar verklaart waarom geen enkele voorwaarde inzake de minimumbezoldiging wordt gesteld in het kader van het BBIO.
- de nationaliteit
De ingekomen onderzoeker kan de Belgische, buitenlandse of de dubbele nationaliteit hebben.
- het tijdelijk karakter van de tewerkstelling.
De toepassing van het BBIO is immers beperkt in de tijd.
138. De eerste voorwaarde verwijst naar de voorwaarden met betrekking tot de situatie van de ingekomen onderzoeker, welke wordt beoordeeld in de loop van een periode van 60 maanden voorafgaand aan de indiensttreding in België.
139. Deze methode, gebaseerd op een referentieperiode uitgedrukt in aantal maanden, laat toe dat alle onderzoekers die kandidaat zijn voor het BBIO op dezelfde wijze worden behandeld, ongeacht of ze hun functie in België opnemen in het begin of op het einde van een jaar.
140. Voorbeeld
Een onderzoeker neemt zijn functie op in België:
- op 01.02.2022
De referentieperiode is: van 01.02.2017 tot 31.01.2022.
- op 15.10.2022
De referentieperiode is: van 15.10.2017 tot 14.10.2022.
141. De onderzoeker mag tijdens de referentieperiode geen rijksinwoner zijn geweest (89).
(89) In de zin van art. 2, § 1, 1°, WIB 92.
142. Deze regel is hoofdzakelijk gerechtvaardigd door de bijzondere geografische ligging van België, dat een klein en ingesloten land is, wat zou kunnen leiden tot misbruik.
Zo heeft de kilometergrens bijvoorbeeld tot doel te vermijden dat een inwoner van Rijsel zou kunnen genieten van het BBIO voor een tewerkstelling in Kortrijk. Een soortgelijke kilometerregel is van toepassing in Luxemburg en in Nederland.
143. Voor een voorbeeld wordt naar nr. 25 van deze circulaire verwezen.
144. De ingekomen onderzoeker mag tijdens de referentieperiode niet onderworpen geweest zijn aan de BNI/nat.pers. voor beroepsinkomsten in België.
145. Alleen de aan de BNI/nat.pers. onderworpen beroepsinkomsten vormen een belemmering.
146. Vormen dus bijvoorbeeld geen belemmering:
- aan de BNI/nat.pers. onderworpen inkomsten die niet de aard van beroepsinkomsten hebben (bvb. onroerende inkomsten)
- niet aan de BNI/nat.pers. onderworpen beroepsinkomsten (bv. beroepsinkomsten die niet in België werden behaald of verkregen)
- door de partner verkregen of behaalde beroepsinkomsten (bv. uit hoofde van een tewerkstelling in België).
147. Voor een voorbeeld wordt er naar nr. 29 van deze circulaire verwezen.
148. De werkgever moet een aanvraag BBIO indienen.
Heb BBIO kan slechts van toepassing zijn wanneer voor die aanvraag een akkoord van de administratie is verkregen (90).
(90) Art. 32/2, § 3, eerste lid, 2°, WIB 92.
149. Binnen het BBIO kunnen volgende uitgaven worden aangemerkt als terugbetalingen van eigen kosten van de werkgever (91):
- het ten laste nemen van
* eenmalige kosten naar aanleiding van de verhuis
*de inrichtingskosten van de woning in België en
*het schoolgeld in België voor de kinderen van de ingekomen onderzoeker of van zijn partner
en
- het ten laste nemen van alle andere terugkerende uitgaven die rechtstreeks voortkomen uit de tewerkstelling in België (hierna 'terugkerende uitgaven').
(91) Art. 32/2, § 5 en § 6, WIB 92.
150. Het ten laste nemen, bovenop de bezoldiging, door de werkgever, hetzij rechtstreeks, hetzij onder de vorm van specifieke terugbetalingen, van terugkerende uitgaven die rechtstreeks voortkomen uit de ter beschikkingstelling of de tewerkstelling in België, wordt aangemerkt als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever tot een bedrag van 30 % van de bezoldiging (92).
(92) Art. 32/2, § 5, eerste lid, WIB 92.
151. Beoogd zijn alle door de werkgever ten laste genomen regelmatig terugkerende uitgaven die rechtstreeks voortkomen uit de ter beschikkingstelling of tewerkstelling in België, met uitzondering van het schoolgeld in België voor de kinderen van de ingekomen onderzoeker of van zijn partner. Deze laatste kosten zijn beoogd in artikel 32/2, § 6, WIB 92.
152. De aldus bedoelde regelmatig terugkerende uitgaven omvatten (niet-limitatieve opsomming):
- de bijkomende kosten verbonden aan de huisvesting in België ten opzichte van het land van herkomst
- de bijkomende kosten verbonden aan de levensduurte in België ten opzichte van het land van herkomst
- de kosten van privéreizen naar het land van herkomst voor de ingekomen onderzoeker, zijn partner en de kinderen van zijn gezin
- de kosten verbonden aan de verplaatsing naar het land van herkomst ter gelegenheid van de geboorte, het huwelijk of het overlijden van een familielid van de ingekomen onderzoeker of van zijn partner.
153. Het maximumbedrag bedraagt 30 % van de bezoldiging.
154. De bezoldiging die voor de 30 %-grens in aanmerking wordt genomen, omvat
- de jaarlijkse brutobezoldiging voor de in België geleverde prestaties, vóór de aftrek van de sociale zekerheidsbijdragen.
Worden evenwel niet in aanmerking genomen voor de berekening van 30 %-grens:
- de opzeggingsvergoedingen
- de vergoedingen tot herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen en
- de bij toepassing van artikel 38, WIB 92, vrijgestelde bezoldigingen.
155. Ook de terugbetalingen van de in artikel 32/2, § 5, WIB 92, bedoelde terugkerende uitgaven zijn door de wet expliciet uitgesloten (93).
(93) Art. 32/2, § 5, tweede lid, WIB 92.
156. Voorbeeld
De jaarlijkse brutobezoldiging van een ingekomen onderzoeker bedraagt 60.000 euro.
De werkgever neemt 15.000 euro als terugkerende uitgaven die rechtstreeks voortkomen uit de tewerkstelling in België ten laste.
Het maximumbedrag bedraagt 18.000 euro (60.000 euro x 30 %).
De ten laste genomen terugkerende uitgaven worden als eigen kosten van de werkgever beschouwd.
157. De afspraak om dergelijke kosten te vergoeden door de werkgever wordt contractueel vastgelegd.
Dat betekent concreet dat er een terugbetaling van die kosten moet zijn bovenop de afgesproken bezoldiging.
Het is bijgevolg niet mogelijk om een fictieve aftrek ten belope van maximaal 30 % op de bezoldigingen toe te passen.
158. Voorbeeld
Brutobezoldiging voor in België geleverde prestaties | 100.000 euro per jaar |
Terugbetaling terugkerende uitgaven | 25.000 euro per jaar |
Totaal | 125.000 euro per jaar |
Berekening maximale terugbetaling kosten eigen aan de werkgever 100.000 euro x 30 % = 30.000 euro.
De terugbetaling kan dus worden aangemerkt als een kost eigen aan de werkgever (mits aan alle overige wettelijke voorwaarden is voldaan).
159. De werkgever kan ook terugkerende kosten ingevolge de tewerkstelling in België ten laste nemen voor:
- een bedrag dat lager is dan 30 % van de in aanmerking te nemen bezoldigingen. De 30 % is immers een bovengrens.
- een bedrag dat kan variëren van werknemer tot werknemer. Het onderscheid dat tussen de werknemers wordt gemaakt mag dan niet prestatiegebonden zijn.
- een bepaald nominaal bedrag. Het nominaal bedrag mag uiteraard de bovengrens van 30 % niet overschrijden.
Onderbreking van de werkzaamheid, zonder doorbetaling van de bezoldiging
160. Wanneer de ingekomen onderzoeker zijn werkzaamheid moet onderbreken en zijn bezoldiging niet wordt doorbetaald, maar de terugkerende uitgaven (94) ingevolge een contractuele verplichting toch verder ten laste worden genomen door de werkgever, wordt de bezoldiging waarop het 30 %-plafond wordt berekend, bepaald alsof de werkzaamheid niet werd onderbroken (95).
(94) Als bedoeld in art. 32/2, § 5, eerste lid, WIB 92.
(95) Art. 32/2, § 5, vijfde lid, WIB 92.
161. Voorbeeld
Een in het buitenland aangeworven werknemer (onderzoeker) heeft voor haar in België geleverde prestaties een jaarlijkse brutobezoldiging van 75.100 euro.
Ze neemt 15 weken moederschapsverlof, zijnde 105 dagen.
De werkgever betaalt de bezoldiging tijdens deze periode niet door.
Het aantal dagen waarop de werkneemster haar beroepswerkzaamheid in België wel kon uitoefenen bedraagt 260 dagen.
Ingevolge een contractuele verplichting worden de terugkerende uitgaven van 20.000 euro per jaar ook tijdens de periode van het moederschapsverlof door de werkgever verder ten laste genomen.
De werkgever neemt geen andere kosten ten laste.
De terugbetaling van 20.000 euro valt onder het maximumbedrag van de terugkerende uitgaven (22.530 euro, zijnde 75.100 euro x 30 %) (96).
(96) Als bedoeld in art. 32/2, § 5, eerste tot derde lid, WIB 92.
Hoewel de bezoldiging tijdens het moederschapsverlof niet wordt doorbetaald, worden de terugkerende uitgaven wel doorbetaald. Deze terugbetaling en de beoordeling van het maximumbedrag ervan wordt behandeld alsof de werkzaamheid niet werd onderbroken.
Wanneer aan alle voorwaarden van het BBIO is voldaan, wordt de terugbetaling van de terugkerende uitgaven verder aangemerkt als een eigen kost van de werkgever.
162. Het hiervoor bedoelde bedrag dat als eigen kosten van de werkgever wordt aanvaard, is beperkt tot een absoluut plafond van 90.000 euro per jaar (97).
(97) Art. 32/2, § 5, derde lid, WIB 92.
Indexering
163. De koning kan het voormelde grensbedrag van 90.000 euro om de 3 jaar en voor het eerst voor het inkomstenjaar 2024 aanpassen aan de stijging van de afgevlakte gezondheidsindex overeenkomstig de regels zoals vermeld bij nr. 46 van deze circulaire (98).
(98) Art. 32/2, § 5, derde lid, WIB 92.
Aankomst in België, vertrek uit België, einde van het BBIO
164. Voor het jaar:
- van aankomst in België
- van vertrek uit België
- waarin het BBIO een einde neemt (door stopzetting van de opdracht van de onderzoeker in België of door het bereiken van de maximumtermijn van het BBIO (99))
wordt het maximumbedrag (100) pro rata bepaald op basis van het aantal dagen dat de arbeidsverhouding in België dat jaar heeft bestaan en aan de voorwaarden van het BBIO is voldaan (101).
(99) Als bedoeld in art. 32/2, § 7, WIB 92.
(100) Maximumbedrag van 90.000 euro per kalenderjaar.
(101) Art. 32/2, § 5, vierde lid, WIB 92.
165. Wanneer de werkgever terugkerende kosten ingevolge de tewerkstelling in België ten laste zou nemen voor een bedrag dat hoger is dan het grensbedrag, is het excedent belastbaar als bezoldiging.
166. Naast het ten laste nemen van terugkerende uitgaven worden binnen het BBIO enkel nog de volgende terugbetalingen aangemerkt als terugbetalingen van eigen kosten van de werkgever:
de kosten die door de werkgever, hetzij rechtstreeks, hetzij onder de vorm van specifieke terugbetalingen, zijn gedragen in de mate dat deze kosten tot doel hebben om het volgende te dekken (limitatieve lijst):
1° de verhuiskosten naar België
2° de inrichtingskosten van de woning in België
3° het schoolgeld voor de kinderen van de ingekomen onderzoeker of zijn partner die met hun ouders of een van hen verhuizen (102).
(102) Art. 32/2, § 6, eerste lid, WIB 92.
167. De eerste twee soorten kosten zijn eenmalige kosten.
168. De kosten die voortvloeien uit de verhuis van de ingekomen onderzoeker naar België omvatten enkel (limitatieve lijst):
- de kosten van één reis om een nieuwe verblijfplaats in België te zoeken
- de reiskosten van de ingekomen onderzoeker zelf, van zijn partner en de kinderen die tot zijn gezin behoren
- de kosten voor het demonteren, verpakken, laden, vervoeren, ontladen, uitpakken en monteren van het meubilair dat toebehoort aan de ingekomen onderzoeker
- in voorkomend geval, de hotelkosten van de ingekomen onderzoeker, zijn partner en van de kinderen die tot zijn gezin behoren gedurende de eerste 3 maanden na de indiensttreding in België (103).
(103) Art. 32/2, § 6, tweede lid, WIB 92.
169. De kosten die veroorzaakt zijn door de verhuizing van de ingekomen onderzoeker naar België, zoals die limitatief zijn opgesomd in de wet worden als eigen kosten van de werkgever aangemerkt.
170. Die kosten bevatten, ter verduidelijking, met name niet (niet-limitatieve lijst):
- de kosten verbonden aan de verplaatsing van huisdieren
- de kosten voor de opslag van meubilair dat toebehoort aan de ingekomen onderzoeker of aan zijn gezinsleden
- de kosten wegens opzegging van de huurovereenkomst voor het vroegere woonhuis in het buitenland
- de kosten voor de verkoop van of de verwezenlijkte minderwaarde op de woning in het land van herkomst, noch enige andere roerende minderwaarde (bijvoorbeeld, op huisraad of op een voertuig).
De terugbetaling of ten laste neming van dergelijke persoonlijke uitgaven maken een belastbaar voordeel van alle aard uit.
171. De kosten die verband houden met de inrichting van de woning in België gedaan in de eerste 6 maanden na aankomst in België omvatten enkel de kosten die zijn gemaakt voor:
- de aankoop van materiaal dat bestemd is om in de woning in België te blijven (bijvoorbeeld verf, behangpapier, ingebouwde verlichting, enz.)
- de aankoop van huishoudtoestellen volgens de geldende normen in België (104).
(104) Art. 32/2, § 6, derde lid, WIB 92.
172. Voormelde kosten van inrichting van de woning die als eigen kosten van de werkgever worden aanvaard, zijn beperkt tot een absoluut plafond van 1.500 euro (105).
173. De koning kan dit bedrag om de 3 jaar en voor het eerst voor het inkomstenjaar 2024 aanpassen aan de stijging van de afgevlakte gezondheidsindex overeenkomstig de regels vermeld in nr. 46 (105).
(105) Art. 32/2, § 6, vierde lid, WIB 92.
174. De kosten verbonden aan de inrichting van de woning in België, zoals die limitatief zijn opgesomd in de wet, worden als eigen kosten van de werkgever aangemerkt.
175. De terugbetaling of ten laste neming van andere inrichtingskosten (bv. inrichtingskosten die worden gedaan na de eerste zes maanden) maken in principe een belastbaar voordeel van alle aard uit.
176. Het schoolgeld voor de kinderen van de ingekomen onderzoeker of zijn partner die met hun ouders of een van hen verhuizen, wanneer ze volgens de Belgische wetgeving de leerplichtige leeftijd hebben en als dusdanig kleuteronderwijs, lager onderwijs of secundair onderwijs volgen in België in een privéschool of een internationale school wordt als eigen kosten van de werkgever aangemerkt.
177. De kosten die in aanmerking komen zijn beperkt tot het inschrijvingsgeld, met uitsluiting van alle andere kosten.
178. Ter verduidelijking van het begrip leerplichtige leeftijd:
voor de minderjarige is er leerplicht gedurende de periode van dertien jaar die aanvangt met het schooljaar dat begint in het jaar waarin hij de leeftijd van 5 jaar bereikt en eindigt op het einde van het schooljaar in het jaar tijdens hetwelk hij 18 jaar wordt (106).
(106) Art. 1, § 1, eerste lid, W 29.06.1983 betreffende de leerplicht.
179. Het komt aan de ingekomen onderzoeker toe om de werkelijkheid en het bedrag van deze kosten te bewijzen aan de hand van bewijskrachtige stukken of, indien dit niet mogelijk is, op basis van alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed (107).
(107) Art. 32/2, § 6, laatste lid, WIB 92.
180. Het systeem van de in art. 32/2, § 5 en § 6, WIB 92, bedoelde 'kosten eigen aan de werkgever ingevolge de tewerkstelling in België' kan 'samen' bestaan, zonder dubbel gebruik uit te maken, met het 'klassieke' systeem van eigen kosten van de werkgever (108), dat toegepast mag blijven voor de kosten die niet zijn bedoeld in het BBIO en wel kunnen worden aangemerkt als een dergelijke terugbetaling van eigen kosten van de werkgever (bijvoorbeeld representatiekosten, vergoedingen die verbonden zijn aan thuiswerk, enz.).
(108) Als bedoeld in art. 31, tweede lid, 1°, in fine, WIB 92 en art. 32, tweede lid, 1°, WIB 92.
181. Het BBIO is van toepassing gedurende de periode van de opdracht van de ingekomen onderzoeker in België, met een maximum van 5 jaar (109).
(109) Art. 32/2, § 7, eerste lid, WIB 92.
182. Indien het verblijf van de onderzoeker de maximumduur van 5 jaar overschrijdt, wordt de toepassing van het BBIO verlengd met 3 jaar, voor zover voldaan blijft aan de bij artikel 32/2, § 2, bepaalde voorwaarden met betrekking tot de werkgever (110).
(110) Art. 32/2, § 7, tweede lid, WIB 92.
De verlenging van het BBIO moet binnen de wettelijke termijnen worden aangevraagd en zijn goedgekeurd.
183. In geval van wijziging van werkgever tijdens de duur van het BBIO geldt een bijzondere regeling (zie nrs. 195-201).
184. Om te kunnen genieten van het BBIO, moet de werkgever via elektronische weg een aanvraag indienen bij de door de administrateur-generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit aangeduide dienst.
Het formulier en de bijlagen moeten in één enkele pdf binnen de drie maanden na de indiensttreding van de ingekomen onderzoeker in België worden bezorgd:
- ofwel via e-mail naar impatriates@minfin.fed.be
- ofwel via www.myminfin.be.
185. De aanvraag moet worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden vanaf de indiensttreding van de ingekomen onderzoeker in België.
De regering heeft besloten de hiervoor vermelde termijn om te vormen tot een vervaltermijn die ten vroegste op 31.07.2022 kan komen te vervallen.
186. De koning bepaalt de vorm en inhoud van het formulier dat hiertoe moet worden ingevuld (111).
(111) Art. 32/2, § 8, eerste lid, WIB 92 en art. 17/2, KB/WIB 92.
Het koninklijk besluit van 05.03.2022 (zie bijlage) bepaalt welke gegevens en vermeldingen het aanvraagformulier voor het BBIB bevatten.
Het formulier kan via de internetsite van de FOD Financiën (https://financien.belgium.be/nl/ondernemingen/personeel_en_loon/ingekomen-belastingplichtigen-en-onderzoekers) worden gedownload en wordt tevens als bijlage toegevoegd.
187. De aanvraag tot verlenging van het BBIO wordt via elektronische weg door de werkgever gedaan bij de door de administrateur-generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit aangeduide dienst ten laatste 3 maanden na het aflopen van de eerste termijn van 5 jaar. De wijze van indiening via elektronische weg zal op een later tijdstip worden meegedeeld.
188. De koning bepaalt de vorm en de inhoud van het formulier dat hiertoe moet worden ingevuld (112). Dit koninklijk besluit is op het ogenblik van de publicatie van deze circulaire nog niet gepubliceerd.
(112) Art. 32/2, § 8, tweede lid, WIB 92.
189. In bijlage bij de aanvraag BBIO (zowel bij een nieuwe aanvraag als bij een aanvraag om verlenging) moet een door de betrokken onderzoeker ondertekend attest worden gevoegd, dat zijn akkoord met de aanvraag voor de toepassing van het BBIO bevestigt (113).
(113) Art. 32/2, § 8, derde lid, WIB 92.
190. Het spreekt vanzelf dat de onderzoeker voor wie het voordeel van het BBIO wordt gevraagd, daarmee akkoord moet gaan. Bijgevolg moet een attest in die zin bij de aanvraag worden gevoegd.
191. De aanvraag zelf moet echter door de werkgever gebeuren. De ingekomen onderzoeker kan dus zelf geen aanvraag indienen.
192. De administratie spreekt zich uit binnen een termijn van 3 maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. De onderzoeker en de werkgever worden schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing van de administratie (114).
(114) Art. 32/1, § 8, vierde lid, WIB 92.
193. In geval van een positief antwoord van de administratie, is het BBIO van toepassing op de bezoldigingen die door de ingekomen onderzoeker worden verkregen vanaf zijn indiensttreding in België (115).
(115) Art. 32/2, § 8, laatste lid, WIB 92.
194. Ten laatste op 31 januari van elk kalenderjaar deelt de werkgever een nominatieve lijst van de ingekomen onderzoekers, die in de loop van het voorafgaande jaar dit stelsel genoten, mee aan de administratie die belast is met de vestiging van de belasting.
De koning bepaalt de vorm waarin deze mededeling aan de bevoegde administratie wordt gedaan (116). Dit koninklijk besluit is op het ogenblik van de publicatie van deze circulaire nog niet gepubliceerd.
(116) Art. 32/2, § 3, laatste lid, WIB 92.
195. Wanneer de ingekomen onderzoeker in de periode van het BBIO (117) wijzigt van werkgever, kan de nieuwe werkgever een nieuwe aanvraag voor de toepassing van dit BBIO indienen (118).
In dat geval kan de regeling opnieuw worden toegekend aan de onderzoeker, voor zover dat:
1° aan de in art. 32/2, § 2, WIB 92, vermelde voorwaarden met betrekking tot de werkgever voldaan blijft
2° de totale duur van de toepassing van het BBIO in hoofde van de ingekomen onderzoeker niet meer bedraagt dan 5 jaar, in voorkomend geval te verlengen met 3 jaar, te rekenen vanaf de eerste tewerkstelling in België (119).
(117) Als bedoeld in art. 32/2, § 7, WIB 92.
(118) Zoals omschreven in art. 32/2, § 8, WIB 92.
(119) Art. 32/2, § 9, WIB 92.
196. Met deze bepaling wordt de volgende situatie beoogd:
- een onderzoeker is in België tewerkgesteld, onder het BBIO-statuut
- gedurende de periode van de opdracht in België (met een maximum van 5 jaar, in voorkomend geval verlengd met 3 jaar) verandert hij van werkgever
- het betreft opnieuw een tewerkstelling in België bij:
* een binnenlandse vennootschap
* een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap
* een in artikel 1:6, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde vereniging met rechtspersoonlijkheid
of een ter beschikkingstelling van
* één of meer binnenlandse vennootschappen
* één of meer Belgische inrichtingen van een buitenlandse vennootschap die tot dezelfde multinationale groep behoort, of
* van een in artikel 1:6, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde vereniging met rechtspersoonlijkheid.
In dat geval kan het BBIO opnieuw van toepassing zijn, mits aan alle voorwaarden is voldaan en binnen de wettelijke grenzen.
De voorwaarden met betrekking tot de situatie van de ingekomen onderzoeker (te beoordelen in de loop van een periode van 60 maanden voorafgaand aan de indiensttreding in België) worden niet opnieuw beoordeeld naar een aanleiding van de wijziging van werkgever. De onderzoeker mag dus bv. intussen rijksinwoner geworden zijn.
Artikel 32/2, § 9, WIB 92, is van toepassing wanneer een onderzoeker in de loop van de in artikel 32/2, § 7, WIB 92, bedoelde periode wijzigt van werkgever. Het moet dus gaan om opeenvolgende tewerkstellingen (zonder onderbreking).
Bij ontslag kan men echter niet altijd anticiperen op een volgende tewerkstelling. Om de ingekomen onderzoeker toe te laten om alsnog te wijzigen van werkgever, wordt, om pragmatische redenen, aanvaard dat er in dat geval wel een periode van beroepsmatige inactiviteit mag zijn tussen beide tewerkstellingen.
De termijn van 5 jaar (eventueel verlengd met 3 jaar) wordt in geen geval geschorst en blijft dus doorlopen.
Pro-rata van het plafond van 90.000 euro
197. Het grensbedrag van 90.000 euro voor terugkerende kosten wordt beoordeeld in verhouding tot de tewerkstelling van de onderzoeker bij de respectievelijke werkgevers in de loop van het jaar (120).
(120) Art. 32/2, § 9, derde lid, WIB 92.
Aanvraag
198. De aanvraag dient te gebeuren volgens art. 32/2, § 8, WIB 92 (zie nr. 184-186).
Voorbeelden
199. Voorbeeld 1
- 01.09.2022
Eerste rechtstreekse aanwerving van de onderzoeker in het buitenland bij de Belgische vennootschap 'X', met het oog op de tewerkstelling in België.
De toepassing van het BBIO werd door de administratie toegestaan, en dit vanaf 01.09.2022.
- 01.11.2025
De onderzoeker wijzigt van werkgever en treedt hij in dienst van de Belgische vennootschap 'Y'.
Vaststelling van het absolute plafond voor het jaar 2025:
Januari – oktober
De toepassing van het BBIO kan behouden blijven, waarbij rekening wordt gehouden met het geprorateerde absolute plafond van 90.000 euro:
304 dagen /365 dagen * 90.000 euro, hetzij 74.958,90 euro.
November – december
Vanaf 01.11.2025 kan, voor zover aan alle voorwaarden is voldaan, het BBIO op basis van een nieuwe aanvraag ingediend door de Belgische vennootschap 'Y' worden bekomen, waarbij rekening wordt gehouden met het geprorateerde absolute plafond van 90.000 euro:
61 dagen / 365 dagen * 90.000 euro, hetzij 15.041,10 euro.
Vaststelling van het absolute plafond voor het jaar 2027
Het BBIO wordt stopgezet ten laatste op 31.08.2027 (5 jaar na de aanvankelijke indiensttreding in België, namelijk 01.09.2022), met een eventuele verlenging van 3 jaar tot 31.08.2030.
Voor het jaar van stopzetting wordt het maximumbedrag van 90.000 euro eveneens geprorateerd (121).
(121) Art. 32/2, § 5, vierde lid, WIB 92.
200. Voorbeeld 2
Idem als voorbeeld 1, met een periode van werkloosheid tijdens het jaar 2025.
- 01.09.2022
Eerste rechtstreekse aanwerving van de onderzoeker door de Belgische vennootschap 'X', met het oog op tewerkstelling in België.
De toepassing van het BBIO werd door de administratie toegestaan, en dit vanaf 01.09.2022.
- 01.08.2025
De onderzoeker wordt ontslagen.
- 01.11.2025
De onderzoeker wijzigt van werkgever en treedt in dienst van de Belgische vennootschap 'Y'.
Vaststelling van het absolute plafond voor het jaar 2025:
Januari – juli
De toepassing van het BBIO kan behouden blijven, waarbij rekening wordt gehouden met het geprorateerde absolute plafond van 90.000 euro:
212 dagen /365 dagen * 90.000 euro, hetzij 52.273,97 euro.
November – december
Idem als voorbeeld 1.
Jaar 2027
Idem als voorbeeld 1.
201. Voorbeeld 3
- 01.09.2022
Eerste rechtstreekse aanwerving van de onderzoeker door de Belgische vennootschap 'X', met het oog op een tewerkstelling in België.
De toepassing van het BBIO werd door de administratie toegestaan, en dit vanaf 01.09.2022.
- 01.11.2025
De onderzoeker wijzigt van werkgever en treedt in dienst van de Belgische vennootschap 'Y'. De onderzoeksactiviteit met een wetenschappelijk karakter binnen een laboratorium bedraagt 60 % van zijn werktijd. Aan het begrip 'onderzoeker' in het BBIO is niet voldaan.
- 01.08.2026
De werknemer wijzigt van werkgever en treedt in dienst bij de Belgische vennootschap 'Z'. De onderzoeksactiviteit met een wetenschappelijk karakter binnen een laboratorium bedraagt 90 % van zijn werktijd.
Januari – oktober 2025
De toepassing van het BBIO kan behouden blijven, waarbij rekening wordt gehouden met een geprorateerde absolute plafond van 90.000 euro van:
304 dagen / 365 dagen * 90.000 euro, hetzij 74.958,90 euro.
Vanaf november 2025
Het BBIO werd beëindigd bij de stopzetting van de opdracht in België (voor werkgever 'X') en kan niet opnieuw van toepassing zijn, gezien de werknemer bij werkgever 'Y' niet als een onderzoeker in het kader van het BBIO wordt aangemerkt.
Er kan geen positieve beslissing worden gegeven voor een eventuele nieuwe aanvraag voor de tewerkstelling bij werkgever 'Z'.
202. Indien een ingekomen onderzoeker moet worden aangemerkt als een niet-rijksinwoner, wordt de toepassing van het BBIO bijkomend afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat hij jaarlijks een door de fiscale administratie van zijn woonstaat afgeleverd attest ter beschikking houdt van de Belgische belastingadministratie, waarin wordt bevestigd dat hij in die staat als fiscaal inwoner onderworpen is aan een inkomstenbelasting.
Een dergelijk attest moet ook gevoegd worden bij de aanvraag BBIO (122).
(122) Art. 240quater, eerste lid, WIB 92.
203. In dit geval zijn de bezoldigingen die voor de berekening van de 30 %-grens in aanmerking worden genomen, de soortgelijke bezoldigingen die effectief aan de belasting van niet-inwoners worden onderworpen (123).
(123) Art. 240quater, tweede lid, WIB 92.
204. Voor de vaststelling van de hoedanigheid van de ingekomen onderzoeker gelden de gewone regels (124).
(124) Art. 2, § 1, 1° ; 3 en 4, WIB 92.
205. Het BBIO wordt vóór de normale einddatum (zijnde de periode van de opdracht in België, met een maximum van 5 jaar, eventueel verlengd met 3 jaar) beëindigd wanneer niet langer is voldaan aan de in art. 32/2, § 2, WIB 92, bedoelde voorwaarden (125).
(125) Art. 32/2, § 4, WIB 92.
206. Wanneer in de loop van de periode van 5 jaar (eventueel verlengd met 3 jaar) waarvoor het BBIO werd toegekend, niet langer is voldaan aan de voormelde voorwaarden is de toepassing van het BBIO definitief verloren.
207. Wanneer het BBIB wordt beëindigd en de belastingplichtige in België blijft werken, verliest hij het voordeel van het nieuwe stelsel en wordt hij belast volgens de gewone regels van de personenbelasting of de BNI/nat.pers..
208. De bepalingen met betrekking tot het BBIO treden in werking op 01.01.2022 en zijn van toepassing op de in aanmerking komende ingekomen onderzoekers die in dienst treden in België vanaf 01.01.2022 (126).
(126) Art. 17 W 27.12.2021.
209. De onderzoekers die
- op 01.01.2022
zich sinds maximum 5 jaar in een situatie bevinden zoals bedoeld in artikel 32/2, § 2, WIB 92 (kwalificeren als ingekomen onderzoeker)
en
- vanaf de eerste affectatie in België voldoen aan de volgende voorwaarden:
* in de loop van de 60 maanden voorafgaand aan de indiensttreding in België:
• geen rijksinwoner zijn geweest,
• noch gewoond hebben binnen een afstand van 150 kilometer van de Belgische grens,
• noch onderworpen geweest zijn aan de BNI/nat.pers. voor beroepsinkomsten in België
- het akkoord verkrijgen van de administratie in het kader van de procedure tot het bekomen van het BBIO
kunnen opteren voor de toepassing van het BBIO (127).
(127) Art. 19, § 1, eerste lid, W 27.12.2021.
In dat geval is het BBIO van toepassing vanaf 01.01.2022 en dit voor de voor de overige duur van de opdracht van de onderzoeker in België, met een maximum van 5 jaar (eventueel verlengd met 3 jaar), te rekenen vanaf de eerste affectatie in België (128).
(128) Art. 19, § 1, tweede lid, W 27.12.2021.
210. Voorbeeld 1
Een onderzoeker wordt vanaf 01.08.2018 onder het oude stelsel tewerkgesteld en voldoet aan de voorwaarden om te opteren voor het BBIO.
Het BBIO is in voorkomend geval van toepassing van 01.01.2022 tot 31.07.2023 (eventueel verlengbaar met 3 jaar).
211. Voorbeeld 2
Een onderzoeker wordt vanaf 01.08.2018 onder het oude stelsel tewerkgesteld maar woont op 75 kilometer van de Belgische grens.
Voor deze onderzoeker kan niet worden geopteerd voor de toepassing van het BBIO.
Het oude stelsel blijft van toepassing tot 31.12.2023 (mits aan alle voorwaarden is voldaan).
212. Impact op bestaande arbeidsovereenkomsten
In het kader van het nieuwe stelsel geldt als regel dat maximaal 30 % van de in art. 32/2, § 5, tweede lid, WIB 92, bedoelde bezoldiging als een vergoeding voor eigen kosten van de werkgever ten laste mag worden genomen, met een absoluut plafond van 90.000 euro per kalenderjaar (zie randnr. 153-164).
Die vergoeding komt bovenop de bezoldiging en heeft betrekking op de terugkerende kosten.
Dit gegeven moet contractueel zijn overeengekomen.
Bestaande arbeidsovereenkomsten zullen dus aan dit nieuwe stelsel moeten worden aangepast wanneer voor de toepassing van het BBIO wordt gekozen. Dit is immers veelal het geval voor bestaande overeenkomsten wanneer niet expliciet voorzien is in een dergelijke vergoeding bovenop de bezoldiging.
De partijen moeten zich ervan bewust zijn dat een aanpassing van de eerder overeengekomen brutobezoldiging ook gevolgen kan hebben voor alle andere aan de belastbare brutobezoldiging gerelateerde maatregelen, zoals de opbouw van aanvullende pensioenen (de zogenaamde 80 %-regel) en aan de brutobezoldiging gerelateerde beloningen en uitkeringen zoals het pensioen, het vakantiegeld en sociale verzekeringsuitkeringen.
213. Om de hiervoor vermelde optie uit te oefenen, moet de werkgever uiterlijk op 31.07.2022 via elektronische weg een aanvraag indienen bij de door de administrateur generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit aangeduide dienst
214. De koning bepaalt de vorm en de inhoud van het formulier dat hiertoe moet worden ingevuld. (129).
(129) Art. 19, § 2, eerste lid, W 27.12.2021.
215. Bij de aanvraag moet een door de betrokken onderzoeker ondertekend attest worden gevoegd dat zijn akkoord met de aanvraag voor de toepassing van het BBIO bevestigt (130).
(130) Art. 19, § 2, tweede lid, W 27.12.2021.
216. De administratie spreekt zich uit binnen een termijn van 3 maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. De onderzoeker en de werkgever worden schriftelijk ter kennis gebracht van de beslissing van de administratie (131).
(131) Art. 19, § 2, derde lid, W 27.12.2021.
217. In het geval van een positief antwoord, zal het BBIO van toepassing zijn op de bezoldigingen die vanaf 01.01.2022 worden verkregen door de ingekomen onderzoeker (132).
(132) Art. 19, § 2, vierde lid, W 27.12.2021.
218. Voor diegenen die geen rechtsgeldige aanvraag hebben gedaan of indien er een negatief antwoord volgt op de aanvraag tot kanteling van het oude stelsel naar het BBIO, geldt, mits aan alle voorwaarden is voldaan, een overgangsmaatregel van twee jaar, zoals voorzien in de circulaire 2022/C/9 van 21.01.2022.
- Artikelen 32/1, 32/2, 240ter en 240quater, WIB 92.
- Artikelen 13 t.e.m. 19 van de programmawet van 27.12.2021 (BS 31.12.2021, eerste editie).
- KB van 05.03.2022 tot vastlegging van de vorm en inhoud van het formulier voor de aanvraag van het akkoord voor de toepassing van het bijzonder belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen en ingekomen onderzoekers (BS 10.03.2022).
-
De betrokken artikelen van de W 27.12.2021 zijn de volgende:
Afdeling 2 - Regeling houdende invoering van een bijzonder belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen en ingekomen onderzoekers
Art. 13. In titel II, hoofdstuk II, afdeling IV, onderafdeling I, onderdeel F, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt een artikel 32/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 32/1. § 1. In hoofde van ingekomen belastingplichtigen die in artikel 30, 1° of 2°, bedoelde bezoldigingen verkrijgen, wordt het ten laste nemen van bepaalde kosten door de werkgever of de vennootschap beschouwd als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever binnen de voorwaarden en binnen de grenzen voorzien in dit artikel.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "eigen kosten van de werkgever" verstaan, in het geval van een werknemer, de eigen kosten van de werkgever en, in het geval van een bedrijfsleider, de eigen kosten van de vennootschap waarbinnen een mandaat of soortgelijke functies worden uitgeoefend.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "bedrijfsleider" een natuurlijke persoon verstaan, die een mandaat of soortgelijke functies zoals bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1°, uitoefent en belast is met het dagelijks bestuur van de onderneming of in de onderneming een functie of werkzaamheid als bedoeld in artikel 32, eerste lid, 2° uitoefent, uitgezonderd een natuurlijke persoon die een dergelijk mandaat, functie of werkzaamheid uitoefent in de eigen onderneming waarvan hij oprichter of medeoprichter is of waarin hij aandelen bezit die 30 pct. of meer van het kapitaal van die vennootschap vertegenwoordigen.
§ 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "ingekomen belastingplichtige", verstaan:
1° de werknemer of bedrijfsleider die rechtstreeks wordt aangeworven in het buitenland door een binnenlandse vennootschap, door een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap of door een in artikel 1:6, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde vereniging met rechtspersoonlijkheid, met het doel er een in België belastbare bezoldigde activiteit uit te oefenen;
2° de werknemer of bedrijfsleider die door een buitenlandse onderneming die deel uitmaakt van een multinationale groep ter beschikking wordt gesteld van één of meer binnenlandse vennootschappen, van één of meer Belgische inrichtingen van een buitenlandse vennootschap die tot dezelfde multinationale groep behoren, of van een in artikel 1:6, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde vereniging met rechtspersoonlijkheid, teneinde een bezoldigde activiteit in België uit te oefenen.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "multinationale groep", elke groep verstaan die twee of meer ondernemingen omvat die inwoner zijn van verschillende rechtsgebieden, of die een onderneming omvat die inwoner is van het ene rechtsgebied en in een ander rechtsgebied aan belasting onderworpen is ter zake van de werkzaamheden die met behulp van een Belgische of buitenlandse inrichting worden uitgeoefend.
§ 3. De volgende voorwaarden moeten bovendien cumulatief worden vervuld in hoofde van de in paragraaf 2 bedoelde belastingplichtige:
1° in de loop van de 60 maanden voorafgaand aan de indiensttreding in België, geen rijksinwoner zijn geweest, noch gewoond hebben binnen een afstand van 150 kilometer van de grens, noch onderworpen zijn geweest aan de belasting van niet-inwoners voor beroepsinkomsten in België;
2° van de in paragraaf 2, eerste lid, 1° of 2°, bedoelde werkgever of vennootschap, een bezoldiging ontvangen voor de in België geleverde prestaties die meer bedraagt dan 75 000 euro per kalenderjaar;
3° het akkoord verkrijgen van de administratie in het kader van de bij paragraaf 8 bepaalde procedure.
De in het eerste lid, 2°, bedoelde bezoldiging omvat de brutobezoldiging, vóór aftrek van sociale zekerheidsbijdragen, met uitsluiting van de opzeggingsvergoedingen, de vergoedingen tot herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen en de bij toepassing van artikel 38 vrijgestelde bezoldigingen en met uitsluiting van de terugbetalingen van de in paragraaf 5 bedoelde terugkerende uitgaven.
Voor het jaar van aankomst in België, alsook voor het jaar van vertrek uit België of het jaar waarin dit stelsel overeenkomstig paragraaf 7 een einde neemt, wordt het in het eerste lid, 2°, bedoelde bedrag pro rata berekend op basis van het aantal dagen dat de arbeidsverhouding in België dat jaar heeft bestaan en aan de voorwaarden van dit artikel is voldaan.
In het geval dat de ingekomen belastingplichtige zijn werkzaamheid moet onderbreken en zijn bezoldiging niet wordt doorbetaald, wordt het in het eerste lid, 2°, bedoelde bedrag pro rata berekend op basis van het aantal dagen waarop de ingekomen belastingplichtige zijn beroepswerkzaamheid wel kon uitoefenen.
Onverminderd de toepassing van paragraaf 4, wordt het voldoen aan de in het eerste lid, 2°, bedoelde voorwaarde beoordeeld op het moment van de indiening van de in paragraaf 8 bedoelde aanvraag.
De Koning kan het in het eerste lid, 2°, vermelde bedrag om de drie jaar en voor het eerst voor het inkomstenjaar 2024 aanpassen aan de stijging van de afgevlakte gezondheidsindex bedoeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. Hiertoe wordt het in het eerste lid, 2°, vermelde bedrag vermenigvuldigd met het cijfer van de afgevlakte gezondheidsindex voor de maand september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor het nieuwe bedrag voor het eerst van toepassing zal zijn en gedeeld door het cijfer van de afgevlakte gezondheidsindex voor de maand september 2020 (107,85). Het aldus bekomen bedrag wordt afgerond tot het hogere of lagere honderdtal naargelang het cijfer van de tientallen al dan niet 5 bereikt.
Ten laatste op 31 januari van elk kalenderjaar deelt de werkgever of de vennootschap een nominatieve lijst van de werknemers en bedrijfsleiders, die in de loop van het voorafgaande jaar dit stelsel genoten, mee aan de administratie die belast is met de vestiging van de belasting. De Koning bepaalt de vorm waarin deze mededeling aan de bevoegde administratie wordt gedaan.
§ 4. Wanneer in de loop van de in paragraaf 7 bedoelde periode niet langer voldaan is aan de in paragraaf 2 of paragraaf 3, eerste lid, 2°, bedoelde voorwaarden, wordt de toepassing van dit stelsel beëindigd.
§ 5. Het ten laste nemen, bovenop de bezoldiging, door de werkgever of de vennootschap, hetzij rechtstreeks, hetzij onder de vorm van specifieke terugbetalingen, van terugkerende uitgaven die rechtstreeks voortkomen uit de ter beschikking stelling of de tewerkstelling in België, wordt aangemerkt als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever tot een bedrag van 30 pct. van de in paragraaf 3, tweede lid, omschreven bezoldiging.
Het in het eerste lid bedoelde bedrag dat als eigen kosten van de werkgever wordt aanvaard, is beperkt tot 90 000 euro per jaar.
De Koning kan het in het tweede lid vermelde bedrag om de drie jaar en voor het eerst voor het inkomstenjaar 2024 aanpassen aan de stijging van de afgevlakte gezondheidsindex overeenkomstig de regels vastgelegd in paragraaf 3, zesde lid.
Voor het jaar van aankomst in België, alsook voor het jaar van vertrek uit België of het jaar waarin dit stelsel overeenkomstig paragraaf 7 een einde neemt, wordt het in het tweede lid bedoelde maximumbedrag pro rata bepaald op basis van het aantal dagen dat de arbeidsverhouding in België dat jaar heeft bestaan en aan de voorwaarden van dit artikel is voldaan.
Wanneer de ingekomen belastingplichtige zijn werkzaamheid moet onderbreken en zijn bezoldiging niet wordt doorbetaald, maar de in het eerste lid bedoelde kosten ingevolge een contractuele verplichting toch verder ten laste worden genomen door de werkgever of de vennootschap, wordt de bezoldiging waarop het 30 pct.-plafond wordt berekend, bepaald alsof de werkzaamheid niet werd onderbroken.
§ 6. Worden eveneens aangemerkt als terugbetalingen van eigen kosten van de werkgever, de kosten die door de werkgever of de vennootschap, hetzij rechtstreeks, hetzij onder de vorm van specifieke terugbetalingen, zijn gedragen in de mate dat deze kosten tot doel hebben om het volgende te dekken:
1° de kosten die voortvloeien uit de verhuis van de ingekomen belastingplichtige naar België;
2° de kosten die verband houden met de inrichting van de woning in België gedaan in de eerste zes maanden na aankomst in België;
3° het schoolgeld voor de kinderen van de ingekomen belastingplichtige of zijn partner die met hun ouders of een van hen verhuizen, wanneer ze volgens de Belgische wetgeving de leerplichtige leeftijd hebben en als dusdanig kleuteronderwijs, lager onderwijs of secundair onderwijs volgen in België in een privéschool of een internationale school.
De in het eerste lid, 1°, bedoelde kosten omvatten enkel de kosten van één reis om een nieuwe verblijfplaats in België te zoeken, de reiskosten van de ingekomen belastingplichtige zelf, van zijn partner en de kinderen die tot zijn gezin behoren, alsook de kosten voor het demonteren, verpakken, laden, vervoeren, ontladen, uitpakken en monteren van het meubilair dat toebehoort aan de ingekomen belastingplichtige. In voorkomend geval, worden ook de hotelkosten van de ingekomen belastingplichtige, zijn partner en van de kinderen die tot zijn gezin behoren gedurende de eerste drie maanden na de indiensttreding in België beoogd.
De in het eerste lid, 2°, bedoelde kosten, omvatten enkel de kosten die zijn gemaakt voor de aankoop van materiaal dat bestemd is om in de woning in België te blijven of voor de aankoop van huishoudtoestellen volgens de geldende normen in België.
De kosten die als in het eerste lid, 2°, bedoelde eigen kosten van de werkgever worden aanvaard, zijn beperkt tot het bedrag van 1 500 euro. De Koning kan dit bedrag om de drie jaar en voor het eerst voor het inkomstenjaar 2024 aanpassen aan de stijging van de afgevlakte gezondheidsindex overeenkomstig de regels vastgelegd in paragraaf 3, zesde lid.
Het komt aan de belastingplichtige toe om de werkelijkheid en het bedrag van deze kosten te bewijzen aan de hand van bewijskrachtige stukken of, indien dit niet mogelijk is, op basis van alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed.
§ 7. De paragrafen 5 en 6 zijn van toepassing gedurende de periode van de opdracht van de belastingplichtige in België, met een maximum van 5 jaar.
Indien het verblijf van belastingplichtige in België de in het eerste lid vermelde duur overschrijdt, wordt de toepassing van de paragrafen 5 en 6 verlengd met 3 jaar voor zover dat:
1° de werkgever of de vennootschap aan de in paragraaf 2 vermelde voorwaarden blijft voldoen;
en dat
2° de in paragraaf 3, eerste lid, 2°, bedoelde drempel bereikt blijft.
§ 8. Om te kunnen genieten van het in dit artikel bedoelde stelsel, moet de werkgever of de vennootschap via elektronische weg een aanvraag indienen bij de door de administrateur-generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit aangeduide dienst. De aanvraag moet worden ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de indiensttreding van de belastingplichtige in België. De Koning bepaalt de vorm en inhoud van het formulier dat hiertoe moet worden ingevuld.
De aanvraag voor de in paragraaf 7, tweede lid, bedoelde verlenging van het stelsel wordt via elektronische weg gedaan door de werkgever of de vennootschap bij de door de administrateur-generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit aangeduide dienst uiterlijk 3 maanden na het verstrijken van de eerste termijn van 5 jaar. De Koning bepaalt de vorm en de inhoud van het formulier dat hiertoe moet worden ingevuld.
In bijlage bij de in het eerste en tweede lid bedoelde aanvraag moet een door de betrokken werknemer of bedrijfsleider ondertekend attest worden gevoegd, dat zijn akkoord met de aanvraag voor de toepassing van het stelsel bevestigt.
De administratie spreekt zich uit binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. De belastingplichtige en de werkgever of de vennootschap worden schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing van de administratie.
In geval van een positief antwoord, is het in dit artikel beoogde stelsel van toepassing op de bezoldigingen die door de ingekomen belastingplichtige worden verkregen vanaf zijn indiensttreding in België.
§ 9. In het geval van een wijziging van werkgever of vennootschap in de loop van de in paragraaf 7 bedoelde periode, kan een nieuwe aanvraag voor de toepassing van dit stelsel worden ingediend door de nieuwe werkgever of de nieuwe vennootschap, zoals omschreven in paragraaf 8.
In dat geval kan dit stelsel opnieuw worden toegekend aan de ingekomen belastingplichtige voor zover dat:
1° de werkgever of de vennootschap aan de in paragraaf 2 vermelde voorwaarden blijft voldoen;
en dat
2° de in paragraaf 3, eerste lid, 2°, bedoelde drempel wordt bereikt;
en dat
3° overeenkomstig paragraaf 7, de totale duur van de toepassing van dit stelsel in hoofde van de belastingplichtige niet meer bedraagt dan 5 jaar, in voorkomend geval te verlengen met 3 jaar, te rekenen vanaf de eerste tewerkstelling in België.
In het in deze paragraaf bedoelde geval, moeten de in paragraaf 3, eerste lid, 2°, bedoelde voorwaarde inzake de drempel en het in paragraaf 5, tweede lid, vermelde maximumbedrag worden beoordeeld in verhouding tot de tewerkstelling van de belastingplichtige bij de respectievelijke werkgevers of de respectievelijke vennootschappen in de loop van het jaar.".
Art. 14. In hetzelfde onderdeel F, wordt een artikel 32/2 ingevoegd, luidende:
"Art. 32/2. § 1. In hoofde van ingekomen onderzoekers die in artikel 30, 1°, bedoelde bezoldigingen verkrijgen, wordt het ten laste nemen van bepaalde kosten door de werkgever beschouwd als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever binnen de voorwaarden en binnen de grenzen voorzien in dit artikel.
§ 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "ingekomen onderzoeker", verstaan:
1° de onderzoeker die rechtstreeks in het buitenland aangeworven wordt door een binnenlandse vennootschap, door een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap of door een in artikel 1:6, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde vereniging met rechtspersoonlijkheid, teneinde er een in België belastbare bezoldigde activiteit uit te oefenen;
2° de onderzoeker die door een buitenlandse onderneming die deel uitmaakt van een multinationale groep, ter beschikking wordt gesteld van één of meerdere binnenlandse vennootschappen, van één of meerdere Belgische inrichtingen van een buitenlandse vennootschap die tot dezelfde multinationale groep behoren of van een in artikel 1:6, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde vereniging met rechtspersoonlijkheid, teneinde een in België belastbare bezoldigde activiteit uit te oefenen.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "multinationale groep" verstaan, elke groep die twee of meer ondernemingen omvat die inwoner zijn van verschillende rechtsgebieden of die een onderneming omvat die inwoner is van het ene rechtsgebied en in een ander rechtsgebied aan belasting onderworpen is ter zake van de werkzaamheden die met behulp van een Belgische of buitenlandse inrichting worden uitgeoefend.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "onderzoeker", elke werknemer verstaan die:
1° alleen of in groep, uitsluitend of hoofdzakelijk onderzoeksactiviteiten verricht met wetenschappelijk, fundamenteel, industrieel of technisch karakter, binnen een laboratorium dat of een onderneming die een of meerdere programma's inzake onderzoek en ontwikkeling voert;
en die
2° in het bezit is van een in het vijfde lid bedoeld diploma of een relevante beroepservaring van minstens 10 jaar kan aantonen.
Met een uitsluitende of hoofdzakelijke activiteit wordt in dit geval een tijdsbesteding bedoeld van minstens 80 pct. van de werktijd.
Het in het derde lid, 2°, bedoelde diploma is een diploma van doctor of master in de studiegebieden van de exacte of toegepaste wetenschappen, de burgerlijke ingenieurswetenschappen, de medische wetenschappen, de dierengeneeskunde, de farmaceutische wetenschappen, de architectuurwetenschappen of de landbouwwetenschappen.
§ 3. In hoofde van de in paragraaf 2 bedoelde ingekomen onderzoeker moeten bovendien de onderstaande voorwaarden cumulatief zijn vervuld:
1° in de loop van de 60 maanden voorafgaand aan de indiensttreding in België, geen rijksinwoner zijn geweest, noch gewoond hebben binnen een afstand van 150 kilometer van de grens, noch onderworpen zijn geweest aan de belasting van niet-inwoners voor beroepsinkomsten in België;
2° het akkoord verkrijgen van de administratie in het kader van de bij paragraaf 8 bepaalde procedure.
Ten laatste op 31 januari van elk kalenderjaar deelt de werkgever een nominatieve lijst van de onderzoekers die in de loop van het voorafgaande jaar dit stelsel genoten mee aan de administratie die belast is met de vestiging van de belasting. De Koning bepaalt de vorm waarin deze mededeling aan de bevoegde administratie wordt gedaan.
§ 4. Wanneer in de loop van de in paragraaf 7 bedoelde periode niet langer voldaan is aan de in paragraaf 2 bedoelde voorwaarden, wordt de toepassing van dit stelsel beëindigd.
§ 5. Het ten laste nemen, naast de bezoldiging, door de werkgever, hetzij rechtstreeks, hetzij onder de vorm van specifieke terugbetalingen, van terugkerende uitgaven die rechtstreeks voortkomen uit de ter beschikking stelling of de tewerkstelling in België, wordt aangemerkt als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever tot een bedrag van 30 pct. van de bezoldiging.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "bezoldiging" verstaan, de jaarlijkse brutobezoldiging vóór aftrek van sociale zekerheidsbijdragen, met uitsluiting van de opzeggingsvergoedingen, vergoedingen tot herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen en de bij toepassing van artikel 38 vrijgestelde bezoldigingen en met uitsluiting van de terugbetalingen van de in deze paragraaf bedoelde terugkerende uitgaven.
Het in het eerste lid bedoelde bedrag dat als eigen kosten van de werkgever wordt aanvaard, is beperkt tot 90 000 euro per jaar. De Koning kan dit bedrag om de drie jaar en voor het eerst voor het inkomstenjaar 2024 aanpassen aan de stijging van de afgevlakte gezondheidsindex overeenkomstig de regels vastgelegd in artikel 32/1, § 3, zesde lid.
Voor het jaar van aankomst in België, alsook voor het jaar van vertrek uit België of het jaar waarin dit stelsel overeenkomstig paragraaf 7 een einde neemt, wordt het in het derde lid bedoelde maximumbedrag pro rata bepaald op basis van het aantal dagen dat de arbeidsverhouding in België dat jaar heeft bestaan en aan de voorwaarden van dit artikel is voldaan.
Wanneer de ingekomen onderzoeker zijn werkzaamheid moet onderbreken en zijn bezoldiging niet wordt doorbetaald, maar de in het eerste lid bedoelde kosten ingevolge een contractuele verplichting toch verder ten laste worden genomen door de werkgever, wordt de bezoldiging waarop het 30 pct.-plafond wordt berekend, bepaald alsof de werkzaamheid niet werd onderbroken.
§ 6. Worden eveneens aangemerkt als terugbetalingen van eigen kosten van de werkgever, de kosten die door de werkgever, hetzij rechtstreeks, hetzij onder de vorm van specifieke terugbetalingen, zijn gedragen in de mate dat deze kosten tot doel hebben om het volgende te dekken:
1° de kosten die voortvloeien uit de verhuis van de ingekomen onderzoeker naar België;
2° de kosten die verband houden met de inrichting van de woning in België gedaan in de eerste zes maanden na aankomst in België;
3° het schoolgeld voor de kinderen van de ingekomen onderzoeker of zijn partner die met hun ouders of een van hen verhuizen, wanneer ze volgens de Belgische wetgeving de leerplichtige leeftijd hebben en als dusdanig kleuteronderwijs, lager onderwijs of secundair onderwijs volgen in België in een privéschool of een internationale school.
De in het eerste lid, 1°, bedoelde kosten omvatten enkel de kosten van één reis om een nieuwe verblijfplaats in België te zoeken, de reiskosten van de ingekomen onderzoeker zelf, van zijn partner en de kinderen die tot zijn gezin behoren, alsook de kosten voor het demonteren, verpakken, laden, vervoeren, ontladen, uitpakken en monteren van het meubilair dat toebehoort aan de ingekomen onderzoeker. In voorkomend geval, worden ook de hotelkosten van de ingekomen onderzoeker, zijn partner en van de kinderen die tot zijn gezin behoren gedurende de eerste drie maanden na de indiensttreding in België beoogd.
De in het eerste lid, 2°, bedoelde kosten, omvatten enkel de kosten die zijn gemaakt voor de aankoop van materiaal dat bestemd is om in de woning in België te blijven of voor de aankoop van huishoudtoestellen volgens de geldende normen in België.
De kosten die als in het eerste lid, 2°, bedoelde eigen kosten van de werkgever worden aanvaard, zijn beperkt tot het bedrag van 1 500 euro. De Koning kan dit bedrag om de drie jaar en voor het eerst voor het inkomstenjaar 2024 aanpassen aan de stijging van de afgevlakte gezondheidsindex overeenkomstig de regels vastgelegd in artikel 32/1, § 3, zesde lid.
Het komt aan de ingekomen onderzoeker toe om de werkelijkheid en het bedrag van deze kosten te bewijzen aan de hand van bewijskrachtige stukken of, indien dit niet mogelijk is, op basis van alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed.
§ 7. De paragrafen 5 en 6 zijn van toepassing gedurende de periode van de opdracht van de ingekomen onderzoeker in België, met een maximum van 5 jaar.
Indien het verblijf van de onderzoeker de in het eerste lid vermelde duur overschrijdt, wordt de toepassing van de paragrafen 5 en 6 met 3 jaar verlengd, voor zover voldaan blijft aan de bij paragraaf 2 bepaalde voorwaarden met betrekking tot de werkgever.
§ 8. Om te kunnen genieten van het in dit artikel bedoelde stelsel, moet de werkgever via elektronische weg een aanvraag indienen bij de door de administrateur-generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit aangeduide dienst. De aanvraag moet worden ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de indiensttreding van de ingekomen onderzoeker in België. De Koning bepaalt de vorm en inhoud van het formulier dat hiertoe moet worden ingevuld.
De aanvraag voor de in paragraaf 7, tweede lid, bedoelde verlenging van het stelsel wordt via elektronische weg door de werkgever gedaan bij de door de administrateur-generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit aangeduide dienst ten laatste 3 maanden na het aflopen van de eerste termijn van 5 jaar. De Koning bepaalt de vorm en de inhoud van het formulier dat hiertoe moet worden ingevuld.
In bijlage bij de in het eerste en tweede lid bedoelde aanvraag moet een door de betrokken onderzoeker ondertekend attest worden gevoegd, dat zijn akkoord met de aanvraag voor de toepassing van het stelsel bevestigt.
De administratie spreekt zich uit binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. De onderzoeker en de werkgever worden schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing van de administratie.
In geval van een positief antwoord, is het in dit artikel beoogde stelsel van toepassing op de bezoldigingen die door de ingekomen onderzoeker worden verkregen vanaf zijn indiensttreding in België.
§ 9. In het geval van een wijziging van werkgever in de loop van de in paragraaf 7 bedoelde periode, kan een nieuwe aanvraag voor de toepassing van dit stelsel worden ingediend door de nieuwe werkgever, zoals omschreven in paragraaf 8.
In dat geval kan de regeling opnieuw toegekend worden aan de onderzoeker voor zover:
1° aan de in paragraaf 2 vermelde voorwaarden met betrekking tot de werkgever voldaan blijft;
en
2° overeenkomstig paragraaf 7, de totale duur van de toepassing van dit stelsel in hoofde van de ingekomen onderzoeker niet meer bedraagt dan 5 jaar, in voorkomend geval verlengd met 3 jaar, te rekenen vanaf de eerste tewerkstelling in België.
In het in deze paragraaf bedoelde geval, moet het in paragraaf 5, derde lid, vermelde maximumbedrag worden beoordeeld in verhouding tot de tewerkstelling van de onderzoeker bij de respectievelijke werkgevers in de loop van het jaar.".
Art. 15. In titel V, hoofdstuk III, afdeling II, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 240ter ingevoegd, luidende:
"Art. 240ter. Indien een in artikel 32/1, § 2, bedoelde ingekomen belastingplichtige moet worden aangemerkt als een niet-rijksinwoner, wordt de toepassing van het in artikel 32/1 omschreven bijzonder stelsel voor ingekomen belastingplichtigen afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat hij jaarlijks een door de fiscale administratie van zijn woonstaat afgeleverd attest ter beschikking houdt van de Belgische belastingadministratie, waarin wordt bevestigd dat hij in die staat als fiscaal inwoner onderworpen is aan een inkomstenbelasting. Een dergelijk attest moet ook gevoegd worden bij de in artikel 32/1, § 8, bedoelde aanvraag.
In dit geval zijn de in artikel 32/1, § 3, eerste lid, 2°, bedoelde bezoldigingen, de soortgelijke bezoldigingen die effectief aan de belasting van niet-inwoners worden onderworpen.".
Art. 16. In dezelfde afdeling II wordt een artikel 240quater ingevoegd, luidende:
"Art. 240quater. Indien een in artikel 32/2, § 2, bedoelde ingekomen onderzoeker moet worden aangemerkt als een niet-rijksinwoner, wordt de toepassing van het in artikel 32/2 omschreven bijzonder stelsel voor ingekomen onderzoekers afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat hij jaarlijks een door de fiscale administratie van zijn woonstaat afgeleverd attest ter beschikking houdt van de Belgische belastingadministratie, waarin wordt bevestigd dat hij in die staat als fiscaal inwoner onderworpen is aan een inkomstenbelasting. Een dergelijk attest moet ook worden gevoegd bij de in artikel 32/2, § 8, bedoelde aanvraag.
In dat geval zijn de in artikel 32/2, § 5, tweede lid, bedoelde bezoldigingen, de soortgelijke bezoldigingen die effectief aan de belasting van niet-inwoners worden onderworpen.".
Art. 17. De artikelen 13 tot 16 treden in werking op 1 januari 2022 en zijn van toepassing op de in aanmerking komende inkomende belastingplichtigen en inkomende onderzoekers die in dienst treden in België vanaf 1 januari 2022.
Art. 18. § 1. De belastingplichtigen die zich op 1 januari 2022, sinds maximum 5 jaar in een situatie bevinden zoals bedoeld in artikel 32/1, § 2, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, mogen opteren voor het speciaal belastingstelsel voor ingekomen belastingplichtigen zoals geregeld in het voormelde artikel 32/1, voor zover de voorwaarden bepaald bij paragraaf 3, eerste lid, van datzelfde artikel vervuld zijn vanaf een eerste affectatie in België.
In dat geval zijn de bij de paragrafen 5 en 6 van het voormelde artikel 32/1 bepaalde voordelen van toepassing vanaf 1 januari 2022 voor de overige duur van de bij paragraaf 7 van datzelfde artikel bepaalde periode, te rekenen vanaf de eerste affectatie in België.
§ 2. Om de bij paragraaf 1, eerste lid, bepaalde optie uit te oefenen, moet de werkgever of de vennootschap uiterlijk op 31 juli 2022 via elektronische weg een aanvraag indienen bij de door de administrateur generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit aangewezen dienst. De Koning bepaalt de vorm en de inhoud van het formulier dat hiertoe moet worden ingevuld.
Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag moet een door de betrokken werknemer of bedrijfsleider ondertekend attest worden gevoegd dat zijn akkoord met de aanvraag voor de toepassing van het bij artikel 32/1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bepaalde stelsel bevestigt.
De administratie spreekt zich uit binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. De belastingplichtige en de werkgever of vennootschap worden schriftelijk op de hoogte gesteld van de beslissing van de administratie.
In het geval van een positief antwoord, zal het bij voormelde artikel 32/1 bepaalde stelsel van toepassing zijn op de bezoldigingen die vanaf 1 januari 2022 worden verkregen door de ingekomen belastingplichtige.
Art. 19. § 1. De onderzoekers die zich op 1 januari 2022 sinds maximum 5 jaar in een situatie bevinden zoals bedoeld in artikel 32/2, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 kunnen opteren voor het speciaal belastingstelsel voor ingekomen onderzoekers zoals geregeld in het voormelde artikel 32/2, voor zover de bij paragraaf 3, eerste lid, van datzelfde artikel bepaalde voorwaarden, vervuld zijn vanaf de eerste affectatie in België.
In dat geval zijn de bij de paragrafen 5 en 6 van het voormelde artikel 32/2 bepaalde voordelen van toepassing vanaf 1 januari 2022 voor de resterende duur van de bij paragraaf 7 van datzelfde artikel bepaalde periode, te rekenen vanaf de eerste affectatie in België.
§ 2. Om de bij paragraaf 1, eerste lid, bepaalde optie uit te oefenen moet de werkgever uiterlijk op 31 juli 2022 via elektronische weg een aanvraag indienen bij de door de administrateur generaal van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit, aangeduide dienst. De Koning bepaalt de vorm en de inhoud van het formulier dat hiertoe moet worden ingevuld.
Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag moet een door de onderzoeker ondertekend attest worden gevoegd dat zijn akkoord met de aanvraag voor de toepassing van het bij artikel 32/2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bepaalde stelsel bevestigt.
De administratie spreekt zich uit binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. De onderzoeker en de werkgever worden schriftelijk ter kennis gebracht van de beslissing van de administratie.
In het geval van een positief antwoord, is het bij voormelde artikel 32/2 bepaalde stelsel van toepassing op de bezoldigingen die vanaf 1 januari 2022 door de ingekomen onderzoeker worden verkregen.
Interne ref.: 731.143
Bron: Fisconetplus