De Algemene Administratie van Douane en Accijnzen publiceerde op 06/09/2023 de Circulaire 2023/ C/73 betreffende de invoer en uitvoer van zendingen met een geringe waarde in het kader van e-commerce.
Deze circulaire vervangt de “Circulaire 2021/C/58 betreffende de invoer en uitvoer van zendingen met een geringe waarde in het kader van e-commerce”.
D.I. 530.9, zendingen met een geringe waarde, e-commerce, H7, de bijzondere regeling “IOSS”, de bijzondere regeling “Special Arrangements”, btw, koeriersdiensten, postzendingen, “Marketplace”,.
Inhoudstafel
Inhoud
1.5. Betrokken douanebepalingen
2. Invoerformaliteiten voor zendingen met een geringe waarde
2.1. Douaneaangifte H7 (zeer beperkte gegevensset)
2.1.1. Toepassingsgebied en gebruik van een douaneaangifte H7
2.1.2. Gegevenselementen in het kader van de douaneaangifte H7
2.1.4. Welke goederen kunnen worden aangegeven via de douaneaangifte H7?
2.1.5. Te gebruiken code voor de douaneregeling
2.3. (Vereenvoudigde) douaneaangifte I1 en overige vereenvoudigingen
2.3.2. Inschrijving in de administratie van de aangever (EIDR)
2.3.3. Gecentraliseerde vrijmaking
2.4. Douaneaangifte H6 - Douaneafhandeling van postzendingen
2.4.1. Overzicht mogelijke vereenvoudigde formaliteiten voor douaneafhandeling van postzendingen
2.4.2. Beschrijving artikel 144 DWU DA en de gegevensset H6
3. Mechanismen voor de inning van btw
3.1. De bijzondere regeling “IOSS”
3.1.2. Beschrijving van het proces
3.1.3. Aansprakelijkheid van de actoren in het kader van de bijzondere regeling “IOSS”
3.2. De bijzondere regeling “Special Arrangements”
3.2.1. Basisconcept en beschrijving van het proces (volledig traject)
3.2.2. Beschrijving van het proces
3.2.4. Procedure voor de maandelijkse betaling en maandelijkse aangifte
3.3. Standaard mechanisme voor de inning van de btw
3.3.2. Beschrijving van het proces
4. Douaneformaliteiten betreffende de terugzending van goederen binnen het kader van e-commerce
4.2.1. Toepassingsgebied van de douaneaangifte ten uitvoer door enige andere handeling
4.2.2. Wederuitvoer van postzendingen
4.3.1. Toepassingsgebied van de douaneaangifte ten uitvoer door enige andere handeling
4.3.2. Wederuitvoeren van expreszendingen
5. Ongeldigmaking van de douaneaangifte
5.2. Specifieke gevallen voor de bijzondere regelingen “IOSS” en “Special Arrangements”
5.2.1. Terugzending van goederen onder de bijzondere regeling “IOSS”
5.2.2. Terugzending van goederen onder de bijzondere regeling “Special Arrangements”
§1. De exponentiële groei van e-commerce tijdens het afgelopen decennium evenals de drempel van 22 EUR voor de vrijstelling van de betaling van de btw die tot 1 juli 2021 van toepassing is, hebben volgens bepaalde studies geleid tot een aanzienlijke inkomstenverlies voor de lidstaten. In deze context hebben leveranciers uit derde landen tevens altijd genoten van een concurrentievoordeel ten opzichte van in de Unie gevestigde bedrijven die geen beroep kunnen doen op dergelijke btw-vrijstelling wanneer zij goederen verkopen op de eengemaakte markt.
Om dit probleem aan te pakken, keurde de Raad op 5 december 2017 het btw-pakket voor e-commerce goed. Hiermee wordt onder andere de vrijstelling van invoer-btw voor commerciële goederen in zendingen met een geringe waarde van maximaal 22 EUR afgeschaft en worden de inning en de betaling van invoer-btw vereenvoudigd via de bijzondere regeling “IOSS” en de bijzondere regeling “Special Arrangements” voor B2C-afstandsverkopen van goederen uit derde landen of derdelandsgebieden aan consumenten in de Unie. Deze nieuwe regels zijn van toepassing vanaf 1 juli 2021 (zoals bepaald in artikel 27 van de “Wet van 2 april 2021 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de regeling betreft die van toepassing is op afstandsverkopen van goederen en op bepaalde leveringen van goederen en diensten”).
De afschaffing van de drempel van 22 EUR voor de vrijstelling van invoer-btw zoals voorzien in het btw-pakket inzake elektronische handel (e-commerce), is de wijziging die wellicht de grootste gevolgen heeft voor de douaneformaliteiten, zowel voor de douaneautoriteiten als voor de marktdeelnemers. Met deze maatregel worden alle in de Unie ingevoerde handelsgoederen, ongeacht hun waarde, vanaf 1 juli 2021 onderworpen aan btw.
In dit verband heeft de Commissie artikel 143 bis DWU DA gewijzigd om te voorzien in een beperktere, beter hanteerbare, maar nog steeds voldoende hoeveelheid gegevens (een “zeer beperkte gegevensset”) voor de douaneaangiften bij invoer van zendingen met een geringe waarde. Deze aanpassing van de wetgeving is bedoeld om de negatieve gevolgen van de forse toename van het aantal douaneaangiften te verzachten, dit zowel voor de douaneautoriteiten als voor de marktdeelnemers.
Deze circulaire heeft tot doel de evolutie van de rol van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen in de ontwikkeling van de e-commerce toe te lichten, met de nadruk op haar rol bij de implementatie van de nieuwe procedures die hiervoor werden ingevoerd (met name het “Btw-pakket voor e-commerce”).
Hiertoe baseert deze circulaire zich hoofdzakelijk op de volgende twee door de Commissie gepubliceerde documenten, met name:
Deze circulaire behandelt de volgende onderwerpen:
§2. E-commerce verandert het internationale handelsklimaat, met inbegrip van het grensoverschrijdend goederenverkeer. Terwijl e-commerce enerzijds de toegang tot wereldmarkten eenvoudiger maakt, met name voor kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, zien douaneautoriteiten overal ter wereld zich voor de uitdaging geplaatst een evenwicht te vinden tussen toezicht en facilitering, waarbij alle relevante fiscale en niet-fiscale risico’s worden afgedekt.
Andere bronnen:
a) voor handelsgoederen: de prijs van de goederen zelf bij verkoop voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie, met uitzondering van vervoers- en verzekeringskosten, tenzij deze in de prijs zijn begrepen en niet afzonderlijk op de factuur zijn vermeld, en alle andere belastingen en heffingen zoals te constateren door de douaneautoriteiten op basis van relevante documenten;
b) voor goederen zonder handelskarakter: de prijs die voor de goederen zelf zou zijn betaald als zij waren verkocht voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie;
Wat het begrip “zending” betreft, worden goederen die gelijktijdig door dezelfde afzender naar dezelfde geadresseerde worden gezonden en die onder dezelfde vervoersovereenkomst vallen, beschouwd als één “zending”;
§3. Door de afschaffing van de drempel van 22 EUR voor vrijstelling van invoer-btw zijn alle in de Unie ingevoerde goederen, ongeacht de waarde ervan, sinds 1 juli 2021 onderworpen aan btw[2].
§4. Samen met de afschaffing van de vrijstelling van invoer-btw voor goederen van geringe waarde worden in de wetgeving twee vereenvoudigingen ingevoerd voor de inning van invoer-btw voor zendingen waarvan de intrinsieke waarde niet meer dan 150 EUR bedraagt.
Deze vereenvoudigingen mogen niet toegepast worden op accijnsgoederen (zie definitie punt 1.2.).
(1) De bijzondere regeling “IOSS”
§5. Het eerste mechanisme is een bijzondere regeling betreffende btw, met name de bijzondere regeling “IOSS”, waarbij de leverancier alle btw-verplichtingen (aangifte en betaling) in één lidstaat kan nakomen, ofwel rechtstreeks ofwel via een tussenpersoon die hiervoor is aangewezen. De btw die ten tijde van de verkoop door de consument aan de leverancier wordt betaald, wordt maandelijks aangegeven en betaald via één “IOSS-btw-aangifte”, en dit rechtstreeks door de leverancier of door zijn tussenpersoon. Bijgevolg is de invoer van de goederen in de Unie vrijgesteld van btw om een dubbele betaling van de btw te vermijden. Op de bijzondere regeling “IOSS” kan een beroep worden gedaan door verkopers die rechtstreeks de ingevoerde goederen verkopen aan consumenten in de Unie, via hun eigen website of via platformen (“Marketplaces”) die zulke leveringen faciliteren.
OPGELET! De bijzondere regeling “IOSS” is enkel voorzien voor B2C.
Het gebruik van de bijzondere regeling “IOSS” is niet verplicht, maar de faciliteiten verleend door dit mechanisme zouden bedrijven ertoe moeten aanzetten om hiervan gebruik te maken.
(2) De bijzondere regeling “Special Arrangements”
§6. De bijzondere regeling “Special Arrangements” is voorzien voor marktdeelnemers die de goederen van geringe waarde voor rekening van de consumenten aanbrengen en aangeven bij de bevoegde douaneautoriteiten, zoals postaanbieders, koeriersdiensten en douanevertegenwoordigers, indien de bijzondere regeling “IOSS” niet wordt gebruikt.
Volgens de bijzondere regeling “Special Arrangements” voor de aangifte en de betaling van invoer‑btw, is de btw pas verschuldigd bij de invoer in de lidstaat van uiteindelijke bestemming nadat de btw daadwerkelijk werd geïnd bij de importeur (d.w.z. de geadresseerde van de goederen), hetgeen toelaat om de omslachtige teruggaafprocedures te vermijden. De betrokken marktdeelnemers betalen de btw-bedragen, geïnd bij de individuele geadresseerden, voor alle invoeren tijdens een bepaalde maand. Deze globale betaling aan de bevoegde douaneautoriteiten moet gebeuren binnen de termijn die geldt voor de betaling van de invoerrechten zoals opgenomen in het DWU.
OPGELET! De bijzondere regeling “Special Arrangements” is voorzien voor B2C.
Als een zending met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 EUR in een lidstaat aankomt, maar de geadresseerde gevestigd is in een andere lidstaat, moet de zending in de lidstaat van aankomst in de Unie onder de douaneregeling “extern douanevervoer” worden geplaatst en mag deze aldaar bijgevolg niet worden aangegeven voor het vrije verkeer.
Voorbeelden:
§7. De implementatie van het btw-pakket voor de elektronische handel vereiste wijzigingen aan de douanewetgeving. Om de btw-inning te waarborgen voor alle goederen die vanuit een derde land in de Unie worden ingevoerd, moet een douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen worden ingediend, dit voor alle zendingen waarvan de intrinsieke waarde niet meer dan 150 EUR bedraagt, dit is nieuw voor zendingen waarvan de intrinsieke waarde niet meer dan 22 EUR bedraagt. Bovendien werd het DWU-kader gewijzigd, met het oog op een eerlijke concurrentie tussen marktdeelnemers met soortgelijke bedrijfsactiviteiten, zodat voor alle personen dezelfde rechten en plichten gelden (zie artikel 143 bis DWU DA en Bijlage B, kolom H7 DWU DA en DWU IA).
De mogelijkheden voor de douaneaangiften voor het in het vrije verkeer brengen van zendingen met een geringe waarde zijn opgenomen in punt 2.
§8. Andere aan het DWU DA en DWU IA aangebrachte wijzigingen zijn bedoeld om de betreffende douaneformaliteiten te stroomlijnen en bepaalde bepalingen aan te passen aan de nieuwe btw‑regels, waarvan de belangrijkste betrekking heeft op het bevoegde douanekantoor voor het in het vrije verkeer brengen van zendingen met een geringe waarde waarbij geen gebruik wordt gemaakt van de bijzondere regeling “IOSS” (zie artikel 221, lid 4 DWU IA).
§9. In het algemeen ligt de keuze van het soort douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen van zendingen met een geringe waarde bij de persoon die de aangifte indient (de aangever) en wordt deze bepaald door de wettelijke vereisten en/of de beschikbaarheid van de gegevenselementen die vereist zijn voor elk van de hierna genoemde oplossingen.
§10. Als aan de voorwaarden voor het gebruik van de betreffende douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen is voldaan, staat het de aangever, vrij om te kiezen voor de douaneaangifte met de passende gegevensset voor de douaneafhandeling bij invoer van de zending met een geringe waarde:
Een overzicht van de verschillende mogelijke douaneaangiften is opgenomen in Bijlage I.
OPGELET:
Het indienen van de douaneaangiften met gegevensset H1, H6 en I1 zijn in België voorzien vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe elektronisch aangiftesysteem. Tot dan blijven de huidige aangiftemodaliteiten van toepassing.
§11. De “zeer beperkte gegevensset” waarin artikel 143 bis DWU DA voorziet, bevat een reeks gegevensvereisten die zijn bedoeld om de implementatie van de douaneaspecten van het btw-pakket voor e-commerce te vereenvoudigen.
§12. De gedetailleerde inhoud (gegevensset) van deze specifieke douaneaangifte wordt gedefinieerd in de tabel met gegevensvereisten van Bijlage B DWU DA, onder kolom H7.
Samenvattend kunnen douaneaangiften H7 gebruikt worden:
§13. Uitzonderingen en uitgesloten goederen: goederen die onderworpen zijn aan verboden en beperkingen (voor meer informatie, zie §§ 38 t/m 40).
§ 14. Goederen die onderworpen zijn aan andere belastingen dan btw bij invoer, zijn niet noodzakelijkerwijs uitgesloten van gegevensset H7 overeenkomstig artikel 143 bis DWU DA. Maar die gegevensset volstaat niet om dergelijke belastingen te berekenen. Bijgevolg moet voor de aangifte van dergelijke goederen de douaneaangifte met gegevensset H1 worden gebruikt.
§15. Een beschrijving van de gegevenselementen (G.E.) van H7 (douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen voor een zending waarvoor vrijstelling van invoerrechten is verleend overeenkomstig artikel 23, lid 1, of artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1186/2009) is beschikbaar op de website van AAD&A:
Hieronder wordt nader ingegaan op enkele G.E. die van bijzonder belang zijn voor deze douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen.
(a) G.E 11 10 000 000 Codes aanvullende regeling
§16. De opmerking bij dit G.E. specifieert het volgende: “Vermeld de relevante Uniecodes of de door de betrokken lidstaat verstrekte code voor de aanvullende regeling”.
De relevante Uniecodes die bij dit G.E. moeten worden gebruikt, zijn:
(a) C07 – Zendingen met een te verwaarlozen waarde;
(b) C08 – Goederen die door een particulier aan een andere particulier worden gezonden;
(c) F48 – Invoer in het kader van de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen zoals bepaald in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG (de bijzondere regeling “IOSS”) en;
(d) F49 – Invoer in het kader van de bijzondere regeling voor aangifte en betaling van btw bij invoer zoals bepaald in titel XII, hoofdstuk 7, van Richtlijn 2006/112/EG (de bijzondere regeling “Special Arrangements”).
§17. Aangezien de code C08 betrekking heeft op C2C-zendingen (met vrijstelling van btw), kan deze niet samen met een van de bovengenoemde “F”-codes (F48 en F49) worden gebruikt.
Als het “IOSS-btw-identificatienummer” is opgegeven in G.E. 13 16 000 000, kunnen uitsluitend de codes voor aanvullende regelingen C07 en F48 worden gebruikt.
Let op: Overeenkomstig artikel 143, lid 1, punt c bis), van de btw-richtlijn is het niet toegestaan de douaneaangifte te wijzigen door het IOSS-nummer na de vrijgave van de goederen te wijzigen, toe te voegen of te schrappen.
Voorbeelden:
a) Een zending (B2C) met de bijzondere regeling “IOSS” en een intrinsieke waarde van 130 EUR:
codes die onder G.E. 11 10 000 000 moeten worden opgegeven: C07 en F48;
b) Een zending (B2C) zonder de bijzondere regeling “IOSS”, maar die wordt aangegeven met behulp van de bijzondere regeling “Special Arrangements”:
codes die onder G.E. 11 10 000 000 moeten worden gebruikt: C07 en F49;
c) Een zending (zonder betaling) (C2C) van een particulier aan een andere particulier met een intrinsieke waarde van 30 EUR:
code die onder G.E. 11 10 000 000 moet worden gebruikt: C08;
d) Een zending (met betaling) (C2C) van een particulier aan een andere particulier met een intrinsieke waarde van 130 EUR:
code die onder G.E. 11 10 000 000 moet worden gebruikt: C07;
e) Een zending (C2C) van een particulier aan een andere particulier met een intrinsieke waarde van 130 EUR:
code die onder G.E. 11 10 000 000 moet worden gebruikt: C07;
f) Een zending met een intrinsieke waarde van 130 EUR in het kader van de standaard regeling voor de btw op invoer (geen gebruik van de bijzondere regeling “IOSS”), met inbegrip van B2B-zendingen:
code die onder G.E. 11 10 000 000 moet worden gebruikt: C07;
g) Een zending (C2C) van een particulier aan een andere particulier, die twee stukken bevat en een totale intrinsieke waarde van 50 EUR heeft (stuk 1: 20 EUR, stuk 2: 30 EUR):
code die onder G.E. 11 10 000 000 moet worden gebruikt: stuk 1, 20 EUR C07; stuk 2, 30 EUR: C07.
(b) G.E. 13 04 000 000 Importeur
§18. In de opmerking bij dit G.E. staat dat het verplicht is de naam en het adres in te vullen van de partij aan wie de goederen daadwerkelijk worden toegezonden (d.w.z. de eindgeadresseerde, bedrijf of particulier).
(c) G.E. 13 04 017 000 ID-nr. importeur
§19. In de opmerking bij dit G.E. staat dat het verplicht is het identificatienummer in te vullen van de partij aan wie de goederen daadwerkelijk worden toegezonden. Vul het EORI-nummer van de betrokken persoon in als bedoeld in artikel 1, punt 18, DWU DA.
De opmerking moet samen met voetnoot 8 van bijlage B DWU DA worden gelezen: hoeft alleen te worden verstrekt indien het beschikbaar is. Indien de importeur echter een marktdeelnemer is voor wie een EORI-nummer is vereist en de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen wordt ingediend door de importeur zelf of door diens directe vertegenwoordiger, moet het EORI-nummer van de importeur worden vermeld in die aangifte, omdat in dergelijke gevallen de importeur ook de aangever is. In geval van indirecte vertegenwoordiging moet het EORI-nummer van de importeur worden verstrekt indien de aangever erover beschikt.
(d) G.E. 14 14 000 000 intrinsieke waarde
§20. Om te kunnen bepalen of de goederen in aanmerking komen voor de vrijstelling van douanerechten zoals opgenomen in de artikelen 23, lid 1 en 25, lid 1 Verordening DV, moet rekening worden gehouden met de definitie van “intrinsieke waarde” (artikel 1, punt 48) DWU DA). Om te beoordelen of een douaneaangifte met gegevensset H7 mag worden gebruikt, vinden de bevoegde douaneautoriteiten de intrinsieke waarde terug in G.E. 14 14 000 000 van de douaneaangifte.
G.E. 14 14 000 000 is verplicht voor de persoon die de douaneaangifte indient.
§21. De toelichting bij G.E. 14 14 000 000 bepaalt dat de intrinsieke waarde van de goederen per artikel moet opgegeven worden in de valuta van de factuur.
§22. G.E. 14 14 000 000 wordt alleen gebruikt in het kader van de douaneaangifte H7. In geval van een douaneaangifte H1 of een (vereenvoudigde) douaneaangifte I1 moet de intrinsieke waarde van de goederen worden opgegeven in G.E. 14 08 000 000 (Prijs/bedrag per artikel). In geval van een douaneaangifte met de beperkte gegevensset H6 voor goederen in postzendingen moet G.E. 14 12 000 000 (Postwaarde) worden gebruikt met het oog op de intrinsieke waarde van de goederen.
§23. In geval van de bijzondere regeling “IOSS” is het aanbevolen het btw-bedrag op de factuur altijd afzonderlijk te vermelden, zodat de intrinsieke waarde kan worden bepaald en de heffingsgrondslag kan worden berekend.
Voorbeeld 1: intrinsieke waarde van 140 EUR (exclusief btw en geen andere kosten opgegeven)
Voorbeeld 2: intrinsieke waarde van 160 EUR (exclusief btw en geen andere kosten afzonderlijk opgegeven op de factuur)
Aangezien de intrinsieke waarde in voorbeeld 2 hoger is dan 150 EUR, kan de douaneaangifte H7 niet worden gebruikt om deze goederen aan te geven. In plaats daarvan moet een standaard douaneaangifte (H1 of H6 (deze laatste is exclusief voor postaanbieders)) of een (vereenvoudigde) douaneaangifte I1 worden gebruikt.
(e) G.E. 14 15 000 000 Vervoers- en verzekeringskosten tot de bestemming
§24. De toelichting bij dit G.E. bepaalt dat de vervoers- en verzekeringskosten tot op de eindbestemming opgenomen moeten worden in de valuta van de factuur.
§25. G.E. 14 15 000 000 is verplicht voor de persoon die de douaneaangifte indient. In overeenstemming met Bijlage B, titel I, hoofdstuk 1, inleidende aantekening (3) DWU DA worden deze gegevens evenwel uitsluitend verzameld wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen. Bovendien kan ook de inleidende aantekening (6) relevant zijn in deze context. Daarin is vermeld dat de door de aangever verstrekte gegevens moeten zijn gebaseerd op de informatie die bij hem/haar bekend is op het moment dat de aangifte bij de bevoegde douaneautoriteiten wordt ingediend. Dit geldt echter zonder afbreuk te doen aan artikel 15 DWU.
Voorbeeld:
De prijs van de goederen, met inbegrip van vervoers- en verzekeringskosten, die op de factuur staat: 120 EUR.
Op de factuur worden de vervoers- en verzekeringskosten van 20 EUR afzonderlijk vermeld.
De intrinsieke waarde die bij G.E. 14 14 000 000 moet worden opgegeven, is 100 EUR
De transport- en vervoerskosten tot de eindbestemming die bij G.E. 14 15 000 000 moeten worden opgegeven, bedragen 20 EUR.
§26. De douaneaangifte H7 kan worden ingediend door iedereen die voldoet aan de voorwaarden van artikel 170 DWU. De aangever kan bijgevolg de importeur zijn (d.w.z. de geadresseerde, die gewoonlijk, maar niet noodzakelijk dezelfde persoon is als de koper) die in eigen naam en voor eigen rekening handelt, of een douanevertegenwoordiger (d.w.z. een postaanbieder, koeriersdienst, …) volgens de algemene voorwaarden van het DWU. Afhankelijk van het type vertegenwoordiging kan de douanevertegenwoordiger handelen in naam en voor rekening van de persoon die wordt vertegenwoordigd (directe vertegenwoordiging) of in eigen naam en voor rekening van de persoon die wordt vertegenwoordigd (indirecte vertegenwoordiging).
§27. Bij de douaneafhandeling voor het in het vrije verkeer brengen kunnen de bevoegde douaneautoriteiten de douanevertegenwoordiger vragen naar een bewijs dat aantoont dat aan hem/haar vertegenwoordigingsbevoegdheid is verleend door de vertegenwoordigde persoon. Douanevertegenwoordigers die dergelijk bewijs niet kunnen voorleggen of die niet verklaren dat zij optreden als douanevertegenwoordiger, worden geacht te handelen in eigen naam en voor eigen rekening, en dragen de volledige aansprakelijkheid voor de betreffende douaneaangifte.
§28. Om het douaneafhandelingsproces te versnellen, kan reeds op het moment van de aankoop (bijvoorbeeld wanneer de leveringsoptie wordt gekozen) aan de koper worden gevraagd om deze vertegenwoordigingsbevoegdheid te verlenen. Het wordt eveneens aanbevolen ervoor te zorgen dat die bevoegdheid geldt voor alle formaliteiten met betrekking tot de douaneafhandeling van de goederen, met inbegrip van de mogelijke wijziging of de ongeldigmaking van de douaneaangifte.
Voorbeeld:
Een importeur in België bestelt een paar sportschoenen bij een verkoper via een onlineplatform. De zending voldoet aan alle voorwaarden van artikel 143 bis DWU DA (goederen zoals bedoeld in artikel 23, lid 1 Verordening DV en niet onderworpen aan verboden en beperkingen). De goederen worden via een postaanbieder/koeriersdienst verzonden en wanneer de goederen in België aankomen wijst de importeur de postaanbieder/koeriersdienst/een andere douanevertegenwoordiger aan om als indirecte vertegenwoordiger op te treden en bijgevolg de goederen in eigen naam, maar voor rekening van de importeur, in te klaren.
In dit scenario wijst de importeur de postaanbieder/koeriersdienst/een andere douanevertegenwoordiger aan om als indirecte vertegenwoordiger op te treden en bijgevolg de goederen in eigen naam, maar voor rekening van de importeur, in te klaren.
Uittreksel uit de douaneaangifte:
§29. Zoals in artikel 143 bis DWU DA is uiteengezet, kan de douaneaangifte H7 worden gebruikt voor goederen die aan de volgende voorwaarden voldoen:
§30. Artikel 143 bis DWU DA verwijst naar de Verordening DV, met name naar artikel 23, lid 1, en artikel 25, lid 1, ervan, waarin de volgende drempels zijn vastgesteld;
In artikel 23, lid 1 Verordening DV zijn voor de goederen de volgende voorwaarden opgenomen:
Deze goederen mogen dus niet in een douaneaangifte H7 worden opgenomen, tenzij artikel 25, lid 1 Verordening DV (m.b.t. goederen die door een particulier aan een andere particulier worden gezonden) van toepassing is.
In dit kader wordt in artikel 26 Verordening DV het toepassingsgebied van de douanevrijstelling beperkt tot een waarde van maximaal 45 EUR voor de goederen (C2C) en in artikel 27 Verordening DV is voor enkele specifieke goederen, de beperking tot bepaalde kwantitatieve drempelwaarden opgenomen. Voor deze goederen moet één van de nationale codes 4620 t/m 4631 worden ingevuld in het G.E. 12 03 002 000 (Soort bewijsstuk).
§31. Er moet worden opgemerkt dat de vrijstelling in overeenstemming met artikel 23, lid 1 Verordening DV, per zending geldt, en als de zending meerdere artikelen bevat, kan deze niet worden opgesplitst met het oog op douanevrijstelling voor een of meerdere artikelen waarvan de waarde maximaal 150 EUR bedraagt.
§32. Artikel 25, lid 1 Verordening DV heeft betrekking op de volgende goederen:
a) “een incidenteel karkater dragen;
b) uitsluitend goederen bevatten die bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde dan wel voor gebruik door leden van zijn gezin, daarbij mag noch de aard, noch de hoeveelheid van die goederen op enig commercieel oogmerk duiden en;
c) door de afzender aan de geadresseerde worden gezonden, zonder dat hiervoor door laatstgenoemde enigerlei betaling plaatsvindt.”
In overeenstemming met artikel 27 Verordening DV gelden kwantitatieve beperkingen voor tabaksproducten, alcohol en alcoholhoudende dranken, parfum en toiletwater.
§33. Er moet worden opgemerkt dat voor goederen zonder handelskarakter douanevrijstelling kan worden aangevraagd per individueel goed. Dit wil zeggen dat, indien de totale waarde per zending van twee of meer goederen het bedrag van 45 EUR overschrijdt, de vrijstelling wordt verleend tot het beloop van dat bedrag voor die goederen die, indien zij afzonderlijk zouden zijn ingevoerd, in aanmerking zouden zijn gekomen voor genoemde vrijstelling. De waarde van een afzonderlijk goed mag evenwel niet worden gesplitst (artikel 26, lid 2 Verordening DV). Daarentegen zal de btw-vrijstelling evenwel beschouwd worden voor de volledige zending en niet voor de individuele goederen in die zending[5].
§34. Goederen die onder de vrijstelling van douanerechten vallen op basis van andere artikelen van de Verordening DV (zoals handelsmonsters) kunnen niet worden aangegeven met behulp van de douaneaangifte H7 en moeten worden het voorwerp uitmaken van een vereenvoudigde aangifte of van een standaard aangifte met volledige gegevensset.
§35. Wat handelsmonsters betreft dient opgemerkt te worden dat deze kunnen worden aangegeven:
Om de monsters vrijgesteld van btw en invoerrechten te kunnen invoeren, moeten zij voorts aan verschillende cumulatieve voorwaarden voldoen:
§36. Indien de waarde van de geschenken (andere dan alcoholische producten, parfum en toiletwater of tabak en tabaksproducten) de drempel van 45 EUR overschrijdt, maar verder voldoet aan de voorwaarden voor douanevrijstelling in overeenstemming met artikel 23 Verordening DV, moet de aangever de code voor de aanvullende regeling C08 vermelden in het G.E. 11 10 000 000 en niet de code C07.
§37. Zolang de waarde van de goederen niet hoger is dan 150 EUR, zijn er geen douanerechten verschuldigd, maar er moet wel btw worden betaald op de goederen. De douaneaangifte H7 kan worden gebruikt indien is voldaan aan de andere voorwaarden.
Voorbeelden:
a) Een zending (zonder betaling) van een particulier aan een andere particulier met een waarde van 30 EU:
geen invoerrechten, geen betaling van btw, code voor aanvullende regeling C08.
b) Een zending (zonder betaling) van een particulier aan een andere particulier met een waarde van 50 EUR:
geen invoerrechten, betaling van btw, code voor aanvullende regeling C07.
c) Een zending (zonder betaling) van een particulier aan een andere particulier met een waarde van 100 EUR, bestaande uit:
Aangezien de totale waarde van de zending hoger is dan 45 EUR, kan de btw-vrijstelling niet worden toegepast.
d) Een zending van een particulier aan een andere particulier in een handelstransactie (met betaling) (zoals goederen die via een elektronische C2C-interface worden verkocht) met een waarde die150 EUR niet overschrijdt:
geen invoerrechten, betaling van btw, code voor aanvullende regeling C07.
Er dient opgemerkt te worden dat in de bovengenoemde scenario’s b), c) en d) de code voor aanvullende regeling C07 niet kan worden gecombineerd met F48 of F49, aangezien de bijzondere regeling “IOSS” en de bijzondere regeling “Special Arrangements” uitsluitend van toepassing zijn bij afstandsverkopen van goederen (B2C).
2) De goederen in die zending zijn niet onderworpen aan verboden en beperkingen
§38. Aangezien artikel 143 bis DWU DA stelt dat goederen die aan verboden en/of beperkingen onderworpen zijn, niet in het vrije verkeer kunnen worden gebracht door middel van de douaneaangifte H7, is het niet toegestaan om in dergelijke aangifte goederen op te nemen die niet voldoen aan deze vereiste. Dergelijke goederen, met uitzondering van die waarvan het in het vrije verkeer brengen verboden is, moeten nog steeds worden aangegeven met een standaard douaneaangifte die alle relevante informatie bevat. Door een douaneaangifte H7 in te dienen, geeft de aangever te kennen dat de goederen niet onderworpen zijn aan verboden of beperkingen.
§39. Om na te gaan of aan deze voorwaarde is voldaan, baseren de bevoegde douaneautoriteiten zich op de meegedeelde gegevens in de douaneaangifte en, meer bepaald, op de zescijferige GS‑code, maar ook op de omschrijving van de goederen en de naam en het adres van de exporteur.
§40. Het is belangrijk op te merken dat de in artikel 143 bis DWU DA, opgenomen bepaling “op voorwaarde dat de goederen in die zending niet aan verboden en beperkingen onderworpen zijn”, niet mag worden opgevat als het uitsluiten van het gebruik van de douaneaangifte H7 van alle goederen met een zescijferige GS-code die verband zouden kunnen houden met een TARIC-maatregel inzake verboden en beperkingen.
Bijgevolg:
§41. Voor de douaneaangifte H7 is in alle gevallen de code “40 00” van toepassing voor de douaneregeling, zoals voorzien in Bijlage B DWU IA:
H7 | Douaneaangifte voor het vrije verkeer met betrekking tot een zending die is vrijgesteld van rechten bij invoer overeenkomstig artikel 23, lid 1, of artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1186/2009 | 40 00 |
Deze code wordt niet expliciet vermeld op de douaneaangifte H7.
§42. Zendingen mogen NIET in aanmerking komen voor vrijstelling van invoerrechten indien deze, voordat ze in het vrije verkeer worden gebracht, onder een andere douaneregeling werden geplaatst. Opslag in een douane-entrepot is dus niet toegestaan, aangezien dat in strijd is met de voorwaarde betreffende rechtstreekse zending zoals opgenomen in artikel 23, lid 1 Verordening DV. Tijdelijke opslag is wel mogelijk aangezien dit geen douaneregeling is.
§43. Dit betekent dat goederen die aanvankelijk onder de regeling douane-entrepot werden geplaatst, niet kunnen worden aangegeven met een douaneaangifte H7. Goederen die zich onder tijdelijke opslag bevinden of onder de regeling douanevervoer zijn geplaatst onmiddellijk nadat ze in het douanegebied van de Unie zijn aangekomen of voordat ze zijn aangekomen, kunnen echter wel worden aangegeven met een douaneaangifte H7. In beide gevallen is “40 00” de code voor de regeling.
§44. De standaard douaneaangifte H1 bevat drie keer meer gegevenselementen dan de douaneaangifte H7. Deze standaard douaneaangifte blijft een mogelijkheid voor het aangeven van een invoer van zendingen met een geringe waarde in de EU. Bovendien is de douaneaangifte H1 in bepaalde gevallen (bijvoorbeeld accijnsgoederen, goederen onderworpen aan verboden en beperkingen enz.) de enige aangifte die de geschikte gegevensset bevat voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen.
§45. Rekening houden met de volumes is het evenwel belangrijk om te benadrukken dat het gebruik van aangiften met een beperkte gegevensset in de mate van het mogelijke de voorkeur verdient omwille van de capaciteitslimieten van de IT-systemen van zowel koeriersdiensten als postaanbieders, alsook van de douaneautoriteiten.
§46. Het gebruik van de douaneaangifte H7 is facultatief en de keuze is aan de persoon die de douaneaangifte indient. Als deze douaneaangifte niet wordt gebruikt, kan de betrokken persoon ervoor kiezen om een (standaard) douaneaangifte H1 of een (vereenvoudigde) douaneaangifte I1 te gebruiken. In het geval van de douaneaangifte I1 moeten evenwel meer gegevenselementen worden ingevuld dan in de douaneaangifte voor bepaalde zendingen met een geringe waarde, met name de douaneaangifte H7.
§47. Voor postzendingen is het uiteraard mogelijk om de douaneaangifte H6 te gebruiken.
§48. Alle vereisten betreffende de validering van het “IOSS-btw-identificatienummer”, de inning van de btw en de verslaggeving bij “Surveillance” zijn van toepassing (zie §§ 79 t/m 83).
§49. Voor zover, binnen het kader van het DWU, aan de voorwaarden voor het gebruik van een dergelijke vereenvoudiging is voldaan, kan de douaneafhandeling van zendingen met een geringe waarde d.m.v. een vereenvoudigde aangifte gebeuren.
§50. Bij gebruik van de bijzondere regeling “IOSS” moet het “IOSS-btw-identificatienummer” vermeld worden in G.E. 13 16 000 000 van de gegevensset van de vereenvoudigde douaneaangifte. Tot de datum van de upgrade van het nationale invoersysteem, gelden de gegevensvereisten voor de vereenvoudigde aangifte die in Bijlage 9, aanhangsel A DWU TDA, zijn opgenomen. In dat geval moet het “IOSS-btw-identificatienummer” in vak 44 van de douaneaangifte worden genoteerd. Het zou dus in principe mogelijk zijn om de vereenvoudigde aangifte te gebruiken tijdens de overgangsperiode.
§51. Voor het gebruik van de vereenvoudigde aangifte hoeft in overeenstemming met artikel 167, lid 3 DWU geen aanvullende aangifte ingediend te worden voor zendingen met een geringe waarde.
§52. Het is belangrijk op te merken dat de gegevensset voor de douaneaangifte I1 is afgestemd op de behoeften van traditionele handelstransacties en veel meer gegevenselementen bevat dan de douaneaangifte H7. Het gebruik van de vereenvoudigde aangifte kan dus een extra belasting betekenen voor zowel de aangevers als de douaneautoriteiten (met inbegrip van de verplichting om gegevens naar het “Surveillance”-systeem te verzenden (zie §§ 79 t/m 83)).
§53. De inschrijving in de administratie van de aangever is een douanevereenvoudiging waarvoor een vergunning nodig is die kan worden verleend onder specifieke voorwaarden en criteria zoals gedefinieerd in artikel 182 DWU. De twee types van inschrijving in de administratie van de aangever (namelijk: met aanbrengen van de goederen of met ontheffing van de verplichting om de goederen aan te brengen) kunnen worden gebruikt om zendingen met een geringe waarde aan te geven om ze in het vrije verkeer te brengen en dit in het kader van het standaard mechanisme voor de inning van de invoer-btw.
§54. Dergelijke vereenvoudiging is evenwel niet geschikt voor de bijzondere regeling “IOSS”, aangezien noch de inschrijving in de administratie van de aangever met aanbrengen van de goederen, noch de inschrijving in de administratie van de aangever met ontheffing van de verplichting om goederen aan te brengen, kan voldoen aan de vereisten voor validering van het “IOSS-btw-identificatienummer” en de maandelijkse verslaggeving. Bovendien moet er rekening mee gehouden worden dat de ontheffing van de verplichting voor het indienen van de aanvullende aangifte niet mogelijk is bij de inschrijving in de administratie van de aangever, ongeacht welk mechanisme voor de inning van de btw wordt gebruikt.
§55. In België is het niet mogelijk om EIDR te gebruiken om zendingen met een geringe waarde aan te geven voor het in het vrije verkeer brengen onder de bijzondere regeling “Special Arrangements”.
§56. De gecentraliseerde vrijmaking is niet verenigbaar met de beoogde doelstellingen, zijnde inning van de btw in de lidstaat van verbruik en in het bijzonder met artikel 221, lid 4 DWU IA.
§57. Alle postzendingen die in de Unie worden ingevoerd, kunnen, ongeacht de waarde ervan, worden aangegeven voor het in het vrije verkeer brengen door middel van een douaneaangifte H1 of, indien aan de in artikel 166 DWU genoemde voorwaarden is voldaan, via een vereenvoudigde aangifte I1.
§58. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de mogelijke vereenvoudigde formaliteiten voor de douaneafhandeling van postzendingen, naargelang hun waarde:
§59. De beperkte gegevensset die in artikel 144 DWU DA wordt genoemd, kan worden gebruikt voor de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen van goederen in een postzending met een waarde die niet hoger is dan 1.000 EUR.
§60. Zoals hiervoor beschreven, wordt, door de afschaffing van de “de minimis-drempel” voor btw, een douaneaangifte verplicht voor alle goederen, met inbegrip van goederen met een waarde beneden 22 EUR. Deze laatste goederen worden vandaag door enige andere handeling door de postaanbieders aangegeven. Krachtens artikel 144 DWU DA kan een standaard douaneaangifte met een beperkte gegevensset (H6) worden ingediend indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
§61. Het gebruik van de douaneaangifte H6 voor het in het vrije verkeer brengen is niet verplicht: de keuze om deze al dan niet te gebruiken, wordt aan de postaanbieders overgelaten.
§62. Het is belangrijk erop te wijzen dat zodra de douaneaangifte H6 beschikbaar is in het nationale invoersysteem, alle goederen in postzendingen met een waarde die niet hoger is dan 1.000 EUR en die niet aan verboden en beperkingen onderworpen zijn, via deze gegevensset H6 kunnen worden aangegeven. Dit omvat ook de goederen die onder artikel 143 bis DWU DA vallen.
§63. Wanneer zendingen met een geringe waarde in de Unie worden ingevoerd, kan elke bijkomende formaliteit de dienstverleningskosten doen stijgen en de levering van de pakketten vertragen. Het is dan ook aanbevolen om bepaalde invoerformaliteiten voor deze specifieke goederen samen te voegen.
§64. Hiertoe voorziet artikel 192 DWU IA de mogelijkheid om een douaneaangifte vóór de aanbrenging van de goederen, zoals bepaald in artikel 171 DWU, te beschouwen als een aangifte voor tijdelijke opslag. Deze bepaling geldt voor alle gegevenssets en is niet beperkt tot de douaneaangifte H7. Deze bepaling is hoofdzakelijk van toepassing wanneer de douaneaangifte wordt ingediend door de persoon die ook verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de goederen.
De bepalingen inzake de bijzondere regeling “IOSS” zijn opgenomen in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van de Btw-richtlijn, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad. Op nationaal vlak zijn deze bepalingen opgenomen in artikel 58 quinquies van het Btw-Wetboek.
§65. Vanaf 1 juli 2021 zijn alle goederen met een geringe waarde die in de Unie worden ingevoerd, onderworpen aan btw. De bijzondere regeling “IOSS” werd gecreëerd voor de aangifte van en de betaling van btw op de goederen die via afstandsverkopen uit derde landen of derdelandsgebieden in de Unie worden ingevoerd.
§66. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van de bijzondere regeling “IOSS” en worden de basisbegrippen en de werking ervan besproken. Zie punt 4.2 van de “Toelichting op de btw-regels voor e-commerce” voor een volledig overzicht van de bijzondere regeling “IOSS”, waarin onder meer wordt uiteengezet welke transacties hieronder vallen, wie een beroep kan doen op de bijzondere regeling “IOSS” en hoe deze werkt.
§67. Het gebruik van de bijzondere regeling “IOSS” is niet verplicht voor verkopers. Binnen dit kader verstaan we onder het begrip “verkoper”: de leveranciers, leveranciers in onderaanneming en aangenomen leveranciers (elektronische interface). Bovendien zijn deze verkopers mogelijks verplicht om een tussenpersoon aan te wijzen om de bijzondere regeling “IOSS” te gebruiken.
§68. Om gebruik te kunnen maken van de bijzondere regeling “IOSS”, moet een belastingplichtige of diens tussenpersoon zich registreren en krijgt hij een “IOSS-btw-identificatienummer”. Meer informatie over wie de bijzondere regeling “IOSS” kan gebruiken, is terug te vinden in punt 4.2.4 en punt 4.2.5 van de “Toelichting op de btw-regels voor e-commerce” (overzichtstabel zie Bijlage II). Een verkoper die ervoor heeft gekozen om gebruik te maken van de bijzondere regeling “IOSS”, moet al zijn afstandsverkopen van ingevoerde goederen met een geringe waarde aan alle in gans de Unie gevestigde consumenten aangeven met behulp van zijn “IOSS-btw-identificatienummer”. De controle om te waarborgen dat de verkoper de btw in het kader van de bijzondere regeling “IOSS” heeft geïnd voor alle verkopen van goederen met een geringe waarde bestemd voor consumenten in de Unie, gebeurt door de bevoegde belastingautoriteiten van de lidstaat van identificatie.
§69. Het toepassingsgebied van de bijzondere regeling “IOSS” is beperkt tot afstandsverkopen van goederen in zendingen met een intrinsieke waarde die op het moment van levering niet hoger is dan 150 EUR en die uit een derde land of derdelandsgebied in de Unie worden ingevoerd. Ter herinnering, de goederen onderworpen aan accijnzen zijn uitgesloten van de bijzondere regeling “IOSS”.
§70. Zie punt 4.2.3 van de “Toelichting op de btw-regels voor e-commerce” voor een gedetailleerde beschrijving van het toepassingsgebied van de bijzondere regeling “IOSS”. Daarnaast is een samenvatting van het toepassingsgebied van de bijzondere regeling “IOSS”, de bijzondere regeling “Special Arrangements” en de douaneaangifte H7 terug te vinden in Bijlage I.
§71. In wezen werkt de bijzondere regeling “IOSS” als volgt:
§72. Het onderstaande overzicht[6] geeft een visuele voorstelling van de werking van de bijzondere regeling “IOSS”:
Invoer van goederen uit derde landen of derdelandsgebieden
§73. Voor afstandsverkopen van goederen ingevoerd uit derde landen of derdelandsgebieden die gebruikmaken van de bijzondere regeling “IOSS” vindt het belastbaar feit en de verschuldigdheid van de btw plaats op het tijdstip van de levering (wanneer de betaling wordt aanvaard).
§74. Om een dubbele btw-heffing te vermijden, is de invoer van de goederen die zijn aangegeven met een geldig “IOSS-btw-identificatienummer”, vrijgesteld van btw. Een douaneaangifte (met gegevensset H1, H6, H7 of I1) met een geldig “IOSS-btw-identificatienummer” en de code voor aanvullende regeling “F48” moet worden beschouwd als een verzoek om vrijstelling van invoer‑btw. De bevoegde douaneautoriteiten controleren of aan de voorwaarden voor vrijstelling van de invoer-btw en, in voorkomend geval, aan de voorwaarden voor het gebruik van de douaneaangifte is voldaan. Indien niet aan alle voorwaarden is voldaan, moet de douaneaangifte worden verworpen (bijvoorbeeld in geval van een ongeldig “IOSS-btw-identificatienummer”) of moet deze door de aangever worden gewijzigd (bijvoorbeeld in geval van onderwaardering van de goederen waarvan de intrinsieke waarde niet hoger is dan 150 EUR).
Voorbeeld voor het gebruik de bijzondere regeling “IOSS” overeenkomstig 143 bis DWU DA:
In lidstaat A wordt een pakket onder de bijzondere regeling “IOSS” met twee online bestelde T-shirts van elk 30 EUR in het vrije verkeer gebracht en dit pakket heeft als eindbestemming lidstaat B. Er is een geldig “IOSS-btw-identificatienummer” opgegeven bij G.E. 13 16 000 000 en de codes voor de aanvullende regelingen C07 en F48 zijn gebruikt voor G.E. 11 10 000 000. De goederen zijn niet aan verboden en beperkingen onderworpen.
§75. Volgens de btw-regels voor e-commerce is de belastingplichtige (of, in voorkomend geval, diens tussenpersoon) die een beroep doet op de bijzondere regeling “IOSS” aansprakelijk voor de inning en de betaling van de btw op afstandsverkopen van ingevoerde goederen en is hij gehouden tot het indienen van de “IOSS-btw-aangifte”. De “tussenpersoon” in het kader van de bijzondere regeling “IOSS” is een ander begrip dan de “aangever” of diens “vertegenwoordiger” die is betrokken bij het in het vrije verkeer brengen van de goederen in de Unie.
§76. Met betrekking tot de douanewetgeving ligt de aansprakelijkheid bij de aangever van de douaneaangifte en hangt de aansprakelijkheid af van het soort douanevertegenwoordiging. In geval van directe vertegenwoordiging is de aansprakelijkheid van de douanevertegenwoordiger beperkt in overeenstemming met artikel 18 DWU aangezien de vertegenwoordigde persoon de aangever is: de douanevertegenwoordiger handelt in naam en voor rekening van de importeur (de eindgeadresseerde) en de importeur is de aangever.
§77. In geval van indirecte vertegenwoordiging wordt de douanevertegenwoordiger de aangever: de douanevertegenwoordiger is samen met de vertegenwoordigde persoon hoofdelijk aansprakelijk.
§78. De importeur kan de goederen ook rechtstreeks inklaren, d.w.z. zonder beroep te doen op een douanevertegenwoordiger, aangezien de importeur dan als aangever optreedt.
§79. Om een controle te kunnen uitvoeren op het correcte gebruik van het “IOSS-btw-identificatienummer” en om te voorkomen dat goederen illegaal worden ingevoerd met vrijstelling van btw in het kader van de bijzondere regeling “IOSS”, verplicht de Btw-richtlijn de invoering van een specifieke controlemaatregel. Hiertoe moeten de lidstaten een maandelijkse aangifte opstellen met de totale waarde van de goederen ingevoerd met de bijzondere regeling “IOSS” in die lidstaat tijdens een bepaalde maand, met aanduiding van de totale waarde van de invoeren per “IOSS-btw-identificatienummer”. Deze aangifte moet worden meegedeeld aan de bevoegde belastingautoriteit van de betrokken lidstaat van identificatie, die de aangiften kan gebruiken om de opgegeven bedragen te vergelijken met de inhoud van de “IOSS-btw-aangifte” en zo over een bijkomende vorm van controle beschikt. De aangevers (inzake douane) hebben geen enkele verplichting in verband met de maandelijkse aangifte.
§80. Het “Surveillance”-systeem van de Unie verzekert een toezicht op de invoer en de uitvoer van specifieke goederen in/uit de eengemaakte markt van de Unie op het gebied van volumes en/of waarde en wordt gebruikt om na te gaan of de lidstaten voldoen aan de verplichting met betrekking tot het opmaken van de maandelijkse lijsten in het kader van de bijzondere regeling “IOSS”.
§81. Het “Surveillance”-systeem wordt beheerd door DG TAXUD. De belangrijkste gegevensbronnen van dit systeem zijn de douaneaangiften voor invoer en uitvoer die worden beheerd door de nationale systemen voor de verwerking van douaneaangiften.
§82. De lidstaten zenden op regelmatige tijdstippen de relevante gegevenselementen van de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen door naar het “Surveillance”-systeem. Het “Surveillance”-systeem consolideert deze gegevens en zet deze om in informatie die kan worden gebruikt voor rapportering en analyse.
§83. De lidstaten moeten de totale waarde van de goederen die in het kader van de bijzondere regeling “IOSS” zijn vrijgesteld van btw en die gedurende een bepaalde maand in die lidstaat in het vrije verkeer zijn gebracht, opslaan en ter beschikking stellen van andere lidstaten. De waarden moeten verstrekt worden per “IOSS-btw-identificatienummer”. Hierdoor kunnen de bevoegde belastingautoriteiten van de lidstaten de heffingsgrondslag van de btw, die voortvloeit uit de gegevenselementen van de douaneaangifte, vergelijken met de waarden die in de “IOSS-btw-aangiften” zijn aangegeven.
Maandelijkse lijst met de totale waarde van de invoer per “IOSS-btw-identificatienummer”.
§84. De lidstaten moeten per “IOSS-btw-identificatienummer” een maandelijkse lijst opstellen met de totale waarde van de invoeren die op hun grondgebied hebben plaatsgevonden en waarvoor een geldig “IOSS-btw-identificatienummer” werd verstrekt bij invoer. Hiertoe zal het “Surveillance”‑systeem van de Commissie worden gebruikt. Daarom moeten de bevoegde douaneautoriteiten regelmatig alle relevante gegevens van douaneaangiften naar het “Surveillance”-systeem verzenden om de maandelijkse verslagen te kunnen opstellen die volgens de btw-wetgeving vereist zijn. De bevoegde belastingautoriteiten van de lidstaten krijgen via het “Surveillance”-systeem rechtstreeks toegang tot de maandelijkse “IOSS-verslagen”.
§85. De bevoegde belastingautoriteiten zullen deze informatie gebruiken voor controledoeleinden door de in het systeem aangeduide waarde te vergelijken met de waarde die is aangegeven in de btw-aangifte die door de houder van het “IOSS-btw-identificatienummer” werd ingediend.
§86. Wat betreft de verplichting om een maandelijkse lijst in te dienen met de totale waarde van de invoer per “IOSS-btw-identificatienummer”, werd het DWU IA gewijzigd om de rechtsgrondslag voor de verzameling en uitwisseling van de relevante btw-informatie in het kader van het “Surveillance”-systeem te kunnen voorzien (artikel 55 en Bijlagen 21-01, 21-02 en 21-03 DWU IA).
De bepalingen inzake de bijzondere regeling “Special arrangements” zijn opgenomen in titel XII, hoofdstuk 7, van de Btw-richtlijn, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad. Op nationaal vlak zijn deze bepalingen opgenomen in artikel 58 sexies van het Btw-Wetboek.
§87. Het toepassingsgebied van de bijzondere regeling “Special Arrangements” is beperkt tot de invoer van goederen in zendingen met een intrinsieke waarde niet hoger dan 150 EUR en waarvan de verzending of het vervoer eindigt in de lidstaat van invoer. Ter herinnering, goederen die zijn onderworpen aan accijnzen, zijn uitgesloten van de bijzondere regeling “Special Arrangements”. Zie hoofdstuk 4, punt 4.3.3 van de “Toelichting op de btw-regels voor e-commerce” voor meer informatie over het toepassingsgebied.
§88. Het doel van de bijzondere regeling “Special Arrangements” is de inning van de invoer-btw te vereenvoudigen voor de invoer van zendingen met een geringe waarde in de Unie wanneer de bijzondere regeling “IOSS” niet wordt gebruikt. Het gebruik van de bijzondere regeling “Special Arrangements” is evenwel facultatief voor de persoon die de goederen aangeeft voor rekening van de geadresseerde (d.w.z. de importeur).
§89. Er moet op gewezen worden dat de btw niet wordt beschouwd als een invoerrecht in de zin van artikel 5, punt 20) DWU. De in het DWU opgenomen douaneformaliteiten zijn van toepassing op de invoer van zendingen met een geringe waarde. De persoon die gehouden is tot betaling van de invoer-btw is evenwel gedefinieerd in artikel 58 sexies, § 2 van het Btw-Wetboek en de btw wordt berekend en geïnd in overeenstemming met artikel 58 sexies, §3 van het Btw-Wetboek. In deze regels is voorzien dat de persoon voor wie de goederen zijn bestemd degene is die gehouden is tot de betaling van de invoer-btw.
§90. Het onderstaande overzicht geeft een visuele voorstelling van de werking van de bijzondere regeling “Special Arrangements”:
§91. De bijzondere regeling “Special Arrangements” kan enkel worden gebruikt indien de lidstaat van bestemming van de goederen en de lidstaat van invoer dezelfde zijn, met name wanneer de eindbestemming van de aan de importeur toegezonden goederen is gelegen in de lidstaat waar de goederen in het vrije verkeer worden gebracht. Dit is noodzakelijk, aangezien de btw verschuldigd is in de lidstaat van invoer en de lidstaat van invoer kan de in een andere lidstaat van toepassing zijnde btw niet innen.
§92. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bijzondere regeling “Special Arrangements” is volgens hetzelfde principe het bevoegde douanekantoor voor het, voor vrije verkeer aangeven van zendingen met een geringe waarde, het douanekantoor dat is gelegen in de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen eindigt (artikel 221, lid 4 DWU IA).
§93. In overeenstemming met artikel 6, §1 van het Koninklijk besluit nr. 7 is de invoer-btw verschuldigd door de geadresseerde (d.w.z. de importeur) die in België een belastbare invoer van goederen verricht.
§94. De btw is slechts verschuldigd indien ze daadwerkelijk werd geïnd bij de geadresseerde (d.w.z. de importeur) en dit om omslachtige teruggaafprocedures te vermijden in de gevallen dat de goederen niet konden worden geleverd of door de geadresseerde werden geweigerd. De administratie moet worden bijgehouden door de persoon die gebruikmaakt van de bijzondere regeling “Special Arrangements” (doorgaans postaanbieders, koeriersdiensten, douanevertegenwoordigers en soortgelijke marktdeelnemers, op voorwaarde dat zij de goederen bij de bevoegde douaneautoriteiten aanbieden). De administratie moet het mogelijk maken het totale btw-bedrag vast te stellen dat gedurende een bepaalde maand werd geïnd en het bewijs te leveren van de gevallen waarin de btw niet kon worden geïnd omdat de goederen niet werden geleverd.
§95. In België, is een specifieke douanevergunning nodig om gebruik te maken van de bijzondere regeling “Special Arrangements”.
§96. De douaneaangifte moet worden ingediend met tussenkomst van een douanevertegenwoordiger (gebruikmakend van indirecte vertegenwoordiging). De betaling voor alle aangiftes met de bijzondere regeling “Special Arrangements” gebeurt via de FRCT rekening van de aangever of via de vergunning uitstel van betaling van de aangever.
§97. Wat betreft de verschuldigdheid van de btw, hebben de betrokken partijen de volgende verantwoordelijkheden:
§98. De houder van de bijzondere regeling “Special Arrangements”, is verantwoordelijk voor de inning van de btw bij de importeur en voor de betaling van de geïnde btw aan de bevoegde douaneautoriteiten. Deze betaling moet uiterlijk de 16e van de maand volgend op de inning van de btw gebeuren.
§99. Overeenkomstig artikel 58 sexies van het Btw-Wetboek moet de, in het kader van de bijzondere regeling “Special Arrangements”, geïnde btw maandelijks elektronisch worden aangegeven. Op de aangifte wordt het totale btw-bedrag vermeld dat in de desbetreffende kalendermaand is geïnd. In België gebeurt deze aangifte automatisch op basis van de “niet-ongeldig-gemaakte aangiften” op de veertiende dag na het einde van de betreffende maand. Een rapportering van deze elektronische aangifte wordt verstuurd aan de marktdeelnemers die gebruik maken van de bijzondere regeling “Special Arrangements”. Indien zij deze rapportering niet betwisten, wordt het daarop vermelde btw-bedrag op de zestiende dag na het einde van de referentiemaand van hun kredietrekening afgeboekt. Er moet worden opgemerkt dat een dergelijke aangifte geen douaneaangifte is zoals bedoeld in artikel 5, punt 12) DWU.
§100. De personen die gebruikmaken van de bijzondere regeling “Special Arrangements”, moeten de douaneafhandeling waarbij de btw in het kader van de bijzondere regeling “Special Arrangements” werd geïnd, gedurende een door de lidstaat van invoer bepaalde periode bewaren in de administratie. Deze administratie moet voldoende gedetailleerd zijn, zodat de bevoegde belasting- en/of douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer kunnen controleren of de btw correct werd aangegeven en geïnd. Zie hoofdstuk 4, punt 4.3.6 van de “Toelichting op btw-regels voor e-commerce” voor meer informatie.
§101. De gegevens van de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen in het kader van de bijzondere regeling “Special Arrangements” worden naar het “Surveillance”-systeem verstuurd volgens hetzelfde proces zoals opgenomen in de §§ 80 t/m 86.
§102. Indien voor de inning van de invoer-btw geen vereenvoudiging (de bijzondere regeling “IOSS” of de bijzondere regeling “Special Arrangements”) wordt gebruikt, gelden de standaardregels en wordt de invoer-btw geïnd in overeenstemming met de toepasselijke douane- en btw-reglementering.
§103. Wanneer het standaard mechanisme wordt gebruikt voor de inning van btw, kunnen goederen, die in overeenstemming met artikel 23, lid 1, of artikel 25, lid 1 Verordening DV zijn vrijgesteld van douanerechten, enkel worden aangegeven voor het in het vrije verkeer brengen in de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen eindigt, overeenkomstig artikel 221, lid 4 DWU IA. Dat betekent dat de lidstaat van invoer en de lidstaat van bestemming (consumptie) dezelfde moeten zijn. Dit is noodzakelijk, aangezien de btw in de lidstaat van invoer is verschuldigd en die lidstaat de btw niet kan innen tegen het btw-tarief dat van toepassing is in een andere lidstaat. De persoon die de aangifte indient, kan kiezen tussen de douaneaangifte met gegevensset H7, I1 of H1 (de gegevensset H6 is beperkt tot postaanbieders).
§104. Bij de invoer kan de persoon die gehouden is tot de voldoening van de verschuldigde invoer‑btw, elke persoon (of personen) zijn die door de lidstaat van invoer als de tot voldoening van de belasting gehouden personen heeft aangewezen of erkend, overeenkomstig artikelen 6 en 8 van het Koninklijk besluit nr. 7. In de praktijk zijn doorgaans de importeur (d.w.z. de geadresseerde) en, in geval van indirecte vertegenwoordiging, de aangever van de douaneaangifte, hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van de invoer-btw.
§105. Het onderstaande overzicht geeft een visuele voorstelling van het standaardmechanisme voor inning van btw:
§106. Eerst en vooral moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de terugzending van goederen in het kader van e-commerce en het begrip “terugkerende goederen” in de zin van artikel 203 DWU.
§107. Terugzending in het kader van afstandsverkopen van goederen verwijst naar Uniegoederen die na een e-handelstransactie in de EU zijn ingevoerd en die om een bepaalde reden (bv. omdat de importeur de goederen weigert of omdat hij/zij niet tevreden is met het product) worden teruggestuurd naar de oorspronkelijke leverancier of naar een door die leverancier opgegeven adres buiten de Unie.
§108. Terugkerende goederen zoals bedoeld in artikel 203 DWU hebben betrekking op niet‑Uniegoederen die oorspronkelijk als Uniegoederen uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd en naar het grondgebied van de Unie worden teruggezonden en met mogelijke vrijstelling van rechten worden aangegeven voor het in het vrije verkeer brengen. Deze procedure wordt niet behandeld in deze circulaire.
§109. Evenals andere goederen kunnen zendingen met een geringe waarde of met een waarde van minder dan 1.000 EUR worden uitgevoerd of wederuitgevoerd, rekening houdend met de commerciële omstandigheden van dergelijke zendingen (defect of niet-conformiteit van de goederen, verzoek om terugbetaling van de geïnde rechten, overeenkomsten met de leverancier, enz.). De onderstaande tabel (overgenomen uit punt 4.1 van de ”Richtsnoeren voor lidstaten en bedrijven”- Invoer en uitvoer van zendingen met een geringe waarde – Btw-pakket voor e-commerce) geeft een overzicht van de verschillende douaneformaliteiten die van toepassing zijn op de uitvoer.
§110. De algemene bepalingen betreffende postzendingen zijn opgenomen in de “Circulaire 2022/C/114 betreffende postzendingen”. Dit punt heeft enkel betrekking op de bijzonderheden van de uitvoer of wederuitvoer van postzendingen in het kader van e-commerce.
§111. Overeenkomstig de artikelen 140, lid 1, punt d), 141, lid 4 en 142 DWU DA worden goederen in postzendingen waarvan de waarde niet hoger is dan 1.000 EUR en waarop geen rechten bij uitvoer van toepassing zijn, geacht te zijn aangegeven voor uitvoer door het uitgaan ervan uit het douanegebied van de Unie, op voorwaarde dat deze goederen:
§112. De eerste voorwaarde heeft betrekking op de gevallen waarbij een btw-teruggave wordt aangevraagd (bijvoorbeeld terugzending van goederen) op grond van de ongeldigmaking van de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen, aangevraagd door de aangever in overeenstemming met artikel 148, lid 3 DWU DA. Dergelijke goederen kunnen nog steeds worden uitgevoerd door het uitgaan ervan uit het douanegebied van de Unie, op voorwaarde dat de waarde niet hoger is dan 150 EUR. De postaanbieder zendt de goederen terug met een S10-streepjescode in overeenstemming met de respectieve UPU-voorschriften. Indien een nieuwe S10-streepjescode wordt afgegeven voor de terugzending, moet hiervoor in het poststelsel een kruisverwijzing worden gemaakt naar de S10-streepjescode die behoort bij het pakket dat niet geleverd kon worden. De gegevens waarmee wordt aangetoond dat de goederen die zijn teruggezonden, dezelfde zijn als de goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht, moeten in het IT-systeem van de postaanbieder worden bewaard voor het geval er een controle plaatsvindt en moeten op verzoek ter beschikking worden gesteld van de douaneautoriteiten.
§113. Artikel 142, punt b) DWU DA stelt echter dat, boven het drempelbedrag van 150 EUR, goederen in postzendingen waarvoor een aanvraag tot terugbetaling van rechten of andere heffingen is gedaan, niet kunnen worden uitgevoerd door het uitgaan ervan uit het douanegebied van de Unie. Bijgevolg is een elektronische aangifte tot uitvoer vereist.
§114. De waarde van de postzendingen wordt aangegeven op het formulier CN22/CN23. Dit komt overeen met de statistische waarde die moet worden opgegeven in G.E. 99 06 000 000 van de elektronische uitvoeraangifte.
§115. Overeenkomstig artikel 270 DWU is de wederuitvoer van toepassing op niet-Uniegoederen geplaatst in tijdelijke opslag. Aangezien de meeste zendingen met een geringe waarde in het vrije verkeer zijn gebracht, hebben ze de status van Uniegoederen en kunnen ze in het geval van een terugzending niet wederuitgevoerd worden.
§116. Goederen in een expreszending waarvan de waarde niet hoger is dan 1.000 EUR en waarop geen rechten bij uitvoer van toepassing zijn, kunnen worden aangegeven voor uitvoer via een aangifte door enige andere handeling (artikelen 140, lid 1, punt d) en 141, lid 4 bis DWU DA). De uitvoer door enige andere handeling voor goederen in expreszendingen kan worden gebruikt ongeacht de vervoerswijze.
§117. Dergelijke goederen worden geacht te zijn aangegeven voor uitvoer door middel van het aanbrengen ervan overeenkomstig artikel 267 DWU bij het douanekantoor van uitgang, op voorwaarde dat de gegevens op het vervoersdocument en/of op de factuur beschikbaar zijn voor, en worden aanvaard door, de bevoegde douaneautoriteiten (artikel 141, lid 4 bis DWU DA). Met het oog op het aanbrengen van de goederen, kan de koeriersdienst de gegevens, indien aanvaard door de bevoegde douaneautoriteiten, via zijn administratie beschikbaar stellen aan de bevoegde douaneautoriteiten in plaats door middel van een kennisgeving.
§118. De aangifte door enige andere handeling, van de goederen in een expreszending kan worden gebruikt onder dezelfde voorwaarden als voor de goederen in postzendingen, zoals opgenomen in artikel 142 DWU DA:
§119. Op grond van de “enkele overeenkomst voor vervoer” hebben de douaneautoriteiten de mogelijkheid om te onderzoeken of de zending het grondgebied van de Unie daadwerkelijk heeft verlaten.
§120. In lijn met de eerste voorwaarde kunnen de goederen in een teruggezonden expreszending waarvan de waarde niet hoger is dan 150 EUR, worden uitgevoerd via een aangifte door enige andere handeling (aanbrengen bij de douane). Alle andere expreszendingen (waarde hoger dan 150 EUR) die zijn onderworpen aan een aanvraag tot terugbetaling van (invoer)rechten, moeten worden aangegeven voor uitvoer via een elektronische douaneaangifte.
§121. Wanneer een geadresseerde weigert een zending te aanvaarden, zendt de koeriersdienst de zending terug naar de afzender met een nieuw vervoerscontract en een kruisverwijzing naar het oude vervoerscontract. Via deze procedure kunnen de bevoegde douaneautoriteiten controleren of deze zendingen het douanegebied van de Unie fysiek hebben verlaten, zodat ze, na een verzoek van de aangever van de douaneaangifte voor invoer, de aangifte ongeldig kunnen maken in overeenstemming met artikel 148, lid 3 DWU DA en, indien van toepassing, de btw kunnen terugbetalen. Deze op een audit gebaseerde controle kan via de “track and trace”-systemen van de koeriersdiensten gebeuren.
§122. Overeenkomstig artikel 270 DWU is de wederuitvoer van toepassing op niet-Uniegoederen die zijn geplaatst onder de regeling douane-entrepot, actieve veredeling of tijdelijke invoer of zich onder tijdelijke opslag bevonden. Aangezien de meeste zendingen met een geringe waarde in het vrije verkeer zijn gebracht, hebben ze de status van Uniegoederen en kunnen ze in het geval van een terugzending niet wederuitgevoerd worden.
§123. Indien de goederen niet konden worden geleverd of werden geweigerd door de geadresseerde (d.w.z. de consument in de Unie), moet de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen ongeldig worden gemaakt om de verplichting tot betaling van de btw op te heffen. De aangever dient het verzoek tot ongeldigmaking in ná de terugzending van de goederen met een nieuwe vervoersovereenkomst waarin een kruisverwijzing is opgenomen naar:
§124. Het verzoek tot ongeldigmaking van de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen gebeurt overeenkomstig artikel 148, lid 3 DWU DA, dat stelt:
“3. Wanneer goederen die zijn verkocht in het kader van een overeenkomst op afstand zoals omschreven in artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, in het vrije verkeer zijn gebracht en worden teruggezonden, wordt de douaneaangifte ongeldig gemaakt nadat de goederen zijn vrijgegeven, op een met redenen omkleed verzoek van de aangever, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) het verzoek wordt ingediend binnen 90 dagen na de datum van aanvaarding van de douaneaangifte;
b) de goederen zijn uitgevoerd om te worden teruggezonden naar het adres van de oorspronkelijke leverancier of naar een ander door die leverancier opgegeven adres.”
§125. De ongeldigmaking van de douaneaangifte is een rechtshandeling verricht door de bevoegde douaneautoriteiten naar aanleiding van een met reden omklede aanvraag van de aangever en op basis van een genomen beschikking door de bevoegde douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 22 DWU.
§126. In het geval van een elektronische douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen, moet een formele aanvraag voor ongeldigmaking van deze douaneaangifte (en een aanvraag tot terugbetaling) worden ingediend bij de bevoegde douaneautoriteit, zoals opgenomen in de “Circulaire betreffende terugbetaling en kwijtschelding”. De ongeldigmaking is verplicht opdat de invoer-btw schuld teniet zou gaan.
§127. Voor de bijzondere regeling “Special Arrangements” kunnen douaneaangiften H7 voor geweigerde of onbestelbare zendingen automatisch ongeldig worden gemaakt via het systeem, op voorwaarde dat de ongeldigmaking wordt aangevraagd binnen de goedgekeurde periode, dit is de periode tussen het moment van aanvaarding van de douaneaangifte en de veertiende dag volgend op de maand van aanvaarding.
Voorbeeld: Voor een invoer in juli kan de ongeldigmaking gebeuren tot 14 augustus.
Voor alle ongeldigmakingen moet een met redenen omkleed verzoek worden ingediend bij de bevoegde douaneautoriteiten binnen 90 dagen na de datum van aanvaarding van de douaneaangifte, zoals opgenomen in §§ 123 t/m 126 en in overeenstemming met de “Circulaire betreffende terugbetaling en kwijtschelding”.
§128. Een verzoek voor ongeldigmaking van de douaneaangifte kan uitsluitend worden aangevraagd door de aangever, overeenkomstig artikel 174 DWU. In het kader van de invoer van zendingen met een geringe waarde, kunnen zich met betrekking tot de aangever de volgende situaties voordoen:
a) de aangifte wordt ingediend door de geadresseerde (d.w.z. de importeur) in de Unie (in zijn eigen naam en voor eigen rekening);
b) de aangifte wordt ingediend door een directe vertegenwoordiger (bijvoorbeeld postaanbieder, koeriersdienst of douanevertegenwoordiger) in naam en voor rekening van de geadresseerde (d.w.z. de importeur) in de Unie;
c) de aangifte wordt ingediend door een indirecte vertegenwoordiger (bijvoorbeeld postaanbieder, koeriersdienst of douanevertegenwoordiger) in zijn eigen naam, maar voor rekening van de geadresseerde (d.w.z. de importeur) in de Unie;
d) indien de postaanbieder/koeriersdienst/douanevertegenwoordiger niet verklaart dat hij/zij als vertegenwoordiger optreedt wordt deze derhalve geacht in eigen naam en voor eigen rekening te handelen, bijgevolg met alle verantwoordelijkheden dat dit als aangever met zich meebrengt, met inbegrip van het worden van de btw-schuldenaar.
In de situaties onder de punten a) en b) is de aangever doorgaans een particulier, d.w.z. de consument in de Unie. In punt c) wordt de indirecte vertegenwoordiger de aangever.
§129. Er moet op gewezen worden dat indien de douanevertegenwoordiger gemachtigd is gebruik te maken van indirecte vertegenwoordiging bij de initiële douaneafhandeling, hij de aangever in het proces wordt en hij bijgevolg geen verdere machtiging nodig heeft om de douaneaangifte te wijzigen of ongeldig te maken. De aangever heeft namelijk het recht te verzoeken om wijziging (artikel 173 DWU) of ongeldigmaking (artikel 174 DWU) van de douaneaangifte.
§130. Aangezien goederen met een geringe waarde in post- en expreszendingen kunnen worden teruggezonden via een uitvoeraangifte door enige andere handeling, d.w.z. zonder indienen van een formele standaard aangifte voor uitvoer, kunnen de bevoegde douaneautoriteiten bijkomende bewijzen vragen aan de aanbieders die aantonen dat de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten. Aan de hand van dat bewijsmateriaal leveren de bevoegde douaneautoriteiten een beschikking af betreffende de ongeldigmaking van de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen.
§131. Als de goederen met succes werden geleverd bij de importeur en de importeur beslist achteraf om de goederen terug te zenden naar de verkoper, zal de procedure afhangen van de instructies van de onderliggende verkoper aan de consument met betrekking tot de organisatie van de terugzending.
§132. De verkoper betaalt de btw terug aan de consument (d.w.z. de importeur) als onderdeel van de teruggave van de waarde van de goederen. Vervolgens brengt de verkoper (of zijn tussenpersoon) die gebruik maakt van de bijzondere regeling “IOSS” een correctie aan in de periodieke “IOSS-btw-aangifte” en in zijn btw-administratie, en het bewijs van terugzending (dat de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten) wordt in zijn administratie bewaard.
§133. Soms gebeurt het dat de ingevoerde goederen defect zijn, maar waarbij de verkoper de importeur toestemming geeft om deze defecte goederen te behouden in plaats van deze terug te zenden, waarna de verkoper nieuwe goederen verzendt. Vanuit douanestandpunt zullen er twee douaneaangiften voor het in het vrije verkeer brengen worden ingediend, aangezien ze betrekking hebben op verschillende goederen en bijgevolg moet de btw betaald worden voor beide douaneaangiften.
§134. Een terugzending van goederen in het kader van de bijzondere regeling “Special Arrangements” wordt behandeld als een normale terugzending. Uitsluitend geweigerde of onbestelbare zendingen komen in aanmerking voor de vereenvoudiging zoals voorzien in de wetgeving.
§135. Deze circulaire vervangt de “Circulaire 2021/C/58 betreffende de invoer en uitvoer van zendingen met een geringe waarde in het kader van e-commerce".
Voor de Administrateur-generaal,
Jo Lemaire
Adviseur-generaal
Interne referentie: D.I. 530.9/D.D. 019.494
1
Artikelnr. | Productbenaming | Prijs | Btw | Totale prijs |
1 | Winterjas | 140 EUR | 28 EUR | 168 EUR |
Artikelnr. | Productbenaming | Prijs | Btw | Totale prijs |
1 | Winterjas | 160 EUR | 32 EUR | 192 EUR |
G.E. 13 04 000 000 | Importeur | Persoon (particulier of rechtspersoon) |
G.E. 13 05 000 000 | Aangever | Postaanbieder/koeriersdienst/andere douanevertegenwoordiger |
G.E. 13 06 000 000 | Vertegenwoordiger | Postaanbieder/koeriersdienst/andere douanevertegenwoordiger |
G.E. 13 06 030 000 | Status vertegenwoordiger | Code “3” (indirecte vertegenwoordiging in de zin van artikel 18, lid 1 DWU |
Intrinsieke waarde | Soort aangifte | Toepassingsperiode | Toepassingsvoorwaarden |
Goederen ≤ 150 EUR | Elektronische douaneaangifte H7 | Sinds 1 juli 2021 | - Goederen die genieten van vrijstelling van douanerechten (artikel 23 of 25 Verordening DV) - Verboden en beperkingen - Uitsluitend douaneregeling 40 00 |
Goederen in een postzending ≤ 1.000 EUR | Elektronische douaneaangifte H6 | Vanaf de upgrade van het nationale systeem | - Verboden en beperkingen - Douaneregeling 42/63 |
Douaneaangifte gebruikmakend van Bijlage 9 DWU TDA | Tot de upgrade van het nationale systeem |
| |
Goederen > 1.000 EUR | Elektronische douaneaangifte H1 | Vanaf de upgrade van het nationale systeem |
|
Douaneaangifte gebruikmakend van Bijlage 9 DWU TDA | Tot de upgrade van het nationale systeem |
|
Soort zending | Waarde van de goederen | Douaneformaliteiten van toepassing | Formaliteiten van toepassing op de teruggave van de btw | ||
Uitvoer van Uniegoederen | Terugzending van ingevoerde goederen | ||||
Post- en expreszendingen | ≤ 150 EUR (IOSS en niet-IOSS) | Aangifte door enige andere handeling | Aangifte door enige andere handeling met bepaalde gegevens die moeten worden aanvaard door en die beschikbaar moeten zijn voor de douane (In overeenstemming met artikel 141, lid 4 en lid 4 bis, en, indien van toepassing, met artikel 142, punt b) DWU DA) | Ongeldigmaking van de douaneaangifte voor invoer en tenietgaan van de btw-verplichting.
| |
IOSS
Terugbetaling btw rechtstreeks door leverancier | Niet-IOSS
Terugbetaling btw of kwijtschelding door douane- of belastingautoriteiten. | ||||
> 150 EUR ≤ 1.000 EUR | Aangifte door enige andere handeling Bepaalde gegevens moeten worden aanvaard door en beschikbaar zijn voor de douane | Elektronische uitvoeraangifte |
Ongeldigmaking van de douaneaangifte voor invoer en tenietgaan van de btw-verplichting
|
*Uitsluitend van toepassing op B2C-transacties
1
Aangifte | Gegevensset in Bijlage B | Aangever | Rechtsgrondslag | Transacties | Mechanisme voor de inning van btw | Overgang | Toepassingsgebied |
Douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen van bepaalde zendingen met een geringe waarde | H7 | Iedereen, behalve btw-stelsel bijzondere regeling “Special arrangements” | Artikel 143 bis DWU DA | C2C, B2C en B2B | De bijzondere regeling “IOSS*” De bijzondere regeling “Special Arrangements*” Het standaard mechanisme voor inning | Niet van toepassing in België | - Goederen vrijgesteld van douanerechten overeenkomstig artikelen 23, lid 1, en 25, lid 1 Verordening DV - Goederen niet onderworpen aan verboden en beperkingen - Code douaneregeling altijd “40 00” |
Vereenvoudigde invoeraangifte | I1 | Elke persoon/houder van vergunning voor vereenvoudigde aangifte | Artikel | C2C, B2C en B2B | De bijzondere regeling “IOSS*” De bijzondere regeling “Special Arrangements*” Het standaard mechanisme voor inning | Tot 31 december 2022, gegevensset voorzien in Bijlage 9, aanhangsel A, tabel 7 DWU TDA (zie artikel 2, lid 4 g) DWU DA) | Alle goederen |
Douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen - volledige gegevensset | H1 | Iedereen | Artikel | C2C, B2C en B2B | De bijzondere regeling “IOSS*” De bijzondere regeling “Special Arrangements*” Het standaard mechanisme voor inning | Tot 31 december 2022, gegevensset voorzien in Bijlage 9, aanhangsel C1, kolom H DWU TDA (zie artikel 2, lid 4 g) DWU DA) | Alle goederen |
Douaneaangifte in postverkeer voor het in het vrije verkeer brengen | H6 | Postaanbieder | Artikel 144 DWU DA | C2C, B2C en B2B | De bijzondere regeling “IOSS*” De bijzondere regeling “Special Arrangements*” Het standaard mechanisme voor inning | Douaneaangifte gebruikmakend van Bijlage 9 DWU TDA | - Goederen waarvan de waarde niet meer bedraagt dan 1.000 EUR - Goederen niet onderworpen aan verboden en beperkingen - Geen gebruik van douaneregelingen 42/63 |
Type leveranciers | Directe/Indirecte registratie | Lidstaat van identificatie | Tussenpersoon |
EU-leveranciers (verkoop bv. via de eigen website) | Directe registratie | EU-lidstaat van vestiging | Kan een tussenpersoon aanwijzen |
Niet-Unie-leveranciers uit landen die met de Unie een overeenkomst hebben gesloten inzake wederzijdse bijstand op het gebied van de btw (verkoop vanuit dat land bv. via de eigen website) | Directe registratie | EU-lidstaat van keuze | Kan een tussenpersoon aanwijzen |
Alle andere niet-Unie-leveranciers (verkoop bv. via de eigen website) | Indirecte registratie | EU-lidstaat van vestiging van de tussenpersoon | Moet een tussenpersoon aanwijzen |
Elektronische interfaces in de Unie die gelijkgestelde leveranciers zijn | Directe registratie | EU-lidstaat van vestiging | Kan een tussenpersoon aanwijzen |
Elektronische interfaces in niet-Unie-landen die met de Unie een overeenkomst hebben gesloten inzake wederzijdse bijstand op het gebied van de btw voor leveringen uit dat land | Directe registratie | EU-lidstaat van keuze | Kan een tussenpersoon aanwijzen |
Alle andere niet in de Unie gevestigde elektronische interfaces die gelijkgestelde leveranciers zijn | Indirecte registratie | EU-lidstaat van vestiging van de tussenpersoon | Moet een tussenpersoon aanwijzen |
[1] Elke overeenkomst gesloten tussen de handelaar en de consument in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar en de consument, waarbij, tot en met de sluiting van de overeenkomst, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer communicatietechnieken op afstand.
[2] De vrijstelling van invoer-btw voor C2C-geschenkzendingen waarvan de waarde niet meer dan 45 EUR bedraagt, zoals in Richtlijn 2006/79/EG is uiteengezet, blijft van toepassing. Deze leveringen dragen een incidenteel karakter en bevatten uitsluitend goederen bestemd voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde dan wel voor gebruik door leden van zijn gezin, en worden gezonden zonder dat hiervoor enigerlei tegenprestatie of betaling plaatsvindt.
[3] In het kader van de bijzondere regeling “Special Arrangements” kan de douaneaangifte H7 evenwel uitsluitend worden gebruikt door de persoon die de goederen bij de douane aanbrengt.
[4] Krachtens de Verordening 1186/2009 van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen gaat het onder meer om de goederen die onder de posten 2203 tot en met 2208 van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld.
[5] Krachtens artikel 1, lid 2, punt c) van Richtlijn 2006/79/EG zijn “kleine zendingen zonder commercieel karakter” zendingen die: c) zijn samengesteld uit goederen waarvan de totale waarde niet meer bedraagt dan 45 EUR.
[6] Er moet worden opgemerkt dat dit een vereenvoudigd scenario is, er bestaan verschillende alternatieven. (bijvoorbeeld in geval van betaling kan dit ook op het ogenblik van de
levering gebeuren).
Bron: Fisconetplus