De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Vennootschapsbelasting publiceerde op 16/01/2022 de Circulaire 2023/C/10 – Addendum aan de circulaire 2022/C/33 over de berekening van de 80 %-grens
circulaire 2022/C/33 van 31.03.2022 over de vaststelling van het wettelijke rustpensioen in het kader van de aanvullende pensioenen voor bedrijfsleiders die aan het sociaal statuut van de zelfstandigen onderworpen zijnDeze circulaire is een aanvulling van de en het addendum eraan, de circulaire 2022/C/79 van 29.08.2022.
Inhoudstafel
1. De circulaire 2022/C/33 bespreekt de gevolgen van de afschaffing van de harmonisatiecoëfficiënt (1) door de W 15.06.2021 bij de vaststelling van het wettelijke rustpensioen voor de berekening van de 80 %-grens in het kader van de aanvullende pensioenen voor bedrijfsleiders die aan het sociaal statuut van de zelfstandigen onderworpen zijn.
(1) Ook wel correctiecoëfficiënt genoemd. Die coëfficiënt is gelijk aan 1 vanaf 2021.
2. Om de raming van het wettelijke pensioen zo dicht mogelijk te laten aansluiten bij het wettelijke pensioen dat werkelijk zou worden toegekend, rekening houdend met de gekende gegevens voor de periode waarin de premie werd betaald, wordt in nr. 4 van de voormelde circulaire meegedeeld dat de raming uitgaat van een splitsing van de loopbaan in twee periodes, namelijk een periode waarvoor de harmonisatiecoëfficiënt van toepassing was (vóór 2021) en een periode waarvoor die coëfficiënt niet meer van toepassing is (vanaf 2021).
3. Voor de jaren vóór 2021 waarin de bedrijfsleider zijn activiteit heeft uitgeoefend als zelfstandige mag het wettelijke rustpensioen voor die periode worden geraamd op 25 % van zijn bruto-inkomen van het jaar 2020, zonder dat het resultaat lager of hoger mag zijn dan respectievelijk het vast te stellen minimum- of maximumpensioen voor het betreffende jaar (d.w.z. het jaar waarvoor de 80 %-grens wordt berekend).
Voor de andere jaren (d.w.z. de jaren waarin de activiteit werd uitgeoefend als werknemer en de jaren vanaf 2021 waarin de activiteit werd uitgeoefend als zelfstandige) mag het wettelijke rustpensioen worden geraamd op 50 % van zijn bruto-inkomen dat in aanmerking moet worden genomen voor het belastbare tijdperk, in voorkomend geval beperkt tot de grens van het inkomen (brutobezoldigingen).
4. Het maximumpensioen zoals bedoeld in het nr. 3 wordt vastgesteld in een circulaire die jaarlijks wordt gepubliceerd (2).
(2) Voor het jaar 2021 bedraagt het bedoelde maximumpensioen 35.896,43 euro. Er kan ter zake nuttig worden verwezen naar het nr. 7 van de circulaire 2022/C/81 over de grensbedragen inzake aanvullende pensioenen.
Er is evenwel gebleken dat het gebruik van het maximumpensioen van het jaar waarvoor de 80%-grens wordt berekend voor de jaren vóór 2021 waarin de bedrijfsleider zijn activiteit heeft uitgeoefend als zelfstandige in een aantal gevallen kan leiden tot een overschatting van dat maximumpensioen (3).
(3) Bij de berekening van het maximumpensioen van het jaar waarvoor de 80%-grens wordt berekend wordt vanaf 01.01.2021 in principe rekening gehouden met een factor 50 %, zowel voor de jaren vóór 2021 als voor de jaren vanaf 2021. De raming van het wettelijke pensioen voor de jaren vóór 2021 zou evenwel moeten uitgaan van een factor 25 %.
5. Vandaar dat wordt verduidelijkt dat voor de jaren vóór 2021 rekening mag worden gehouden met een maximumpensioen dat de helft bedraagt van het maximumpensioen dat wordt vastgesteld voor het jaar waarvoor de 80 %-grens wordt berekend (4).
(4) Voor de berekening van de 80 %-grens voor het jaar 2021 mag bijgevolg voor de jaren vóór 2021 waarin de bedrijfsleider zijn activiteit heeft uitgeoefend als zelfstandige een maximumpensioen van 17.948,215 euro worden gehanteerd. Voor het jaar 2022 bedraagt het voormeld maximumpensioen in principe 19.118,37 euro.
6. Voor zover als nodig wordt er overigens verduidelijkt dat de administratieve tolerantie zoals bedoeld in het nr. 5 van de circulaire 2022/C/79 die betrekking heeft op de premie-excedenten die voortvloeien uit de afschaffing van de harmonisatiecoëfficiënt, voorwaardelijk (5) van toepassing is op die excedenten die als voorschot gelden voor de verschuldigde premies na de aanslagjaren 2022 en 2023, en dit zonder beperking in de tijd.
(5) De vennootschap moet het premie-excedent boeken op een rekening '49 Over te dragen kosten' ten laatste voor het aanslagjaar 2023 in de mate dat dit premie-excedent niet werd aangewend voor het aanslagjaar 2023. Er wordt immers aan herinnerd dat het premie-excedent dat bij administratieve tolerantie als voorschot kwalificeert, het volgende jaar, bij het aanmerken als kost, net zoals de gewone premie, in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de 80 %-grens.
NAMENS DE MINISTER:
Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit,
Danny DELVAUX
Adviseur-generaal
Interne ref.: 734.978
Bron: Fisconetplus